SCHEEPSKRANT HR. MS. “DUBOIS”
1 STE JAARGANG NR. 10
2 september 1963
1 STE JAARGANG NR. 10
2 september 1963
“MEVROUW KRIJGT AUTORIJLES”!!!
Meneer Vlug heeft het voornemen geuit zijn vrouw zelf te leren autorijden. “Dat moet je niet doen”, zegt zijn vriend, bedachtzaam trekkend aan zijn pijp, “het is gek, maar mannen kunnen hun eigen vrouw nooit behoorlijk rijles geven. Het wordt zoiets als samen bridgen – als je begrijpt wat ik bedoel”. “Onzin”, zegt meneer Vlug, “ik zal je eens wat vertellen: ik heb, al zeg ik het zelf, een engelengeduld. Bovendien ben ik pedagoog van mijn vak, als ik een klas luie stommelingen die allemaal hun hersens in hun hockeysticks hebben zitten, kan leren Plato en Virgilius te vertalen, dan zal ik mijn eigen vrouw toch zeker wel dat onnozele autorijden kunnen bijbrengen! Bovendien vergeet je, dat mijn vrouw en ik al jaren getrouwd zijn, tussen ons zijn alle ruwe vlakken allang afgeslepen. Nee hoor, ik ben al begonnen en we schieten enorm op”. “Zo”, zegt zijn vriend, “Ehh, hoever ben je dan al”?
“Nou, we zijn begonnen met de techniek. Ik vind: je moet iemand nooit leren domweg bepaalde handgrepen uit te voeren, dan ontwikkel je die bepaalde gevoeligheid die je daar voor nodig hebt. Bij alles wat je doet, moet je precies weten waarom en wát er gebeurt, ook in een auto. Ik durf wel te beweren: voorál in een auto. Als ze de techniek onder de knie heeft beginnen we met de verkeersregels en – borden. En dan samen de weg op”.
“Dan wordt het pas moeilijk”, zegt zijn vriend.
“Loop rond. Als ik haar ’s avonds voor het inslapen ineens vraag: waar zit de koppeling, roept ze automatisch: Links. Ze weet wat boring en slag zijn en de satellieten in het differentieel, ze weet waar de bobine inzit en waarvoor die dient, ze weet er al meer van dan duizenden die al jaren achter het stuur zitten”.
“Ik ben benieuwd”, antwoord de vriend sceptisch, maar meneer Vlug glimlacht fijntjes. Hij glimlacht nog fijntjes als zijn vrouw op een mooie middag voor het eerst achter het stuur plaatsneemt.
“Nou, je weet het”, zegt hij rustig, “hoofd koel houden en denken aan wat ik je geleerd heb. Eerst het contactsleuteltje, dan………….” “Ja, houd nu maar je mond”, zegt zijn vrouw zenuwachtig, “je maakt me in de war met die opsomming, laat me het zelf bedenken”.
“Denk jij dan maar”, zegt meneer Vlug toegefelijk. Hij steekt een sigaar op om aan te tonen welk een grote, innerlijke rust onveranderlijk huist in zijn brede geest. Na een poosje ingespannen piekeren steekt mevrouw een aarzelende vinger uit naar de drukknop van de starter, meneers sigaar valt bijna uit zijn mond van schrik.
“Nee”, schreeuwt hij, “nee”! Wat heb ik je nou geleerd”?
“Mens, je laat me schrikken”, zegt mevrouw, ze word er helemaal rood van. “ik doe toch nog niets? Ik probeer alleen nog maar me een klein beetje te orienteren en dan ga jij al schreeuwen. Als je me niet rustig m’n gang kan laten gaan stap ik net zo lief uit”.
“Nee, liefje”, zegt meneer Vlug overredend, “jij wou starten en dat terwijl de versnelling nog in zijn één staat en je de koppeling niet hebt ingetrapt. Bovendien heb je vergeten het contactsleuteltje om te draaien, éérst moet je het contactsleuteltje omdraaien, weet je nog wel”? Dat rode lichtje moet gaan branden en dan moet je, moet je, moet je………….nou”? “Wat nou”!
“Zeg het dan”! “Je weet het toch altijd zo goed en dan moet je …………”. “Bewaar me, Evert, ik ben geen kind uit je klas dat je moet overhoren. Ik weet het best, maar je moet me even laten nadenken”.
“Goed, goed………… denk dan maar”. Hij trekt aan zijn sigaar en kijkt eens uit het rechter raampje of er ook buren voor de ramen staan. Nee, geen buren, maar wel zijn dochtertje van acht jaar, vlak naast de auto. Ze raakt met haar neus bijna het veiligheidsglas. Meneer Vlug maakt een gebaar en vormt hoofdschuddend met zijn lippen de woorden: ga – nou – weg en laat mammie met rust. Edoch, het mag niet baten.
“Gaat het al mamma”, roept het kind met schelle stem. Meneer Vlug draait met een driftige beweging het raampje neer en zegt veel te hard: “maak dat je wegkomt! Je stoort”! Geschrokken druipt het meisje af. Met slepende pasjes gaat zij een eindje verderop de andere kant op staan kijken.
“Waarom snauw je dat kind zo af”? vraagt mevrouw verwijtend.
“Nou nog mooier! Zeg ik iets om jou te helpen en dan kan ik nog op mijn d………… krijgen ook”.
