VAN DE REDACTIE
Geachte lezers,
Zoals U allen bekend, zijn de vaste medewerkers van de scheepskrant overgeplaatst wat tengevolge had dat de krant enigszins in het gedrang is gekomen. Bij gebrek aan copy en redactieleden is de krant dan ook enige tijd niet verschenen. De nieuw aan boord geplaatste telegrafisten, die eerst nog moesten inslingeren, hadden in het begin wel iets anders aan hun hoofd dan een scheepskrant.
Toen zij dus eenmaal wisten wat er loos was, kwam ook de krant weer in de belangstelling en werd besloten, om deze weer te laten verschijnen, al is de eerste maar heel povertjes geworden.
Zoals U ook wel zult weten, alle begin is moeilijk, zo ook voor ons, nieuwe redactieleden. De nodige ervaring en routine ontbreekt ons nog, maar met een beetje goede wil en UW COPY hopen we er toch te komen, en dat zal ook wel lukken.
Het is echter niet alleen onze krant, maar ook UW krant, dus mensen, help eens, laat jullie handen wapperen, nu eens niet voor een potje, maar voor een paar regeltjes voor de krant, die jullie dan ook nog de nodige potjes oplevert. Wij verwachten dan ook binnen een afzienbare tijd een stroom copy, ontsproten aan jullie van lumineuze ideeën overlopende hoofden.
Aarzel niet Uw idee op papier te zetten, alles is van harte welkom.
Denk nu eens niet van “Harde Steunzool”, maar doe iets, lever iets in, en loop niet te griepen van wat een “snertkrant” is het deze week en wat weinig, maar help ons deze krant weer op te bouwen tot wat het geweest is, of nog groter te maken, alles is mogelijk, vooral met JULLIE HULP.
Mogen wij dan deze nieuwe redactie voorstellen.
BERTS, R.H. – PLEYSIER, H. – BARENS, P. – MULDER, B. – POUWER, G. – REINDERS, J.
Copy voor de scheepskrant dient iedere zaterdag voor 12.00 uur in het bezit van de redaktie te zijn. De copy kan worden ingeleverd op bureau administratie. Het honorarium bedraagt NAFL. 1,-- per gepubliceerde bladzijde. Plaatsing van ingezonden copy wil niet zeggen dat de redactie dezelfde mening is toegedaan als de inzender.
Niets uit deze wekelijkse uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopy of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redaktie en de desbetreffende acteur.
Advettentie NAFL. 1,-- per regel. Per die man wordt één krant verstrekt.
Geachte lezers,
Zoals U allen bekend, zijn de vaste medewerkers van de scheepskrant overgeplaatst wat tengevolge had dat de krant enigszins in het gedrang is gekomen. Bij gebrek aan copy en redactieleden is de krant dan ook enige tijd niet verschenen. De nieuw aan boord geplaatste telegrafisten, die eerst nog moesten inslingeren, hadden in het begin wel iets anders aan hun hoofd dan een scheepskrant.
Toen zij dus eenmaal wisten wat er loos was, kwam ook de krant weer in de belangstelling en werd besloten, om deze weer te laten verschijnen, al is de eerste maar heel povertjes geworden.
Zoals U ook wel zult weten, alle begin is moeilijk, zo ook voor ons, nieuwe redactieleden. De nodige ervaring en routine ontbreekt ons nog, maar met een beetje goede wil en UW COPY hopen we er toch te komen, en dat zal ook wel lukken.
Het is echter niet alleen onze krant, maar ook UW krant, dus mensen, help eens, laat jullie handen wapperen, nu eens niet voor een potje, maar voor een paar regeltjes voor de krant, die jullie dan ook nog de nodige potjes oplevert. Wij verwachten dan ook binnen een afzienbare tijd een stroom copy, ontsproten aan jullie van lumineuze ideeën overlopende hoofden.
Aarzel niet Uw idee op papier te zetten, alles is van harte welkom.
Denk nu eens niet van “Harde Steunzool”, maar doe iets, lever iets in, en loop niet te griepen van wat een “snertkrant” is het deze week en wat weinig, maar help ons deze krant weer op te bouwen tot wat het geweest is, of nog groter te maken, alles is mogelijk, vooral met JULLIE HULP.
Mogen wij dan deze nieuwe redactie voorstellen.
BERTS, R.H. – PLEYSIER, H. – BARENS, P. – MULDER, B. – POUWER, G. – REINDERS, J.
Copy voor de scheepskrant dient iedere zaterdag voor 12.00 uur in het bezit van de redaktie te zijn. De copy kan worden ingeleverd op bureau administratie. Het honorarium bedraagt NAFL. 1,-- per gepubliceerde bladzijde. Plaatsing van ingezonden copy wil niet zeggen dat de redactie dezelfde mening is toegedaan als de inzender.
Niets uit deze wekelijkse uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopy of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redaktie en de desbetreffende acteur.
Advettentie NAFL. 1,-- per regel. Per die man wordt één krant verstrekt.
Barbados, een Brits- Westindisch eiland, tot e kleinste Antillen en de Eilanden boven de wind behorende, ligt op 13-04 noorder breedte en 59-37 wester lengte, en telt op 430 vierkante kilometer 212.366 inwoners, van wie 90% kleurlingen.
In het Noorden, Westen en Zuiden is het laag, maar het verheit zich terrasgewijs naar het N.O., waar de kusten zich steil verheffen. Het eiland is omgeven door koraalriffen. De aanzienlijkste toppen, de mount Hillaby en de mount Misery, zijn slechts 336 en 321 meter hoog. De heuvels bestaan er uit koraal, kalk, mergel en zandsteen; de kalkachtige bodem is met een dunne laag vruchtbare aarde bedekt.
Er ontspringen Eitumineuze bronnen, doch er zijn geen rivieren of beken. Het klimaat is gezond en van Januari tot Mei zeer aangenaam. In Juni neemt de regentijd een aanvang, en van Augustus tot November heerst er een grote hitte en wordt het eiland somtijds geteisterd door vreselijke orkanen.
De gemiddelde temperatuur bedraagt 27,4 graden celcius, en de gemiddelde neerslag 1470 en in het heuvelland 1600 mm. het eiland ligt in de N.O. passaat. Aardbevingen komen er niet zo dikwijls voor als op de overige West- Indische eilanden. De landbouw is van groot belang.
Van een oppervlakte van 43120 ha. Zijn ongeveer 27540 ha. bebouwd, waarvan 14902 ha. met suikerriet beplant. De opbrengst bedroeg 94531 ton suiker en 7853654 w gallons melasse. Op het eiland zijn een honderdtal suiker en melasse fabrieken, benevens 3 rumstokerijen; de rumproductie bedroeg 1687324 p wins gallons. De belangrijkste voortbrengselen zijn suiker, koffie, graan, indigo, gember, sisalhennep, katoen, batalen, copra en hout. De zeevisserij wordt uitgeoefend door 1200 mannen en 600 à 700 vrouwen op een paar honderd kleine boten. Uitvoerproducten zijn: suiker, rum, tamarinde, katoenlint en margarine. De spoorweg, die de hoofdstad Bridgetown met het binnenland verbindt, heeft een lengte van 39 km.
Aan de kust liggen kleine zomer en winterbadplaatsen, Speightstown, Codrington collego.
Barbados heeft een gouverneur, die tevens bewind/hebber is over de groep der Windward eilanden. Hij wordt bijgestaan door een raad van 10 en door een volks vertegenwoordiging van 24 leden.
Barbados werd in 1519 door de Portugezen ontdekt, maar het bleef wel een eeuw na de ontdekking van Amerika onbekend. In 1605 namen de Engelsen het in bezit en in 1624 werd er door een Engelsman, Dean, de eerste volksplanting gesticht. In 1627 werd het eigendom van twee adellijke geslachten, Marlborough en Cavishe en eerst in 1652 ging het weder over op de Engelse Kroon.
Het eiland heeft gedurig geleden onder vreselijke orkanen, door de gele koorts en de cholera, alsmede economisch door de afschaffing van de slavenhandel (1834).