“Als je ruzie gaat maken, stap ik meteen uit”, zegt mevrouw verhit en zij doet het portier al een beetje open”. “Eerst kijken of er fietsers aankomen”! roept meneer haastig. “Dat heb ik je al zo vaak gezegd: voor je het portier open doet, eerst in het spiegeltje en dan achteromkijken of er fietsers aankomen; als z’n portier plotseling open gaat en z’n man moet opeens uitwijken, en hij komt onder een auto………”
“Je maakt me ook helemaal van streek met je gezeur! Laat mij nou maar even begaan. Tenslotte zit ik voor het eerst van mijn leven achter het stuur- met jou zal het eerst ook wel niet allemaal even vlot zijn gegaan”. “Toen ik er de eerste keer achter ging zitten, reed ik zo weg”, zegt meneer. “Ja, jij bent ook zo reuze knap, daar kan ik niet tegenop”, zegt mevrouw bitter. Binnensmonds gaat zij verder: “Contactsleuteltje omdraaien, koppeling intrappen en starten – zeg, waarom moet ik eerst voelen of de versnelling wel in z’n vrijloop staat, als ik toch eerst de koppeling moet intrappen? Als de versnelling in zijn één staat, gebeurt er toch niets, als ik maar eerst de koppeling intrap? Als hij in de vrijloop staat hoef ik toch niet de koppeling in te trappen als ik start”?
“Luister” zegt meneer, “ik zal het nóg eens zeggen, hoewel ik zeker weet, dat ik dat allemaal haarfijn heb uitgelegd. Je trapt de koppeling in om de motor te ontlasten, dan hoeft hij niet alle kamraderen van de versnellingsbak, met het kouwe dikke vet mee te slepen en je zet de versnelling in zijn vrijloop voor het geval je zou vergeten de koppeling in te trappen. Dan schiet je nooit onverhoeds vooruit”. “Maar ik vergat nooit de koppeling in te trappen”. Ja maar voor als je het vergeet”, roept meneer met stemverheffing. “Zie je wel nou schreeuw je wéér”! En dan spreekt mevrouw een waar woord: “Ik ken je gewoon niet meer nu ik mijn eerste rijles krijg – je bent zo anders………”Denk nu eerst maar eens rustig na en probeer het dan nog maar eens”, zegt meneer onrustig. “Contactsleuteltje omdraaien – zó. Lichtje brandt. Dat moet zo meteen uitgaan, teken, dat de accu wordt bijgeladen. Voelen of de versnelling in zijn vrijloop staat……. Fout! Daar moet je mee BEGINNEN”!
“Dat maakt toch geen verschil! Hemel, wat ben jij een muggenzifter”. “Als je niet een bepaalde volgorde aanhoudt, raak je in de war”. “Jij doet het óók zo”! “Ja maar ik heb jaren ervaring, als je begint………”. “Ja schei nu maar uit. Nog eens dan maar. Versnelling vrij – ja. Contactsleuteltje omdraaien, koppeling intrappen……….”
“Diep zo diep mogelijk”.
“Hij kan niet verder”. “Wis en waarachtig kan hij verder! “Probeer het dan zelf. Wat ben jij eigenwijs”.
“He - ik dacht dat hij veel dieper ging. Goed – ga maar door. En nou starten. Zie je nou wel, zie je nou wel? Dat is nou wat ik je daarnet wou laten zeggen, maar dan begin je direct te jammeren dat ik je overhoor. Je vergeet iets – daarnet ook al”. “Ja wat dan? Wat vergeet ik dan”?
Meneer haalt diep adem en dan roept hij, ne schreeuwt hij: “De choke! De choke!! DAAR”! driftig tikt hij met zijn vinger op het instrumentenbord. “DAAR! Die knop, die moet je eerst uittrekken, als de motor koud is, anders verd……”
De zetel naast hem is leeg. Het portier staat open- een juffrouw op een fiets, die nog net kon uitwijken, kijkt met moordlust in haar ogen naar ons. Zijn vrouw beent zonder op of om te zien naar de huisdeur; onder het gaan trekt zij met rukkende bewegingen haar handschoenen uit. Meneer blijft nog even zitten, meteen ook uitstappen is zo gek voor de buren, dat mens van Dinges zal wel weer achter de gordijnen zitten te loeren. Hij blijft twee minuten zitten en doet alsof hij nog iets moet zoeken in het handschoenkastje, dan volgt hij mevrouw, waardig en met een gepreoccupeerde uitdrukking op zijn gelaat – met het gezicht, waarmee hij het gymnasium placht binnen te gaan.
Een week of wat later rijdt een open twoseater voor, achterop staat een zwarte L op een oranje emaille bordje, aan het stuur zit een man van een jaar of veertig, met de afwachtende, oplettende uitdrukking op zijn gezicht van een dokter, die om de hoek van de wachtkamerdeur de volgende patiënt binnen roept. Hij stapt uit en opent het portier, want daar komt mevrouw Vlug kittig naar buiten gestapt. Terwijl zij wegrijden, zegt ergens, in een groot grijs gebouw, de heer Vlug, weer helemaal zichzelf, onverstoorbaar en goed gehumeurd: “Ja Henk, ga verder – O, zat meneer weer te suffen”! Ieder zijn eigen vak, zeg ik maar.