E. van Soest.
In het Noorden, Westen en Zuiden is het laag, maar het verheit zich terrasgewijs naar het N.O., waar de kusten zich steil verheffen. Het eiland is omgeven door koraalriffen. De aanzienlijkste toppen, de mount Hillaby en de mount Misery, zijn slechts 336 en 321 meter hoog. De heuvels bestaan er uit koraal, kalk, mergel en zandsteen; de kalkachtige bodem is met een dunne laag vruchtbare aarde bedekt.
Er ontspringen Eitumineuze bronnen, doch er zijn geen rivieren of beken. Het klimaat is gezond en van Januari tot Mei zeer aangenaam. In Juni neemt de regentijd een aanvang, en van Augustus tot November heerst er een grote hitte en wordt het eiland somtijds geteisterd door vreselijke orkanen.
De gemiddelde temperatuur bedraagt 27,4 graden celcius, en de gemiddelde neerslag 1470 en in het heuvelland 1600 mm. het eiland ligt in de N.O. passaat. Aardbevingen komen er niet zo dikwijls voor als op de overige West- Indische eilanden. De landbouw is van groot belang.
Van een oppervlakte van 43120 ha. Zijn ongeveer 27540 ha. bebouwd, waarvan 14902 ha. met suikerriet beplant. De opbrengst bedroeg 94531 ton suiker en 7853654 w gallons melasse. Op het eiland zijn een honderdtal suiker en melasse fabrieken, benevens 3 rumstokerijen; de rumproductie bedroeg 1687324 p wins gallons. De belangrijkste voortbrengselen zijn suiker, koffie, graan, indigo, gember, sisalhennep, katoen, batalen, copra en hout. De zeevisserij wordt uitgeoefend door 1200 mannen en 600 à 700 vrouwen op een paar honderd kleine boten. Uitvoerproducten zijn: suiker, rum, tamarinde, katoenlint en margarine. De spoorweg, die de hoofdstad Bridgetown met het binnenland verbindt, heeft een lengte van 39 km.
Aan de kust liggen kleine zomer en winterbadplaatsen, Speightstown, Codrington collego.
Barbados heeft een gouverneur, die tevens bewind/hebber is over de groep der Windward eilanden. Hij wordt bijgestaan door een raad van 10 en door een volks vertegenwoordiging van 24 leden.
Barbados werd in 1519 door de Portugezen ontdekt, maar het bleef wel een eeuw na de ontdekking van Amerika onbekend. In 1605 namen de Engelsen het in bezit en in 1624 werd er door een Engelsman, Dean, de eerste volksplanting gesticht. In 1627 werd het eigendom van twee adellijke geslachten, Marlborough en Cavishe en eerst in 1652 ging het weder over op de Engelse Kroon.
Het eiland heeft gedurig geleden onder vreselijke orkanen, door de gele koorts en de cholera, alsmede economisch door de afschaffing van de slavenhandel (1834).
E. van Soest.
K O L D A R I A
TOCH EEN MOOIE PRESTATIE
Een Amsterdamse moeder zit met haar vijfjarig zoontje in de tram. Jaapje is een aardig kereltje, maar heeft veel kritiek op de grote mensen en steekt dat niet onder stoelen of banken. Zijn moeder, die hiervan nogal eens vervelende gevolgen ondervonden heeft, staat altijd doodsangst uit, als Jaapje zegt hoe hij over deze wereld en zijn mensen denkt. Ook nu verwacht zij weer moeilijkheden, omdat Jaapje met veel belangstelling staart naar tegenover hem zittende, nogal stijve oude dame, die bijna haaks kijkt van scheelheid. Als Jaapje, juist bij de halte, een inleidende opmerking over het kijken van deze dame maakt, vindt zijn moeder het beter om op te staan en de tram zo snel mogelijk te verlaten. Dit gebeurt echter niet snel genoeg om te voorkomen, dat Jaapje nog gelegenheid krijgt om tot de dame te zeggen:
“Wat jij doet, dat kan mijn zussie ook, maar niet zo lang als jij”.
EN HOE
Bij een in Parijs wonende gesjochten kunstschilder, die al in een paar dagen niets heeft gegeten, rinkelt de telefoon:
“Met Rotschild”?
“Och meneer, antwoordt de schilder, als u eens wist hoe verschrikkelijk verkeerd U verbonden bent”.
HET JUISTE WOORD
Een stotteraar in een bar bestelt:
-Een bo… bo… bo… kop koffie.
Hij drinkt zijn koffie op als de kelner weer in zijn buurt komt zegt hij nog eens:
-Een bo… bo… bo… kop koffie.
Als ook deze kop leeg is en de barman na enige tijd in zijn richting kijkt, steekt hij zijn hand op en gelukt het hem vlug uit te brengen:
-Een borrel.
-Wat zegt u, meneer? vraagt de barman.
-Een bo… bo… bo… kop koffie.
KENNIS IS MACHT
Kleine Klaas, die pas lezen heeft geleerd, beproeft zijn krachten op de krant.
-Pappie wat betekent mode?
-Klets mij niet aan het hoofd, antwoordt de vader, die met zijn kasboek in de knoop zit. Klaasje een paar minuten later.
-Pappie, ik lees nog een gek woord. Wat is contact?.
-Zeur toch niet. Ik ben bezig.
Nog even later.
-Wat is familie?.
-Val mij toch niet telkens lastig!
-Bent U kwaad omdat ik vraag, pappie?
-Wel neen, jongen, vraag jij maar gerust, daar leer je van.
TRAKTATIE
Landloper aan de deur.
-Hebt U niet een stukje krentebrood of cake voor me?
-Is gewoon brood je te min?
-Dat niet, mevrouw. Maar ik ben vandaag jarig.
DE STEM DES BLOEDS
Een politieagent heeft in het holst van de nacht twee mannen aangehouden, die ruzie met elkaar maakten en beweerden, dat zij niet alleen dezelfde naam hadden, maar ook op het zelfde adres woonden. De politieagent bracht daarop naar dit adres. Nadat hij, zonder gevolg, een paar keer op de eerste etage heeft aangebeld, wordt op de tweede verdieping een raam geopend en buigt zich een vrouw naar buiten.
-Ik heb hier twee mannen bij me, zegt de agent, die beiden volhouden dat zij Mulder heten en in dit huis , onopgemerkt door zijn vrouw, op de eerste verdieping wonen.
-Dat is zo, antwoordt de vrouw. Zij wonen één hoog. Het zijn vader en zoon, maar zij kennen elkaar niet als bezopen zijn.
ONREDELIJK VERLANGEN
Van twee vrienden, die zich overfuifd hebben, komt één in het ziekhuis terecht. Als de kater voorbij is, bezoekt de ander de pechvogel, die roerloos in bed ligt met gespalkte benen en verbonden armen.
-Wat ies er eigenlijk precies gebeurd? vraagt hij.
-Je stond op de rand van het dakvenster en zei telkens dat je vliegen kon. En toen, op een zeker moment, sprong je. Een hele smak.
-Maar waarom heb je me dan niet tegengehouden?
-Wist ik dat je niet kon vliegen?
OOK EEN MOGELIJKHEID
-Waar heb jij zolang gezeten?
-Ik ben een half jaar op reis geweest.
-Op reis? Zo! Waarom heb je dan geen hoger beroep aangetekend?
HET LIDOEL
Een pasgetrouwd vrouwtje, dat voorlopig haar gezin zo klein mogelijk wilde houden, vroeg de oude familiedokter om advies.
-Er is een eenvoudig middeltje, dat nooit faalt, antwoorde deze. Tien keer buigen met gestrekte armen, zo dat je vingertoppen de punten van je schoenen aan raken.
-Is het waar? Vroeg het vrouwtje. Vóór of na?
-Inplaats van, antwoorde de dokter.
GERADEN
Een man komt ’s ochtends onverwacht thuis van zijn werk, omdat hij iets vergeten heeft. Hij komt binnen door de keukendeur die met haar rug naar hem toegekeerd staat. Op zijn tenen sluipt hij naar haar toe en legt zijn handen op haar ogen.
-een half bruin en vier kadetjes, zegt ze lachend.