E. v. S.
Meneer Vlug heeft het voornemen geuit zijn vrouw zelf te leren autorijden. “Dat moet je niet doen”, zegt zijn vriend, bedachtzaam trekkend aan zijn pijp, “het is gek, maar mannen kunnen hun eigen vrouw nooit behoorlijk rijles geven. Het wordt zoiets als samen bridgen – als je begrijpt wat ik bedoel”. “Onzin”, zegt meneer Vlug, “ik zal je eens wat vertellen: ik heb, al zeg ik het zelf, een engelengeduld. Bovendien ben ik pedagoog van mijn vak, als ik een klas luie stommelingen die allemaal hun hersens in hun hockeysticks hebben zitten, kan leren Plato en Virgilius te vertalen, dan zal ik mijn eigen vrouw toch zeker wel dat onnozele autorijden kunnen bijbrengen! Bovendien vergeet je, dat mijn vrouw en ik al jaren getrouwd zijn, tussen ons zijn alle ruwe vlakken allang afgeslepen. Nee hoor, ik ben al begonnen en we schieten enorm op”. “Zo”, zegt zijn vriend, “Ehh, hoever ben je dan al”?
“Nou, we zijn begonnen met de techniek. Ik vind: je moet iemand nooit leren domweg bepaalde handgrepen uit te voeren, dan ontwikkel je die bepaalde gevoeligheid die je daar voor nodig hebt. Bij alles wat je doet, moet je precies weten waarom en wát er gebeurt, ook in een auto. Ik durf wel te beweren: voorál in een auto. Als ze de techniek onder de knie heeft beginnen we met de verkeersregels en – borden. En dan samen de weg op”.
“Dan wordt het pas moeilijk”, zegt zijn vriend.
“Loop rond. Als ik haar ’s avonds voor het inslapen ineens vraag: waar zit de koppeling, roept ze automatisch: Links. Ze weet wat boring en slag zijn en de satellieten in het differentieel, ze weet waar de bobine inzit en waarvoor die dient, ze weet er al meer van dan duizenden die al jaren achter het stuur zitten”.
“Ik ben benieuwd”, antwoord de vriend sceptisch, maar meneer Vlug glimlacht fijntjes. Hij glimlacht nog fijntjes als zijn vrouw op een mooie middag voor het eerst achter het stuur plaatsneemt.
“Nou, je weet het”, zegt hij rustig, “hoofd koel houden en denken aan wat ik je geleerd heb. Eerst het contactsleuteltje, dan………….” “Ja, houd nu maar je mond”, zegt zijn vrouw zenuwachtig, “je maakt me in de war met die opsomming, laat me het zelf bedenken”.
“Denk jij dan maar”, zegt meneer Vlug toegefelijk. Hij steekt een sigaar op om aan te tonen welk een grote, innerlijke rust onveranderlijk huist in zijn brede geest. Na een poosje ingespannen piekeren steekt mevrouw een aarzelende vinger uit naar de drukknop van de starter, meneers sigaar valt bijna uit zijn mond van schrik.
“Nee”, schreeuwt hij, “nee”! Wat heb ik je nou geleerd”?
“Mens, je laat me schrikken”, zegt mevrouw, ze word er helemaal rood van. “ik doe toch nog niets? Ik probeer alleen nog maar me een klein beetje te orienteren en dan ga jij al schreeuwen. Als je me niet rustig m’n gang kan laten gaan stap ik net zo lief uit”.
“Nee, liefje”, zegt meneer Vlug overredend, “jij wou starten en dat terwijl de versnelling nog in zijn één staat en je de koppeling niet hebt ingetrapt. Bovendien heb je vergeten het contactsleuteltje om te draaien, éérst moet je het contactsleuteltje omdraaien, weet je nog wel”? Dat rode lichtje moet gaan branden en dan moet je, moet je, moet je………….nou”? “Wat nou”!
“Zeg het dan”! “Je weet het toch altijd zo goed en dan moet je …………”. “Bewaar me, Evert, ik ben geen kind uit je klas dat je moet overhoren. Ik weet het best, maar je moet me even laten nadenken”.
“Goed, goed………… denk dan maar”. Hij trekt aan zijn sigaar en kijkt eens uit het rechter raampje of er ook buren voor de ramen staan. Nee, geen buren, maar wel zijn dochtertje van acht jaar, vlak naast de auto. Ze raakt met haar neus bijna het veiligheidsglas. Meneer Vlug maakt een gebaar en vormt hoofdschuddend met zijn lippen de woorden: ga – nou – weg en laat mammie met rust. Edoch, het mag niet baten.
“Gaat het al mamma”, roept het kind met schelle stem. Meneer Vlug draait met een driftige beweging het raampje neer en zegt veel te hard: “maak dat je wegkomt! Je stoort”! Geschrokken druipt het meisje af. Met slepende pasjes gaat zij een eindje verderop de andere kant op staan kijken.
“Waarom snauw je dat kind zo af”? vraagt mevrouw verwijtend.
“Nou nog mooier! Zeg ik iets om jou te helpen en dan kan ik nog op mijn d………… krijgen ook”.
“Als je ruzie gaat maken, stap ik meteen uit”, zegt mevrouw verhit en zij doet het portier al een beetje open”. “Eerst kijken of er fietsers aankomen”! roept meneer haastig. “Dat heb ik je al zo vaak gezegd: voor je het portier open doet, eerst in het spiegeltje en dan achteromkijken of er fietsers aankomen; als z’n portier plotseling open gaat en z’n man moet opeens uitwijken, en hij komt onder een auto………”
“Je maakt me ook helemaal van streek met je gezeur! Laat mij nou maar even begaan. Tenslotte zit ik voor het eerst van mijn leven achter het stuur- met jou zal het eerst ook wel niet allemaal even vlot zijn gegaan”. “Toen ik er de eerste keer achter ging zitten, reed ik zo weg”, zegt meneer. “Ja, jij bent ook zo reuze knap, daar kan ik niet tegenop”, zegt mevrouw bitter. Binnensmonds gaat zij verder: “Contactsleuteltje omdraaien, koppeling intrappen en starten – zeg, waarom moet ik eerst voelen of de versnelling wel in z’n vrijloop staat, als ik toch eerst de koppeling moet intrappen? Als de versnelling in zijn één staat, gebeurt er toch niets, als ik maar eerst de koppeling intrap? Als hij in de vrijloop staat hoef ik toch niet de koppeling in te trappen als ik start”?
“Luister” zegt meneer, “ik zal het nóg eens zeggen, hoewel ik zeker weet, dat ik dat allemaal haarfijn heb uitgelegd. Je trapt de koppeling in om de motor te ontlasten, dan hoeft hij niet alle kamraderen van de versnellingsbak, met het kouwe dikke vet mee te slepen en je zet de versnelling in zijn vrijloop voor het geval je zou vergeten de koppeling in te trappen. Dan schiet je nooit onverhoeds vooruit”. “Maar ik vergat nooit de koppeling in te trappen”. Ja maar voor als je het vergeet”, roept meneer met stemverheffing. “Zie je wel nou schreeuw je wéér”! En dan spreekt mevrouw een waar woord: “Ik ken je gewoon niet meer nu ik mijn eerste rijles krijg – je bent zo anders………”Denk nu eerst maar eens rustig na en probeer het dan nog maar eens”, zegt meneer onrustig. “Contactsleuteltje omdraaien – zó. Lichtje brandt. Dat moet zo meteen uitgaan, teken, dat de accu wordt bijgeladen. Voelen of de versnelling in zijn vrijloop staat……. Fout! Daar moet je mee BEGINNEN”!
“Dat maakt toch geen verschil! Hemel, wat ben jij een muggenzifter”. “Als je niet een bepaalde volgorde aanhoudt, raak je in de war”. “Jij doet het óók zo”! “Ja maar ik heb jaren ervaring, als je begint………”. “Ja schei nu maar uit. Nog eens dan maar. Versnelling vrij – ja. Contactsleuteltje omdraaien, koppeling intrappen……….”
“Diep zo diep mogelijk”.
“Hij kan niet verder”. “Wis en waarachtig kan hij verder! “Probeer het dan zelf. Wat ben jij eigenwijs”.
“He - ik dacht dat hij veel dieper ging. Goed – ga maar door. En nou starten. Zie je nou wel, zie je nou wel? Dat is nou wat ik je daarnet wou laten zeggen, maar dan begin je direct te jammeren dat ik je overhoor. Je vergeet iets – daarnet ook al”. “Ja wat dan? Wat vergeet ik dan”?
Meneer haalt diep adem en dan roept hij, ne schreeuwt hij: “De choke! De choke!! DAAR”! driftig tikt hij met zijn vinger op het instrumentenbord. “DAAR! Die knop, die moet je eerst uittrekken, als de motor koud is, anders verd……”
De zetel naast hem is leeg. Het portier staat open- een juffrouw op een fiets, die nog net kon uitwijken, kijkt met moordlust in haar ogen naar ons. Zijn vrouw beent zonder op of om te zien naar de huisdeur; onder het gaan trekt zij met rukkende bewegingen haar handschoenen uit. Meneer blijft nog even zitten, meteen ook uitstappen is zo gek voor de buren, dat mens van Dinges zal wel weer achter de gordijnen zitten te loeren. Hij blijft twee minuten zitten en doet alsof hij nog iets moet zoeken in het handschoenkastje, dan volgt hij mevrouw, waardig en met een gepreoccupeerde uitdrukking op zijn gelaat – met het gezicht, waarmee hij het gymnasium placht binnen te gaan.
Een week of wat later rijdt een open twoseater voor, achterop staat een zwarte L op een oranje emaille bordje, aan het stuur zit een man van een jaar of veertig, met de afwachtende, oplettende uitdrukking op zijn gezicht van een dokter, die om de hoek van de wachtkamerdeur de volgende patiënt binnen roept. Hij stapt uit en opent het portier, want daar komt mevrouw Vlug kittig naar buiten gestapt. Terwijl zij wegrijden, zegt ergens, in een groot grijs gebouw, de heer Vlug, weer helemaal zichzelf, onverstoorbaar en goed gehumeurd: “Ja Henk, ga verder – O, zat meneer weer te suffen”! Ieder zijn eigen vak, zeg ik maar.
E. v. S.
H E R K E N T U U Z E L F ?