BIJ NADER INZIEN
Een brave echtgenoot, die echter geen held is, komt onverwacht thuis en treft zowel zijn vrouw als de slaapkamer aan in een toestand, die een aan zekerheid afschuwelijk vermoeden bij hem doen opkomen.
-Ik verzeker je, dat ik die schoft zal vinden, schreeuwt hij en kijkt onder het bed. Hier is hij niet.
Dan rukt hij een kastdeur open.
-Hier is hij ook niet.
In de volgende kast die hij open trekt, blijkt echter een gorilla van een kerel te staan, even staart hij de man aan, slaat dan de deur weer dicht en zegt:
-En hier is hij ook niet.
TOCH EEN MOOIE PRESTATIE
Een Amsterdamse moeder zit met haar vijfjarig zoontje in de tram. Jaapje is een aardig kereltje, maar heeft veel kritiek op de grote mensen en steekt dat niet onder stoelen of banken. Zijn moeder, die hiervan nogal eens vervelende gevolgen ondervonden heeft, staat altijd doodsangst uit, als Jaapje zegt hoe hij over deze wereld en zijn mensen denkt. Ook nu verwacht zij weer moeilijkheden, omdat Jaapje met veel belangstelling staart naar tegenover hem zittende, nogal stijve oude dame, die bijna haaks kijkt van scheelheid. Als Jaapje, juist bij de halte, een inleidende opmerking over het kijken van deze dame maakt, vindt zijn moeder het beter om op te staan en de tram zo snel mogelijk te verlaten. Dit gebeurt echter niet snel genoeg om te voorkomen, dat Jaapje nog gelegenheid krijgt om tot de dame te zeggen:
“Wat jij doet, dat kan mijn zussie ook, maar niet zo lang als jij”.
EN HOE
Bij een in Parijs wonende gesjochten kunstschilder, die al in een paar dagen niets heeft gegeten, rinkelt de telefoon:
“Met Rotschild”?
“Och meneer, antwoordt de schilder, als u eens wist hoe verschrikkelijk verkeerd U verbonden bent”.
HET JUISTE WOORD
Een stotteraar in een bar bestelt:
-Een bo… bo… bo… kop koffie.
Hij drinkt zijn koffie op als de kelner weer in zijn buurt komt zegt hij nog eens:
-Een bo… bo… bo… kop koffie.
Als ook deze kop leeg is en de barman na enige tijd in zijn richting kijkt, steekt hij zijn hand op en gelukt het hem vlug uit te brengen:
-Een borrel.
-Wat zegt u, meneer? vraagt de barman.
-Een bo… bo… bo… kop koffie.
KENNIS IS MACHT
Kleine Klaas, die pas lezen heeft geleerd, beproeft zijn krachten op de krant.
-Pappie wat betekent mode?
-Klets mij niet aan het hoofd, antwoordt de vader, die met zijn kasboek in de knoop zit. Klaasje een paar minuten later.
-Pappie, ik lees nog een gek woord. Wat is contact?.
-Zeur toch niet. Ik ben bezig.
Nog even later.
-Wat is familie?.
-Val mij toch niet telkens lastig!
-Bent U kwaad omdat ik vraag, pappie?
-Wel neen, jongen, vraag jij maar gerust, daar leer je van.
TRAKTATIE
Landloper aan de deur.
-Hebt U niet een stukje krentebrood of cake voor me?
-Is gewoon brood je te min?
-Dat niet, mevrouw. Maar ik ben vandaag jarig.
DE STEM DES BLOEDS
Een politieagent heeft in het holst van de nacht twee mannen aangehouden, die ruzie met elkaar maakten en beweerden, dat zij niet alleen dezelfde naam hadden, maar ook op het zelfde adres woonden. De politieagent bracht daarop naar dit adres. Nadat hij, zonder gevolg, een paar keer op de eerste etage heeft aangebeld, wordt op de tweede verdieping een raam geopend en buigt zich een vrouw naar buiten.
-Ik heb hier twee mannen bij me, zegt de agent, die beiden volhouden dat zij Mulder heten en in dit huis , onopgemerkt door zijn vrouw, op de eerste verdieping wonen.
-Dat is zo, antwoordt de vrouw. Zij wonen één hoog. Het zijn vader en zoon, maar zij kennen elkaar niet als bezopen zijn.
ONREDELIJK VERLANGEN
Van twee vrienden, die zich overfuifd hebben, komt één in het ziekhuis terecht. Als de kater voorbij is, bezoekt de ander de pechvogel, die roerloos in bed ligt met gespalkte benen en verbonden armen.
-Wat ies er eigenlijk precies gebeurd? vraagt hij.
-Je stond op de rand van het dakvenster en zei telkens dat je vliegen kon. En toen, op een zeker moment, sprong je. Een hele smak.
-Maar waarom heb je me dan niet tegengehouden?
-Wist ik dat je niet kon vliegen?
OOK EEN MOGELIJKHEID
-Waar heb jij zolang gezeten?
-Ik ben een half jaar op reis geweest.
-Op reis? Zo! Waarom heb je dan geen hoger beroep aangetekend?
HET LIDOEL
Een pasgetrouwd vrouwtje, dat voorlopig haar gezin zo klein mogelijk wilde houden, vroeg de oude familiedokter om advies.
-Er is een eenvoudig middeltje, dat nooit faalt, antwoorde deze. Tien keer buigen met gestrekte armen, zo dat je vingertoppen de punten van je schoenen aan raken.
-Is het waar? Vroeg het vrouwtje. Vóór of na?
-Inplaats van, antwoorde de dokter.
GERADEN
Een man komt ’s ochtends onverwacht thuis van zijn werk, omdat hij iets vergeten heeft. Hij komt binnen door de keukendeur die met haar rug naar hem toegekeerd staat. Op zijn tenen sluipt hij naar haar toe en legt zijn handen op haar ogen.
-een half bruin en vier kadetjes, zegt ze lachend.
BIJ NADER INZIEN
Een brave echtgenoot, die echter geen held is, komt onverwacht thuis en treft zowel zijn vrouw als de slaapkamer aan in een toestand, die een aan zekerheid afschuwelijk vermoeden bij hem doen opkomen.
-Ik verzeker je, dat ik die schoft zal vinden, schreeuwt hij en kijkt onder het bed. Hier is hij niet.
Dan rukt hij een kastdeur open.
-Hier is hij ook niet.
In de volgende kast die hij open trekt, blijkt echter een gorilla van een kerel te staan, even staart hij de man aan, slaat dan de deur weer dicht en zegt:
-En hier is hij ook niet.
VLIEGKAMPSCHEPEN
Het vliegkampschip zoals wij het thans kennen dateert uit de laatste jaren van de eerste wereldoorlog, doch het spreekt vanzelf dat de pogingen om met een vliegtuig vanaf een schip te starten ouder zijn.
De eerste maal dat een vliegtuig van het dek van een oorlogsschip startte, had plaats op 14 november 1910, toen de amerikaanse vlieger Eugene Ely, een van de oudste vliegers van de Glen-Curtissfabrieken, opsteeg van het dek van de amerikaanse lichte kruiser Birmingham, liggende op de rede van Norfolk.
Op de bak van deze kruiser was een klein houten platform gebouwd, dat, naar de voorsteven toe afhelde en vanwaar Ely startte. Dit vliegdek was ontworpen door William MCEntee, een scheepsbouwkundigingenieur.
Het starten ging zonder moeilijkheden en het vliegtuig landde te Wiloughby Spit nabij Norfolk.
Met het vliegtuig aan boord te landen was toen nog niet mogelijk; dit geschiedde eerst korte tijd later, toen dezelfde Ely landde op een houten vliegdek, dat op de campagne van de pantserkruiser Pensylvania was aangebracht, terwijl dit schip in de baai van San Francisco lag; als vangkabels fungeerden 22 kabels die dwars over het dek waren gespannen en die de haak die aan het vliegtuig was bevestigd, moesten grijpen.
Het canvasscherm dat aan het eind van het vliegdek was opgesteld en dat in noodgeval dienst moest doen om het vliegtuig op te vangen behoefde gelukkig geen dienst te doen. Deze pogingen werden gedaan met wielvliegtuigen doch in Februari 1911 startte Ely nogmaals, nu met een wielvliegtuig dat ook drijvers bezat en waarmede hij neerstreek naast dezelfde pantserkruiser en toen weer aan boord werd gehesen.