N.B. : wie met de hand op het hart kan verklaren, dat hij nimmer tot een van deze soorten heeft behoord, heeft nooit autogereden. Wie niet inziet, dat hij wel valt onder te brengen onder deze regels, ook al is het maar onder één lettertje, doet beter de fiets of de tram te nemen. |
BELGEN DRINKEN MEESTE BIER
Het bierverbruik in de wereld is vorig jaar in vergelijking met 1961 met 3,6 procent gestegen tot 43.312.000.000 liter, zo heeft het brouwgenootschap in Londen bekend gemaakt De Belgen drinken het meeste bier, nl. 122 liter per persoon, daarna komen de West-Duitsers met 109 liter en de Nieuw-Zeelander met 104 liter. Engeland komt op de vierde plaats met 88 liter gevolgd door Oostenrijk 85 liter en Denemarken 76 liter. Nederland komt op de veertiende plaats met 28 liter per hoofd, voorafgegaan door Zweden met 30 liter en gevolgd door Noorwegen met 25 liter. Italië neemt op de lijst met zes liter de achttiende plaats in. Red.: men kan de opvarenden van Hr. Ms. “Dubois” niet verwijten, dat het gemiddelde bierverbruik in Nederland zo laag ligt. Van de redactie:
In de volgende nummers van de “Duboribbian” zal onze technische medewerker steeds iets onthullen over de geheimen van een bepaalde auto. Als eerste in deze serie is de Volkswagen aan de beurt. De Volkswagen, die eerst bestemd waren om elke Duitser een auto te verschaffen, maar tegenwoordig komt men ze over de hele wereld tegen; ook hier op Curacao wordt de Volkswagen hoog aangeslagen. In 1961 werden er 60.000 Volkswagen verkocht, waarmee ze toen aan de kop stond van de wereldverkoop. |
Laatste deel.
“TERREUR O V E R TOKIO”
Als inspecteur Mike Stranger de dekens terugslaat ziet hij voor zich de kleding liggen die een vrouw ’s nachts placht aan te hebben.
Verwondert vraagt hij zich af, wie er toe gekomen is deze doorzichtige vodjes nachtkleding te noemen. Dan draait hij kwaad zijn hoofd om en loopt naar de telefoon; hij is kwaad op zichzelf, omdat hij wel wat anders te doen heeft dan zulke problemen op te lossen, tenslotte staat hij geplaatst voor het grootste mysterie ooit in politiearchieven voorgekomen.
“Hoofdbureau, afdeling Special Service”
“Ja, Stranger hier, stuur een paar mannetjes hierheen, het schijnt een zelfde geval als Phil Johnson”.
Mike legt de hoorn neer en onderwerpt de slaapkamer aan een ietwat nauwkeuriger onderzoek; even later hoort hij de wagens van de Special Service en hij loopt naar de deur om te openen. Hij begroet de jongens en zegt dat ze hem thuis kunnen bereiken als men naar hem vraagt. Dan verlaat hij het huis en rijdt weg.
Thuisgekomen ziet hij op tafel een krant liggen met op de voorpagina in vette letters: “ INBREKER VERDWIJNT SPPORLOOS EN LAAT GELD EN KLEDING ACHTER. POLITIE STAAT VOOR VOLKOMEN RAADSEL”
Nijdig schuift hij de krant ter zijde en schenkt zich een borrel in. Hij kan het niet uitstaan dat hij nog niets is opgeschoten; hij steekt een sigaret op en graait in zijn zakken naar vuur, dan rinkelt de telefoon en met een diepe zucht staat Mike op.
“Inspekteur Mike Stranger”.
“Yeah Mike, kun je naar m’n bureau komen er is hier een dokter die je wil spreken. Het gaat over de verdwenen personen.
“All right, ik kom er aan”.
Een goed half uur later beklimt Mike de trappen van het hoofdbureau en stapt naar binnen, de agent in de portiersloge groet en zegt: “De dokter wacht boven, inspekteur”.
“Merci bien”.
Mike neemt de lift naar boven, hij stapt zijn kantoor binnen. In een stoel zit een jongeman rustig een sigaret te roken. Mike gaat op hem toe en geeft hem de vijf “Waarmee kan ik U van dienst zijn dokter”?
“Ik ben dokter Dark, Mitchel Dark. Ik wil U spreken in verband met dit artikel”. Hij haalt de krant uit zijn zak en schuift deze over de tafel naar Mike toe: “Jonge vrouw ziet groene massa en verdwijnt spoorloos. Politie neemt aan dat deze zaak nauw verband houdt met de verdwijning van Phil Johnson. Op kleding van beide vermisten zijn sporen van radio- activiteit aangetroffen. Mike slaat de krant dicht en vraagt: “Wat wilt u hiermee zeggen dokter”?
“in het ziekenhuis liggen op het ogenblik twee mannen met een shock, ze waren in staat dingen te vertellen die ze onlangs meegemaakt hebben en die de oorzaak waren van een geestelijke opdoffer. Het is een vreemde geschiedenis, maar ik geloofde hun en besloot een diepgaand onderzoek in te stellen. Maar volgens mij kunt U het beste met mij meegaan, zodat U zich een persoonlijke mening kunt vormen.