Dit was het allereerste begin in de V.S. doch Engeland volgde spoedig.
Op 10 Januari 1912 startte de kapitein luitenant ter zee C. R. Samson van de britse marine vanaf de bak van het oude britse slagschip Africa; hij herhaalde dit op 8 mei 1912, tijdens de vlootrevue bij Weymouth en in Juli van dat jaar startte hij nogmaals van het dek van brits slagschip, nu van H.M.S. Hibernia en later nog van H.M.S. London.
Kort daarop, in 1913 werden deze proeven herhaald aan boord van een oude kruiser H.M.S. Hermes die op de bak een speciaal platform kreeg en tegen het einde van dat jaar kocht de britse admiraliteit een koopvaardijschip aan dat in September 1914 van stapel liep en bij deze gelegenheid Ark Royal werd gedoopt. Dit schip had een accommodatie voor 10 drijvervliegtuigen. Na het uitbreken van de oorlog in Augustus 1914 nam de admiraliteit drie kanaal boten over die werden verbouwd en zodanig werden ingericht dat zij vier vliegtuigen aan boord konden nemen. De admiraliteit had echter begrepen dat er wel toekomst zat in dit soort schepen en nam daartoe een voor Italiaanse rekening in aanbouw zijnde passagiersschip over en liet dit nog op stapel staande schip voorzien van een vliegdek.
Behoorde het eerste vliegkampschip H.M.S. Argus tot de z.g. gladdekschepen, de Eagle was het eerste schip dat met een eiland was uitgerust, evenals de Hermes. De Hermes van de britse marine die in 1923 in dienst kwam was het eerste schip dat als vliegkampschip voor de britse marine was ontworpen. Zoals we hiervoor hebben gezien, vonden reeds in 1910 de eerste proeven bij de Amerikaanse marine plaats, doch het duurde tot na de eerste wereldoorlog, alvorens de Amerikaanse marine de beschikking kreeg over een vliegkampschip.
Dit was de U.S.S. Langley, die op 20 maart 1922 in dienst werd gesteld.
Oorspronkelijk was dit een van de grote kolenboten van de Amerikaanse marine, die na de oorlog werd verbouwd. in dat zelfde jaar, stelde ook de Japanse marine haar eerste vliegkampschip, de Hosho in dienst.
HET VLIEGKAMPSCHIP GEDURENDE DE TWEEDE WERELDOORLOG.
De grote maritieme mogendheden beschikten allen over een aantal vliegkampschepen toen in September 1939 de tweede wereldoorlog uitbrak. De britse marine gebruikte de vliegkampschepen aanvankelijk voornamelijk bij de konvooibescherming in de wateren rond Engeland, de z.g. Western Approaches, doch na de torpedering van de Courageeus werden zij niet meer met deze taak belast. Wel werden zij daarna nog ingezet bij de z.g. jachtgroepen die poogden de duitse raiders te onderscheppen.
De britse marine gebruikte de vliegkampschepen ook wel voor enkele offensieve acties, o.a. voor de aanval op Tarente en bij de opsporing en vernietiging van het duitse slagschip de Bismarck.
Maar de grote offensieve mogelijkheden van het vliegkampschip werden pas benut na de Japanse aanval op Pearl Harbor, waar wel het grootste deel van de Amerikaanse slagvloot buiten gevecht werd gesteld, doch de toevallig afwezig zijnde vliegkampschepen de dans ontsprongen.
De Amerikaanse marine vormde enkele task forces rond de vliegkampschepen, beschermd door zware kruisers en torpedobootjagers.
Tijdens de slag in de Koraalzee kregen de Japanners voor het eerst met ernstige Amerikaanse tegenstand te kampen, doch waarbij deze laatste het grote vliegkampschip Lexington verloren, doch tijdens de slag bij Midway verloor de Japanse gevechtsgroep onder admiraal Nagumo haar vier vliegkampschepen Akagi, Kaga, Hiryu en de Soryu, terwijl de Amerikanen alleen de Yorktown verloren met nog enkele kleinere schepen.
De Japanse marine werd hierdoor volledig in het defensief gedrongen, want zij was niet in staat op korte termijn om deze vier vliegkampschepen en het verloren gegane geoefende personeel te vervangen. Toen de Amerikaanse industrie eenmaal goed op gang was gekomen, leverde deze vliegkampschepen in grote getalen op. Ook de marine luchtvaartdienst werd sterk uitgebreid en weldra konden de geallieerden het offensief overnemen.
Niet alleen werden grote vliegkampschepen gebouwd, zoals b.v. de eenheden van Essex-klasse doch ook lichte vliegkampschepen en hulpvliegkampschepen, (dit waren verbouwde koopvaarders) die vlugger gereed kwamen en die hen in staat stelde de geleden verliezen aan te vullen en hen weldra in steeds grotere aantallen bij de operaties in te schakelen.
De hulpvliegkampschepen waren speciaal bestemd voor de konvooibeveiliging en fungeerden later ook bij de z.g. jacht en ondersteuningsgroepen, waardoor de duitse onderzeeboten volkomen in het defensief werden gedrongen.
Aan het einde van de oorlog beschikte de Amerikaanse marine zelfs over supervliegkampschepen met een standaard waterverplaatsing van 45.000 ton die niet minder dan 137 vliegtuigen konden accomoderen terwijl kleinere vlootvliegkampschepen nog 80 tot 90 vliegtuigen aan boord konden nemen.
In totaal bezaten de Amerikanen toen meer dan 100 vliegkampschepen en de Britse marine meer dan 50.
Tijdens de oorlog vielen de vliegkampschepen uiteen in een aantal typen al naargelang de eisen, die er aan werden gesteld; de grootste typen, de vlootvliegkampschepen werden gebruikt bij de grote aanvalsoperaties, (b.v. de oude Enterprise) zij hadden een standaard waterverplaatsing van 22.000 tot 45.000 ton; de lichte vlootvliegkampschepen bezaten een waterverplaatsing van 11.000 tot 14.000 ton en konden zowel dienst doen bij de grote aanvalsoperaties, als ter ondersteuning dienen bij kleinere operaties bij smaldelen en koopvaardijconcentraties, terwijl de hulpvliegkampschepen voornamelijk dienst deden bij konvooien of als kern fungeerden bij jachtgroepen op vijandelijke onderzeeboten of oppervlakte schepen.
Zij werden ook als vliegtuigtransportschip gebruikt.
Het vliegkampschip zoals wij het thans kennen dateert uit de laatste jaren van de eerste wereldoorlog, doch het spreekt vanzelf dat de pogingen om met een vliegtuig vanaf een schip te starten ouder zijn.
De eerste maal dat een vliegtuig van het dek van een oorlogsschip startte, had plaats op 14 november 1910, toen de amerikaanse vlieger Eugene Ely, een van de oudste vliegers van de Glen-Curtissfabrieken, opsteeg van het dek van de amerikaanse lichte kruiser Birmingham, liggende op de rede van Norfolk.
Op de bak van deze kruiser was een klein houten platform gebouwd, dat, naar de voorsteven toe afhelde en vanwaar Ely startte. Dit vliegdek was ontworpen door William MCEntee, een scheepsbouwkundigingenieur.
Het starten ging zonder moeilijkheden en het vliegtuig landde te Wiloughby Spit nabij Norfolk.
Met het vliegtuig aan boord te landen was toen nog niet mogelijk; dit geschiedde eerst korte tijd later, toen dezelfde Ely landde op een houten vliegdek, dat op de campagne van de pantserkruiser Pensylvania was aangebracht, terwijl dit schip in de baai van San Francisco lag; als vangkabels fungeerden 22 kabels die dwars over het dek waren gespannen en die de haak die aan het vliegtuig was bevestigd, moesten grijpen.