---------
Lida Johnson gaat de telefooncel binnen. Ze wil onze inspecteur bellen om te vragen of er al nieuws is. Ze stopt een muntstuk in het toestel en vormt het nummer. Plotseling ziet ze een groene doorschijnende geleiachtige massa onder de deur van de cel door glijden. Als versteend staat ze te kijken naar de rommel die als dikke stroop haar richting uit komt glijden. Dan ontsnapt aan haar keel een ijselijke gil en ze probeert zich in de hoek te dringen.
Een passerende cop hoort haar gil en ziet haar met een angst vertrokken gezicht in de telefooncel staan. hij pakt zijn dienstrevolver en snelt toe.
Hij rukt de cel open en ziet de massa.
Verwoed schiet hij zijn revolver leeg en de groene blubber trekt zich langzaam terug.
“Dit is inspecteur Mike Spranger van Special Service, hij had graag dat jullie alles nog eens van het begin af aan vertellen”.
“Het begon allemaal nu twee weken geleden, toen vertrokken we met ons schip voor een reis naar Zuid-Amerika. We waren ongeveer ten hoogte van Singapore toen we een schip ontdekte dat vanuit de dichte mist opdook en recht op ons afvoer. Na enige tijd zagen we dat het schip stuurloos ronddreef. We zetten een sloep uit, gingen aan boord, edoch we zagen niets! Alles was keurig in orde, zelfs de tafel in de kapiteinshut was gedekt. We waren net van plan het schip weer te verlaten toen we een krakend geluid vernamen. We draaiden ons om en keken waar het vandaan kwam. Het was verschrikkelijk inspekteur, een groene massa hechtte zich aan onze kapitein vast, die als een papieren zak in elkaar schrompelde. Er bleef niets van hem over behalve zijn kleding. Toen was het alsof de hel losbarste, van alle kanten kwam deze groene substantie over onze mannen en zakten in elkaar, één voor één. Wij zijn de enigste twee, die voor dit verschrikkelijke gespaard bleven. We konden overboord springen en werden opgepikt door een ander schip, daarna zijn we bewusteloos geraakt en pas weer bijgekomen in dit ziekenhuis. Van ons schip is sindsdien niets meer gehoord”.
Dokter Dark bedankte de mannen en nam Mike mee naar het laboratorium.
“Toen de mannen dit voor het eerst vertelden, scheen het mij een fantastisch verhaal. Ik besloot het verder te onderzoeken en ben op het ogenblik aardig gevorderd, maar ik zal het U tonen.
De dokter leidde Mike naar een glazen koepel.
“Hier ziet U onder deze koepel een doodgewone kikvors, in het tankje daarboven zit water. Het is echter geen normaal water maar het is besmet met radio-active deeltjes. We laten dit water nu op de kikvors vallen en nu moet U opletten wat er gebeurt”. Mike kijkt geboeid toe en ziet de kikker langzaam veranderen.
“Maar dat is de…………..groene massa”!
Nu wordt hem opeens een heleboel duidelijk. Telkens als er een persoon verdween regende het. En dan de sporen van radio-activiteit op de kleding.
“Maar nu gaan we verder”. De dokter plaatst een tweede kikvors naast de substantie en langzaam ziet Mike de massa naar de kikvors toe glijden. Bij de aanraking verandert ook deze in de massa.
“Maar dat is verschrikkelijk”, mompelt hij, “dit kan zich met ontzagwekkende snelheid uitbreiden, wat kunnen we hier tegen doen”?
“Ik heb vele middelen geprobeerd maar het enige doeltreffende is vuur”. “Het monsterachtige middel huist in riolen, dus…………..”
“Dus steken we de riolen in brand, mag ik een ogenblik gebruik maken van uw telefoon dan nemen we gelijk actie”.
--------
Lida loopt langs de National Bank en steekt over naar de rioolput. Ze loopt als een automaat, als door een onzichtbare macht gedreven is ze naar deze onheilsplek gegaan. Een ogenblik blijft ze bij de put staan en kijkt door het rooster naar beneden. Dan ziet ze beneden zich in het halfduister een doekje liggen. Dat ……….lijkt………wel………..dat is Phil’s halsdoekje. Ze tilt het rooster op en laat zich door het gat naar beneden zakken. De stank is ondragelijk en ze kokhalst even, dan perst ze haar lippen op elkaar en vervolgt vastberaden haar weg. Beneden aangekomen betast ze het doekje probeert het te bekijken. Ze had het toch goed gezien, het is van Phil, dat moet ze aan de Inspekteur laten zien, misschien heeft hij er wat aan. Ze wil naar boven gaan als ze een krakend geluid hoort, dan verstijft ze, de terugtocht is afgesneden door een groen massa, die haar richting uitkomt. In paniek vlucht ze de rioolgang in………
--------
Politiemensen komen aandragen met jerrycans benzine en brandweerwagens worden over de stad verdeeld. Mike zit met dokter Dark en een agent in de wagen en hij kijkt op zijn horloge. Nog drie minuten. De agenten gieten de benzine in de rioolgangen en steken de toortsen aan. Dan verlicht een helrode gloed de hemel en het lijkt alsof de hele stad brand. Vlammen flitsen over het water van de rivier waarop de riolen uitmonden. Binnen in het riool verpulvert de groene massa. Er is echter ook een mens dat aan de vlammen ten prooi valt. Ze was knap en jong en vocht voor haar leven tegen de zo grote vijand die vuur heet. Op dat ogenblik was het vuur voor miljoenen mensen een redding maar voor haar werd het de dood. Ook de verdelger van de groene massa eiste zijn tol. “Patrol 27 met bericht voor insp. Stranger, bij open rioolput voor de National Bank is een damestas gevonden behorende bij mevrouw Lida Johnson. Einde bericht”. Er heerst een doodse stilte in de wagen. Nijdig steekt Mike een sigaret op en snauwt de chauffeur toe: “Naar het hoofkantoor……”
EINDE
I N J O
“TERREUR O V E R TOKIO”
Als inspecteur Mike Stranger de dekens terugslaat ziet hij voor zich de kleding liggen die een vrouw ’s nachts placht aan te hebben.
Verwondert vraagt hij zich af, wie er toe gekomen is deze doorzichtige vodjes nachtkleding te noemen. Dan draait hij kwaad zijn hoofd om en loopt naar de telefoon; hij is kwaad op zichzelf, omdat hij wel wat anders te doen heeft dan zulke problemen op te lossen, tenslotte staat hij geplaatst voor het grootste mysterie ooit in politiearchieven voorgekomen.
“Hoofdbureau, afdeling Special Service”
“Ja, Stranger hier, stuur een paar mannetjes hierheen, het schijnt een zelfde geval als Phil Johnson”.
Mike legt de hoorn neer en onderwerpt de slaapkamer aan een ietwat nauwkeuriger onderzoek; even later hoort hij de wagens van de Special Service en hij loopt naar de deur om te openen. Hij begroet de jongens en zegt dat ze hem thuis kunnen bereiken als men naar hem vraagt. Dan verlaat hij het huis en rijdt weg.
Thuisgekomen ziet hij op tafel een krant liggen met op de voorpagina in vette letters: “ INBREKER VERDWIJNT SPPORLOOS EN LAAT GELD EN KLEDING ACHTER. POLITIE STAAT VOOR VOLKOMEN RAADSEL”
Nijdig schuift hij de krant ter zijde en schenkt zich een borrel in. Hij kan het niet uitstaan dat hij nog niets is opgeschoten; hij steekt een sigaret op en graait in zijn zakken naar vuur, dan rinkelt de telefoon en met een diepe zucht staat Mike op.
“Inspekteur Mike Stranger”.
“Yeah Mike, kun je naar m’n bureau komen er is hier een dokter die je wil spreken. Het gaat over de verdwenen personen.
“All right, ik kom er aan”.
Een goed half uur later beklimt Mike de trappen van het hoofdbureau en stapt naar binnen, de agent in de portiersloge groet en zegt: “De dokter wacht boven, inspekteur”.
“Merci bien”.
Mike neemt de lift naar boven, hij stapt zijn kantoor binnen. In een stoel zit een jongeman rustig een sigaret te roken. Mike gaat op hem toe en geeft hem de vijf “Waarmee kan ik U van dienst zijn dokter”?
“Ik ben dokter Dark, Mitchel Dark. Ik wil U spreken in verband met dit artikel”. Hij haalt de krant uit zijn zak en schuift deze over de tafel naar Mike toe: “Jonge vrouw ziet groene massa en verdwijnt spoorloos. Politie neemt aan dat deze zaak nauw verband houdt met de verdwijning van Phil Johnson. Op kleding van beide vermisten zijn sporen van radio- activiteit aangetroffen. Mike slaat de krant dicht en vraagt: “Wat wilt u hiermee zeggen dokter”?
“in het ziekenhuis liggen op het ogenblik twee mannen met een shock, ze waren in staat dingen te vertellen die ze onlangs meegemaakt hebben en die de oorzaak waren van een geestelijke opdoffer. Het is een vreemde geschiedenis, maar ik geloofde hun en besloot een diepgaand onderzoek in te stellen. Maar volgens mij kunt U het beste met mij meegaan, zodat U zich een persoonlijke mening kunt vormen.
---------
Lida Johnson gaat de telefooncel binnen. Ze wil onze inspecteur bellen om te vragen of er al nieuws is. Ze stopt een muntstuk in het toestel en vormt het nummer. Plotseling ziet ze een groene doorschijnende geleiachtige massa onder de deur van de cel door glijden. Als versteend staat ze te kijken naar de rommel die als dikke stroop haar richting uit komt glijden. Dan ontsnapt aan haar keel een ijselijke gil en ze probeert zich in de hoek te dringen.
Een passerende cop hoort haar gil en ziet haar met een angst vertrokken gezicht in de telefooncel staan. hij pakt zijn dienstrevolver en snelt toe.
Hij rukt de cel open en ziet de massa.
Verwoed schiet hij zijn revolver leeg en de groene blubber trekt zich langzaam terug.
“Dit is inspecteur Mike Spranger van Special Service, hij had graag dat jullie alles nog eens van het begin af aan vertellen”.