Het canvasscherm dat aan het eind van het vliegdek was opgesteld en dat in noodgeval dienst moest doen om het vliegtuig op te vangen behoefde gelukkig geen dienst te doen. Deze pogingen werden gedaan met wielvliegtuigen doch in Februari 1911 startte Ely nogmaals, nu met een wielvliegtuig dat ook drijvers bezat en waarmede hij neerstreek naast dezelfde pantserkruiser en toen weer aan boord werd gehesen.
Dit was het allereerste begin in de V.S. doch Engeland volgde spoedig.
Op 10 Januari 1912 startte de kapitein luitenant ter zee C. R. Samson van de britse marine vanaf de bak van het oude britse slagschip Africa; hij herhaalde dit op 8 mei 1912, tijdens de vlootrevue bij Weymouth en in Juli van dat jaar startte hij nogmaals van het dek van brits slagschip, nu van H.M.S. Hibernia en later nog van H.M.S. London.
Kort daarop, in 1913 werden deze proeven herhaald aan boord van een oude kruiser H.M.S. Hermes die op de bak een speciaal platform kreeg en tegen het einde van dat jaar kocht de britse admiraliteit een koopvaardijschip aan dat in September 1914 van stapel liep en bij deze gelegenheid Ark Royal werd gedoopt. Dit schip had een accommodatie voor 10 drijvervliegtuigen. Na het uitbreken van de oorlog in Augustus 1914 nam de admiraliteit drie kanaal boten over die werden verbouwd en zodanig werden ingericht dat zij vier vliegtuigen aan boord konden nemen. De admiraliteit had echter begrepen dat er wel toekomst zat in dit soort schepen en nam daartoe een voor Italiaanse rekening in aanbouw zijnde passagiersschip over en liet dit nog op stapel staande schip voorzien van een vliegdek.
Behoorde het eerste vliegkampschip H.M.S. Argus tot de z.g. gladdekschepen, de Eagle was het eerste schip dat met een eiland was uitgerust, evenals de Hermes. De Hermes van de britse marine die in 1923 in dienst kwam was het eerste schip dat als vliegkampschip voor de britse marine was ontworpen. Zoals we hiervoor hebben gezien, vonden reeds in 1910 de eerste proeven bij de Amerikaanse marine plaats, doch het duurde tot na de eerste wereldoorlog, alvorens de Amerikaanse marine de beschikking kreeg over een vliegkampschip.
Dit was de U.S.S. Langley, die op 20 maart 1922 in dienst werd gesteld.
Oorspronkelijk was dit een van de grote kolenboten van de Amerikaanse marine, die na de oorlog werd verbouwd. in dat zelfde jaar, stelde ook de Japanse marine haar eerste vliegkampschip, de Hosho in dienst.
HET VLIEGKAMPSCHIP GEDURENDE DE TWEEDE WERELDOORLOG.
De grote maritieme mogendheden beschikten allen over een aantal vliegkampschepen toen in September 1939 de tweede wereldoorlog uitbrak. De britse marine gebruikte de vliegkampschepen aanvankelijk voornamelijk bij de konvooibescherming in de wateren rond Engeland, de z.g. Western Approaches, doch na de torpedering van de Courageeus werden zij niet meer met deze taak belast. Wel werden zij daarna nog ingezet bij de z.g. jachtgroepen die poogden de duitse raiders te onderscheppen.
De britse marine gebruikte de vliegkampschepen ook wel voor enkele offensieve acties, o.a. voor de aanval op Tarente en bij de opsporing en vernietiging van het duitse slagschip de Bismarck.
Maar de grote offensieve mogelijkheden van het vliegkampschip werden pas benut na de Japanse aanval op Pearl Harbor, waar wel het grootste deel van de Amerikaanse slagvloot buiten gevecht werd gesteld, doch de toevallig afwezig zijnde vliegkampschepen de dans ontsprongen.
De Amerikaanse marine vormde enkele task forces rond de vliegkampschepen, beschermd door zware kruisers en torpedobootjagers.
Tijdens de slag in de Koraalzee kregen de Japanners voor het eerst met ernstige Amerikaanse tegenstand te kampen, doch waarbij deze laatste het grote vliegkampschip Lexington verloren, doch tijdens de slag bij Midway verloor de Japanse gevechtsgroep onder admiraal Nagumo haar vier vliegkampschepen Akagi, Kaga, Hiryu en de Soryu, terwijl de Amerikanen alleen de Yorktown verloren met nog enkele kleinere schepen.
De Japanse marine werd hierdoor volledig in het defensief gedrongen, want zij was niet in staat op korte termijn om deze vier vliegkampschepen en het verloren gegane geoefende personeel te vervangen. Toen de Amerikaanse industrie eenmaal goed op gang was gekomen, leverde deze vliegkampschepen in grote getalen op. Ook de marine luchtvaartdienst werd sterk uitgebreid en weldra konden de geallieerden het offensief overnemen.
Niet alleen werden grote vliegkampschepen gebouwd, zoals b.v. de eenheden van Essex-klasse doch ook lichte vliegkampschepen en hulpvliegkampschepen, (dit waren verbouwde koopvaarders) die vlugger gereed kwamen en die hen in staat stelde de geleden verliezen aan te vullen en hen weldra in steeds grotere aantallen bij de operaties in te schakelen.
De hulpvliegkampschepen waren speciaal bestemd voor de konvooibeveiliging en fungeerden later ook bij de z.g. jacht en ondersteuningsgroepen, waardoor de duitse onderzeeboten volkomen in het defensief werden gedrongen.
Aan het einde van de oorlog beschikte de Amerikaanse marine zelfs over supervliegkampschepen met een standaard waterverplaatsing van 45.000 ton die niet minder dan 137 vliegtuigen konden accomoderen terwijl kleinere vlootvliegkampschepen nog 80 tot 90 vliegtuigen aan boord konden nemen.
In totaal bezaten de Amerikanen toen meer dan 100 vliegkampschepen en de Britse marine meer dan 50.
Tijdens de oorlog vielen de vliegkampschepen uiteen in een aantal typen al naargelang de eisen, die er aan werden gesteld; de grootste typen, de vlootvliegkampschepen werden gebruikt bij de grote aanvalsoperaties, (b.v. de oude Enterprise) zij hadden een standaard waterverplaatsing van 22.000 tot 45.000 ton; de lichte vlootvliegkampschepen bezaten een waterverplaatsing van 11.000 tot 14.000 ton en konden zowel dienst doen bij de grote aanvalsoperaties, als ter ondersteuning dienen bij kleinere operaties bij smaldelen en koopvaardijconcentraties, terwijl de hulpvliegkampschepen voornamelijk dienst deden bij konvooien of als kern fungeerden bij jachtgroepen op vijandelijke onderzeeboten of oppervlakte schepen.
Zij werden ook als vliegtuigtransportschip gebruikt.
Ideeën Bus
Over Hr. Ms. Augurk doen al heel veel verhalen de ronde, en vooral sterke verhalen die in de loop der jaren al hier en daar een beetje zijn aangedikt. Het betreft hier vaak de vreselijk grote afmetingen aan boord van dit schip. Ik denk b.v. aan het squadron mijnenvegers dat in haar dubbele bodem s.b.d. patrouilles uitvoorde, of aan het wagenpark dat nodig was, om de matrozen die te ver van het cafetaria verwijderd aan het werk waren ’s middags op te halen voor de “VETTE HAP”; behalve al deze leuke dingetjes, hadden we daar aan boord ook een idieeen bus, waar je de gekste dingen in tegen kon komen. Hierover wil ik jullie nu eens iets vertellen.
Toen ik jaren geleden op dit wereldberoemde schip geplaatst werd en na een dikke drie maanden was ingerouleerd, kreeg ik als taak toegewezen eens per week met een 4 tons truck de iedeeen bus te ledigen.
De rest van de week was ik dan druk bezig met alles uit te zoeken en de verschillende ideeen bij de desbetreffende instantie aan boord te bezorgen.
Hier volgt dan een greep uit een van m’n 4 tons ladingen.
Is het niet mogelijk, de mensen die als reserve op de wachtlijst staan en toch niets uitvoeren te werk te stellen bij de bottelier om onder diens leiding de verschillende kleuren muisjes van de technicolor uit te zoeken en appart te houden, want ik lust geen witte muizen terwijl matroos 3 de knul er stapel op is, zodat ik dan eventueel zijn rode op kan eten en hij mijn witte. Van dit idee is in al die jaren nog niets terecht gekomen, omdat het ministerie van lekkernijen van oordeel was, dat hier ondanks al de reserves niets van terecht kon komen i.v.m. het feit, dat er bij de selectie in Voorschoten niet genoeg gelet was op het feit of iemand al of niet kleurenblind was. Dit nu is enige jaren geleden al drastisch veranderd, men komt tegenwoordig de dienst niet meer in of men moet tenminste de kleuren wit en grijs uit elkaar kunnen houden. Voor wat betreft het dienstvak wasser zijn de eisen iets minder zwaar gesteld. Wasbazen zullen dus ook nooit op de wachtlijsten voorkomen, noch als daadwerkelijk wacht hebbende, noch als reserve, omdat men niet het risico wil lopen dat als het eerstdaags toch uitzoeken wordt, het niet weer een rotzooitje wordt met de muizen.
Zo zie je maar hoe zulke verstrekken-de gevolgen dit onnozele idee voor de marine gehad heeft.
Er is nog ruimte genoeg in de scheepskrant en daarom zal ik nog een greep doen.
Mochten er ondertussen mensen zijn die vroeger op de Augurk ook eens een idee hadden en deze op schrift gesteld in de bus hebben gegooid, dan zou het misschien wel leuk zijn om het verhaal wat daar dan ongetwijfeld aan vast zit eens op een vodje papier te zetten en in de radiohut af te geven; wij zorgen dan wel dat het piekfijn in de scheepskrant komt. Het is veel mooier iedereen tot je gehoor te kunnen rekenen, dan die paar maten die toevallig die avond bij je aan de bak zaten toen je bij een potje bier op je praatstoel zat. Hier dan de tweede greep.
Is het niet mogelijk om tijdens werkzaamheden in de tropen zoveel mogelijk de plunje in de kast te laten liggen en b.v. te werken in zwembroek en op slippers. Mijns inziens zou dit voor iedereen een grote kostenbesparing zijn, want in plaats van drie versleten kaki broeken kort en zes kaki kosten lang en zoveel hemden sport met blauwe rand, zou iedereen kunnen volstaan met de aanschaf van één nieuwe zwembroek per jaar.
Dit zo op het oog heel goed lijkende idee kon jammer genoeg in de ogen van de minister van onderwijs geen genade vinden. En met reden. Wij hadden namelijk in die dagen nog een opvoedende taak in een van onze rijksdelen over zee, en eerdergenoemde minister was niet geheel tenonrechte van mening dat opvoeden ten ene male niet in zwembroek behoorde te geschieden. Kort daarop heeft hij trouwens wel een vriend verloren aan zijn collega van financien, want op aandringen van de marineleiding moest deze toen grote hoeveelheden tentzeil in gaan kopen, waarvan wij ons van prachtige zonnetenten voorzagen.
De H.M.K. wilde toen ook niet achterblijven en heeft op z’n dooie akkertje een luchtkoelinstallatie aan laten leggen, wat wij tegenwoordig heel eenvoudig airco noemen.
Alhoewel we in onze tijd geen rijksdelen over zee meer hebben waar iets valt op te voeden, profiteren we evengoed nog alle dagen van het kleine ideetje uit de bus van onze oude augurk; mensen het tenue is dus nog steeds met kaki broek en sportwitje met de kaki kousen omhoog.
Over Hr. Ms. Augurk doen al heel veel verhalen de ronde, en vooral sterke verhalen die in de loop der jaren al hier en daar een beetje zijn aangedikt. Het betreft hier vaak de vreselijk grote afmetingen aan boord van dit schip. Ik denk b.v. aan het squadron mijnenvegers dat in haar dubbele bodem s.b.d. patrouilles uitvoorde, of aan het wagenpark dat nodig was, om de matrozen die te ver van het cafetaria verwijderd aan het werk waren ’s middags op te halen voor de “VETTE HAP”; behalve al deze leuke dingetjes, hadden we daar aan boord ook een idieeen bus, waar je de gekste dingen in tegen kon komen. Hierover wil ik jullie nu eens iets vertellen.
Toen ik jaren geleden op dit wereldberoemde schip geplaatst werd en na een dikke drie maanden was ingerouleerd, kreeg ik als taak toegewezen eens per week met een 4 tons truck de iedeeen bus te ledigen.
De rest van de week was ik dan druk bezig met alles uit te zoeken en de verschillende ideeen bij de desbetreffende instantie aan boord te bezorgen.
Hier volgt dan een greep uit een van m’n 4 tons ladingen.
Is het niet mogelijk, de mensen die als reserve op de wachtlijst staan en toch niets uitvoeren te werk te stellen bij de bottelier om onder diens leiding de verschillende kleuren muisjes van de technicolor uit te zoeken en appart te houden, want ik lust geen witte muizen terwijl matroos 3 de knul er stapel op is, zodat ik dan eventueel zijn rode op kan eten en hij mijn witte. Van dit idee is in al die jaren nog niets terecht gekomen, omdat het ministerie van lekkernijen van oordeel was, dat hier ondanks al de reserves niets van terecht kon komen i.v.m. het feit, dat er bij de selectie in Voorschoten niet genoeg gelet was op het feit of iemand al of niet kleurenblind was. Dit nu is enige jaren geleden al drastisch veranderd, men komt tegenwoordig de dienst niet meer in of men moet tenminste de kleuren wit en grijs uit elkaar kunnen houden. Voor wat betreft het dienstvak wasser zijn de eisen iets minder zwaar gesteld. Wasbazen zullen dus ook nooit op de wachtlijsten voorkomen, noch als daadwerkelijk wacht hebbende, noch als reserve, omdat men niet het risico wil lopen dat als het eerstdaags toch uitzoeken wordt, het niet weer een rotzooitje wordt met de muizen.
Zo zie je maar hoe zulke verstrekken-de gevolgen dit onnozele idee voor de marine gehad heeft.
Er is nog ruimte genoeg in de scheepskrant en daarom zal ik nog een greep doen.
Mochten er ondertussen mensen zijn die vroeger op de Augurk ook eens een idee hadden en deze op schrift gesteld in de bus hebben gegooid, dan zou het misschien wel leuk zijn om het verhaal wat daar dan ongetwijfeld aan vast zit eens op een vodje papier te zetten en in de radiohut af te geven; wij zorgen dan wel dat het piekfijn in de scheepskrant komt. Het is veel mooier iedereen tot je gehoor te kunnen rekenen, dan die paar maten die toevallig die avond bij je aan de bak zaten toen je bij een potje bier op je praatstoel zat. Hier dan de tweede greep.
Is het niet mogelijk om tijdens werkzaamheden in de tropen zoveel mogelijk de plunje in de kast te laten liggen en b.v. te werken in zwembroek en op slippers. Mijns inziens zou dit voor iedereen een grote kostenbesparing zijn, want in plaats van drie versleten kaki broeken kort en zes kaki kosten lang en zoveel hemden sport met blauwe rand, zou iedereen kunnen volstaan met de aanschaf van één nieuwe zwembroek per jaar.
Dit zo op het oog heel goed lijkende idee kon jammer genoeg in de ogen van de minister van onderwijs geen genade vinden. En met reden. Wij hadden namelijk in die dagen nog een opvoedende taak in een van onze rijksdelen over zee, en eerdergenoemde minister was niet geheel tenonrechte van mening dat opvoeden ten ene male niet in zwembroek behoorde te geschieden. Kort daarop heeft hij trouwens wel een vriend verloren aan zijn collega van financien, want op aandringen van de marineleiding moest deze toen grote hoeveelheden tentzeil in gaan kopen, waarvan wij ons van prachtige zonnetenten voorzagen.
De H.M.K. wilde toen ook niet achterblijven en heeft op z’n dooie akkertje een luchtkoelinstallatie aan laten leggen, wat wij tegenwoordig heel eenvoudig airco noemen.
Alhoewel we in onze tijd geen rijksdelen over zee meer hebben waar iets valt op te voeden, profiteren we evengoed nog alle dagen van het kleine ideetje uit de bus van onze oude augurk; mensen het tenue is dus nog steeds met kaki broek en sportwitje met de kaki kousen omhoog.