“Het begon allemaal nu twee weken geleden, toen vertrokken we met ons schip voor een reis naar Zuid-Amerika. We waren ongeveer ten hoogte van Singapore toen we een schip ontdekte dat vanuit de dichte mist opdook en recht op ons afvoer. Na enige tijd zagen we dat het schip stuurloos ronddreef. We zetten een sloep uit, gingen aan boord, edoch we zagen niets! Alles was keurig in orde, zelfs de tafel in de kapiteinshut was gedekt. We waren net van plan het schip weer te verlaten toen we een krakend geluid vernamen. We draaiden ons om en keken waar het vandaan kwam. Het was verschrikkelijk inspekteur, een groene massa hechtte zich aan onze kapitein vast, die als een papieren zak in elkaar schrompelde. Er bleef niets van hem over behalve zijn kleding. Toen was het alsof de hel losbarste, van alle kanten kwam deze groene substantie over onze mannen en zakten in elkaar, één voor één. Wij zijn de enigste twee, die voor dit verschrikkelijke gespaard bleven. We konden overboord springen en werden opgepikt door een ander schip, daarna zijn we bewusteloos geraakt en pas weer bijgekomen in dit ziekenhuis. Van ons schip is sindsdien niets meer gehoord”.
Dokter Dark bedankte de mannen en nam Mike mee naar het laboratorium.
“Toen de mannen dit voor het eerst vertelden, scheen het mij een fantastisch verhaal. Ik besloot het verder te onderzoeken en ben op het ogenblik aardig gevorderd, maar ik zal het U tonen.
De dokter leidde Mike naar een glazen koepel.
“Hier ziet U onder deze koepel een doodgewone kikvors, in het tankje daarboven zit water. Het is echter geen normaal water maar het is besmet met radio-active deeltjes. We laten dit water nu op de kikvors vallen en nu moet U opletten wat er gebeurt”. Mike kijkt geboeid toe en ziet de kikker langzaam veranderen.
“Maar dat is de…………..groene massa”!
Nu wordt hem opeens een heleboel duidelijk. Telkens als er een persoon verdween regende het. En dan de sporen van radio-activiteit op de kleding.
“Maar nu gaan we verder”. De dokter plaatst een tweede kikvors naast de substantie en langzaam ziet Mike de massa naar de kikvors toe glijden. Bij de aanraking verandert ook deze in de massa.
“Maar dat is verschrikkelijk”, mompelt hij, “dit kan zich met ontzagwekkende snelheid uitbreiden, wat kunnen we hier tegen doen”?
“Ik heb vele middelen geprobeerd maar het enige doeltreffende is vuur”. “Het monsterachtige middel huist in riolen, dus…………..”
“Dus steken we de riolen in brand, mag ik een ogenblik gebruik maken van uw telefoon dan nemen we gelijk actie”.
--------
Lida loopt langs de National Bank en steekt over naar de rioolput. Ze loopt als een automaat, als door een onzichtbare macht gedreven is ze naar deze onheilsplek gegaan. Een ogenblik blijft ze bij de put staan en kijkt door het rooster naar beneden. Dan ziet ze beneden zich in het halfduister een doekje liggen. Dat ……….lijkt………wel………..dat is Phil’s halsdoekje. Ze tilt het rooster op en laat zich door het gat naar beneden zakken. De stank is ondragelijk en ze kokhalst even, dan perst ze haar lippen op elkaar en vervolgt vastberaden haar weg. Beneden aangekomen betast ze het doekje probeert het te bekijken. Ze had het toch goed gezien, het is van Phil, dat moet ze aan de Inspekteur laten zien, misschien heeft hij er wat aan. Ze wil naar boven gaan als ze een krakend geluid hoort, dan verstijft ze, de terugtocht is afgesneden door een groen massa, die haar richting uitkomt. In paniek vlucht ze de rioolgang in………
--------
Politiemensen komen aandragen met jerrycans benzine en brandweerwagens worden over de stad verdeeld. Mike zit met dokter Dark en een agent in de wagen en hij kijkt op zijn horloge. Nog drie minuten. De agenten gieten de benzine in de rioolgangen en steken de toortsen aan. Dan verlicht een helrode gloed de hemel en het lijkt alsof de hele stad brand. Vlammen flitsen over het water van de rivier waarop de riolen uitmonden. Binnen in het riool verpulvert de groene massa. Er is echter ook een mens dat aan de vlammen ten prooi valt. Ze was knap en jong en vocht voor haar leven tegen de zo grote vijand die vuur heet. Op dat ogenblik was het vuur voor miljoenen mensen een redding maar voor haar werd het de dood. Ook de verdelger van de groene massa eiste zijn tol. “Patrol 27 met bericht voor insp. Stranger, bij open rioolput voor de National Bank is een damestas gevonden behorende bij mevrouw Lida Johnson. Einde bericht”. Er heerst een doodse stilte in de wagen. Nijdig steekt Mike een sigaret op en snauwt de chauffeur toe: “Naar het hoofkantoor……”
EINDE
I N J O
Schrijf eens in het gastenboek.... de lezers waarderen uw mening, reacties op bepaalde zaken en wie weet levert uw reacties weer mooi materiaal als aanvulling op deze website .... We moeten alles wat de Dubois aangaat koesteren en realiseren dat na de bemanning van 1965 er niets meer is ....
De laatste generatie die op deze schuit heeft gevaren zijn inmiddels allemaal 70 plussers, dus is het van belang voor onze nazaten deze website zo compleet mogelijk te maken.
Deel onze URL met uw vrienden.... http://hrmsdubois.weebly.com
De laatste generatie die op deze schuit heeft gevaren zijn inmiddels allemaal 70 plussers, dus is het van belang voor onze nazaten deze website zo compleet mogelijk te maken.
Deel onze URL met uw vrienden.... http://hrmsdubois.weebly.com