Voorwoord van de schrijver:
Geachte lezers,
Door enige prive zaken moest ik helaas bij drie afleveringen van de scheepskrant verstek laten gaan, mede door mijn verlofperiode.
Hiervoor mijn excuses, hopelijk kan ik U tevreden stellen met de laatste aflevering van:
“ DE MISDAAD WAS BIJNA VOLMAAKT …………!”
Even staan ze stil te kijken bij het lijk van hun vriend Philippe. Dan verbreekt Jules de stilte en zegt: “Kom, we moeten verder.”
“Wat doen we met hem?”
“Laten liggen, we kunnen hem niet meenemen.” “Maar we kunnen hem dan toch nog wel begraven?” “Daar is geen tijd meer voor. We moeten als de gesmeerde bliksem maken dat we wegkomen, Jaques rijdt de wagen verder, terwijl Pierre en ik de wagen zullen proberen open te breken.”
Het viertal loopt naar de wagen en stapt in. Jules zegt: “We zullen proberen het portier open te breken en van binnen uit ons doel zien te bereiken.”
Het geheel zet zich weer in beweging en Pierre pakt een breekijzer en wringt het tussen de deur. Urenlang zwoegen ze verder als eindelijk het portier meegeeft. Met een licht krakend geluid gaat de deur steeds verder open en een glimlach van voldoening glijdt over hun gelaat. Beide mannen kunnen natuurlijk niet vermoeden dat de chauffeur van de pantserwagen niet gedood was, slechts verdoofd, nu richt hij zijn revolver nauwkeurig op de langzaam opengaande deur.
Pierre geeft een laatste ruk en ………
hij kijkt recht in de loop van een revolver. Dan wordt de trekker overgehaald en hij stort in elkaar. Onmiddellijk na het schot remt Jaques, Jules trekt zijn revolver en schiet op goed geluk in de cabine van de pantserwagen. De kogel treft de politiechauffeur in de borst en hij sterft. Verbeten kijkt Jules naar Pierre, het tweede slachtoffer van zijn ploeg. Dan wordt de caravan geopend en Jaques en Suzanne kijken zwijgend naar het lijk. En wacht hen nog een tweede teleurstelling als ze bemerken dat het geld ook van binnen niet te bereiken is.
“We zullen ergens een rustig plekje moeten opzoeken om de deur met de cijfercombinatie open te breken, ergens waar we een paar dagen kunnen blijven staan”, zegt Jules. “Het beste zou zijn als we op een camping gingen staan daar vallen we het minste op.” Jaques pakt een kaart van Frankrijk en kijkt een ogenblik. Dan zegt hij: “Elf kilometer hiervandaan is iets wat wij zoeken.”
“Okay, verder dan.”
Het zweet staat Jules en Jaques op het voorhoofd. Ze zijn nu al vijf uur bezig en nog altijd is de wagen niet
open. Ze zijn op de camping gearriveerd en gaan zo stil mogelijk te werk om niet op te vallen. Op een afstand van ongeveer tien meter staat een andere caravan en een jongetje van een jaar of acht rent er om heen met een cowboyhoed op een pistool in zijn hand. Dan merkt hij de andere caravan op en als een volleerd sluipschutter gaat hij er op af. Hij kruipt onder de wagen en blijft stil liggen, dan hoort hij geluiden die er op wijzen dat er iets opengebroken wordt. Hij hoort een onderdrukte vloek en een stem klinkt: “We krijgen de wagen nooit open we doen er beter aan te verdwijnen voor de politie ons vindt, waarom gaan we niet ineens door naar Spanje?”
“Omdat de politie een pantserwagen zoekt en geen personenauto ook al zit hij tot de nok vol met het geld uit die pantserwagen. Daarom wil ik hem open hebben stommeling.” Even ligt het jongetje verbaasd te luisteren, dan rent hij weg.
----
“Jules! Jules! Ze zoeken ons!!!”
“Dat doen ze al sinds de overval.”
“Nee, dat bedoel ik niet, maar ze weten dat we met een caravan zijn en ze zijn al wezen kijken op de camping, waar we nauwelijks een half uur geleden nog waren. Iemand daar moet de politie gewaarschuwd hebben. “We zijn er dus bij, mits we nog tijdig over de Pyreneen kunnen komen. Als de bliksem maken dat we wegkomen dan, het is in ieder geval het proberen waard.” Ze rijden al in de Pyreneen als Jules zegt: “Nu gaan we het krijgen, de politie zit achter ons.”
Jaque kijkt in het spiegeltje. Een stuk of zes motoren en wat politieauto’s volgen hen. Net wil hij op het gaspedaal gaan staan als de motor prutteld en het begeeft. “Vlug de rotsen op jullie,” zegt hij tegen Jules en Suzanne. “Ik zal ze proberen tegen te houden.”
“Als we gaan gaan we alle drie. “ Jaques haalt zijn revolver voor de dag en richt die op Jules. “Jullie gaan alleen, als ze hier niet worden tegen gehouden hebben ze ons toch zo. Opschieten,” zegt hij als Jules nog aarzeld. Als ze naar boven klimmen roept hij hen nog na: “Ik wist wel dat het zou mislukken.” Als ze bijna boven zijn horen ze een ontploffing. De agenten hebben granaten gegooid en het zaakje is in de lucht gevlogen. Even staan ze in gedachten naar beneden te kijken dan gaan ze verder naar de top. De grens is niet ver meer en ze hebben goede hoop er over te geraken eer de politie ze heeft ingehaald. Op de top aangekomen zinkt de moed hen in de schoenen. Een hele politiemacht komt hen van de andere zijde tegemoet. Ze zijn ingesloten. Jules en Suzanne kijken elkaar aan en hun gedachten zij hetzelfde. Op moord op twee politieagenten staat maar een straf, de dood. Ze pakken elkaar bij de hand en Jules knikt. Hij zegt: “De misdaad was bijna volmaakt.”
Dan storten twee lichamen in de diepte en komen met een verpletterende slag neer.
EINDE =INJO=
Geachte lezers,
Door enige prive zaken moest ik helaas bij drie afleveringen van de scheepskrant verstek laten gaan, mede door mijn verlofperiode.
Hiervoor mijn excuses, hopelijk kan ik U tevreden stellen met de laatste aflevering van:
“ DE MISDAAD WAS BIJNA VOLMAAKT …………!”
Even staan ze stil te kijken bij het lijk van hun vriend Philippe. Dan verbreekt Jules de stilte en zegt: “Kom, we moeten verder.”
“Wat doen we met hem?”
“Laten liggen, we kunnen hem niet meenemen.” “Maar we kunnen hem dan toch nog wel begraven?” “Daar is geen tijd meer voor. We moeten als de gesmeerde bliksem maken dat we wegkomen, Jaques rijdt de wagen verder, terwijl Pierre en ik de wagen zullen proberen open te breken.”
Het viertal loopt naar de wagen en stapt in. Jules zegt: “We zullen proberen het portier open te breken en van binnen uit ons doel zien te bereiken.”
Het geheel zet zich weer in beweging en Pierre pakt een breekijzer en wringt het tussen de deur. Urenlang zwoegen ze verder als eindelijk het portier meegeeft. Met een licht krakend geluid gaat de deur steeds verder open en een glimlach van voldoening glijdt over hun gelaat. Beide mannen kunnen natuurlijk niet vermoeden dat de chauffeur van de pantserwagen niet gedood was, slechts verdoofd, nu richt hij zijn revolver nauwkeurig op de langzaam opengaande deur.
Pierre geeft een laatste ruk en ………
hij kijkt recht in de loop van een revolver. Dan wordt de trekker overgehaald en hij stort in elkaar. Onmiddellijk na het schot remt Jaques, Jules trekt zijn revolver en schiet op goed geluk in de cabine van de pantserwagen. De kogel treft de politiechauffeur in de borst en hij sterft. Verbeten kijkt Jules naar Pierre, het tweede slachtoffer van zijn ploeg. Dan wordt de caravan geopend en Jaques en Suzanne kijken zwijgend naar het lijk. En wacht hen nog een tweede teleurstelling als ze bemerken dat het geld ook van binnen niet te bereiken is.
“We zullen ergens een rustig plekje moeten opzoeken om de deur met de cijfercombinatie open te breken, ergens waar we een paar dagen kunnen blijven staan”, zegt Jules. “Het beste zou zijn als we op een camping gingen staan daar vallen we het minste op.” Jaques pakt een kaart van Frankrijk en kijkt een ogenblik. Dan zegt hij: “Elf kilometer hiervandaan is iets wat wij zoeken.”
“Okay, verder dan.”
Het zweet staat Jules en Jaques op het voorhoofd. Ze zijn nu al vijf uur bezig en nog altijd is de wagen niet
open. Ze zijn op de camping gearriveerd en gaan zo stil mogelijk te werk om niet op te vallen. Op een afstand van ongeveer tien meter staat een andere caravan en een jongetje van een jaar of acht rent er om heen met een cowboyhoed op een pistool in zijn hand. Dan merkt hij de andere caravan op en als een volleerd sluipschutter gaat hij er op af. Hij kruipt onder de wagen en blijft stil liggen, dan hoort hij geluiden die er op wijzen dat er iets opengebroken wordt. Hij hoort een onderdrukte vloek en een stem klinkt: “We krijgen de wagen nooit open we doen er beter aan te verdwijnen voor de politie ons vindt, waarom gaan we niet ineens door naar Spanje?”
“Omdat de politie een pantserwagen zoekt en geen personenauto ook al zit hij tot de nok vol met het geld uit die pantserwagen. Daarom wil ik hem open hebben stommeling.” Even ligt het jongetje verbaasd te luisteren, dan rent hij weg.
----
“Jules! Jules! Ze zoeken ons!!!”
“Dat doen ze al sinds de overval.”
“Nee, dat bedoel ik niet, maar ze weten dat we met een caravan zijn en ze zijn al wezen kijken op de camping, waar we nauwelijks een half uur geleden nog waren. Iemand daar moet de politie gewaarschuwd hebben. “We zijn er dus bij, mits we nog tijdig over de Pyreneen kunnen komen. Als de bliksem maken dat we wegkomen dan, het is in ieder geval het proberen waard.” Ze rijden al in de Pyreneen als Jules zegt: “Nu gaan we het krijgen, de politie zit achter ons.”
Jaque kijkt in het spiegeltje. Een stuk of zes motoren en wat politieauto’s volgen hen. Net wil hij op het gaspedaal gaan staan als de motor prutteld en het begeeft. “Vlug de rotsen op jullie,” zegt hij tegen Jules en Suzanne. “Ik zal ze proberen tegen te houden.”
“Als we gaan gaan we alle drie. “ Jaques haalt zijn revolver voor de dag en richt die op Jules. “Jullie gaan alleen, als ze hier niet worden tegen gehouden hebben ze ons toch zo. Opschieten,” zegt hij als Jules nog aarzeld. Als ze naar boven klimmen roept hij hen nog na: “Ik wist wel dat het zou mislukken.” Als ze bijna boven zijn horen ze een ontploffing. De agenten hebben granaten gegooid en het zaakje is in de lucht gevlogen. Even staan ze in gedachten naar beneden te kijken dan gaan ze verder naar de top. De grens is niet ver meer en ze hebben goede hoop er over te geraken eer de politie ze heeft ingehaald. Op de top aangekomen zinkt de moed hen in de schoenen. Een hele politiemacht komt hen van de andere zijde tegemoet. Ze zijn ingesloten. Jules en Suzanne kijken elkaar aan en hun gedachten zij hetzelfde. Op moord op twee politieagenten staat maar een straf, de dood. Ze pakken elkaar bij de hand en Jules knikt. Hij zegt: “De misdaad was bijna volmaakt.”
Dan storten twee lichamen in de diepte en komen met een verpletterende slag neer.
EINDE =INJO=
HET RUSTIGE LEVEN AAN BOORD …………
Sinds mij vijfde jaar is het niet meer voorgekomen dat ik ’s middags naar bed moest om uit te rusten of te slapen. Bij de Marine, gestationeerd in de Nederlandse Antillen is dit vaste gewoonte en bij nader inzien ook wel noodzakelijk.
Na een hele lange ochtend van 0700 tot 1300 ploeteren om het schip schoon te houden. Door dit wel onmenselijk harde leven zijn we wel aan onze rust toe. Om één uur wordt er gegeten en dan worden snel de bedden neergeklapt om ons te rusten te begeven. Net hebben we ons mooie hoofd neergelegd of er begint een bandrecorder te krijsen, en of dit nog niet genoeg is voor onze overspannen zenuwen, gaat er aan de andere kant van het verblijf nog eens z’n onding aan. Aam tafel zijn intussen enige lieden begonnen met het spelen van klaverjassen. Ook dit gaat gepaart met de nodige kreten en bonzen op tafel. Tracht daar nu eens wat van te zeggen en je zult de merkwaardigste uitdrukkingen naar je hoofd geslingerd krijgen. Dan proberen verder te slapen, hoewel het echt niet meevalt. Toch komt er dan een moment dat het even stil is en met een zucht van verlichting sluimer je dan even in. Het is evenwel uitstel van executie, na een half uur klinkt de scheepsomroep om te melden dat de middagrust voorbij is. Slaperig en ontzettend moe en gebroken ga je naar de wasplaats om even het hoofd onder de kraan te steken. Fit en fris kom je terug om nog eens een heel uur lang te wachten op het signaal dat er gegeten kan worden. In wendig vervloek je de lieden die z’n herrie weten te maken en die je zenuwen geen enkel ogenblik rust gunnen.
Ja bij de Marine kunnen ze alleen mensen gebruiken met stalen zenuwen. Gelukkig is iedereen er van overtuigt dat de middagrust noodzakelijk is, dus ga ik morgenmiddag weer op mijn bed liggen, in de hoop dat er een paar snoertjes van de bandrecorders kapot zijn of het spel kaarten op straat is.
KIMBALLO’HARA
Sinds mij vijfde jaar is het niet meer voorgekomen dat ik ’s middags naar bed moest om uit te rusten of te slapen. Bij de Marine, gestationeerd in de Nederlandse Antillen is dit vaste gewoonte en bij nader inzien ook wel noodzakelijk.
Na een hele lange ochtend van 0700 tot 1300 ploeteren om het schip schoon te houden. Door dit wel onmenselijk harde leven zijn we wel aan onze rust toe. Om één uur wordt er gegeten en dan worden snel de bedden neergeklapt om ons te rusten te begeven. Net hebben we ons mooie hoofd neergelegd of er begint een bandrecorder te krijsen, en of dit nog niet genoeg is voor onze overspannen zenuwen, gaat er aan de andere kant van het verblijf nog eens z’n onding aan. Aam tafel zijn intussen enige lieden begonnen met het spelen van klaverjassen. Ook dit gaat gepaart met de nodige kreten en bonzen op tafel. Tracht daar nu eens wat van te zeggen en je zult de merkwaardigste uitdrukkingen naar je hoofd geslingerd krijgen. Dan proberen verder te slapen, hoewel het echt niet meevalt. Toch komt er dan een moment dat het even stil is en met een zucht van verlichting sluimer je dan even in. Het is evenwel uitstel van executie, na een half uur klinkt de scheepsomroep om te melden dat de middagrust voorbij is. Slaperig en ontzettend moe en gebroken ga je naar de wasplaats om even het hoofd onder de kraan te steken. Fit en fris kom je terug om nog eens een heel uur lang te wachten op het signaal dat er gegeten kan worden. In wendig vervloek je de lieden die z’n herrie weten te maken en die je zenuwen geen enkel ogenblik rust gunnen.
Ja bij de Marine kunnen ze alleen mensen gebruiken met stalen zenuwen. Gelukkig is iedereen er van overtuigt dat de middagrust noodzakelijk is, dus ga ik morgenmiddag weer op mijn bed liggen, in de hoop dat er een paar snoertjes van de bandrecorders kapot zijn of het spel kaarten op straat is.
KIMBALLO’HARA