SCHEEPSKRANT HR. MS. “DUBOIS”
1STE JAARGANG NR. 14
1STE JAARGANG NR. 14
ALWEER…………..
verhitte gezichten en dorstige monden door één enk’le beweging routine gevonden de één drinkt eenvoudig, de ander theatraal maar allen nemen deel aan ‘t zelfde bacchanaal je kijkt eerst wat rond, nee, het is niet je dát dan krijg je een steel en men roept: drink maar wat och, één, twee glaasjes dat kan er mee door……. zo bedrieg je jezelf, hoe vaak komt het niet voor? heus, ’t zijn aardige mensen en zo joviaal kom vat er nog een, je weet ik betaal je gedachten tollen rond, je staat niet zo vast op je benen, een slachtoffer, weer door pure rum verrast dan komt er muziek en met wilde gitaren dein je mee over woeste dronkemansbaren je danst eens modern en neemt nog een laatste ’t is de vierde en een heel goed “geplaatste”……….. helaas, wat té goed, het was de limiet nu overschreden en je merkt het eerst niet dan zit je eens stil, alles begint nu te draaien en met een doffe dreun is je moreel naar de haaien niets …………… starre duisternis ……………. dit couplet moet door anderen geschreven worden ’s morgens ontwaken met je kleren nog aan Onzichtbare hamers die je beuken en slaan Marinenummer, naam en leeftijd moet je geven Je geheugen is in alcoholmist achtergebleven …………. na een lang gesprek weet je precies wat je bent een slappe kerel en een heel laffe vent geloof in je zelf heb je allang verloren zal veranderen nog tot de mogelijkheden behoren? en toch diep in je, leeft er nog hoop en eenzaam ’s nachts op wacht, ontwar je de knoop alles naar die één, die begrijpen zal en wil jezelf afvragend: is er verbetering op til? what’s in a name? |
DE AMSTERDAMSE TRAM
De tram was dit uur nog niet zo druk bezet zodat een ieder nog net kon zitten. Schuin tegenover mij zat een dame en ik zag dat de plaats tegenover haar net in beslag werd genomen door een keurige heer. Door een onbekende redene schoot die meneer in de lucht, kijkend naar de dame tegenover zich die in blijde verwachting was. De vrouw ergerde zich er aan en vroeg mij of ik met haar van plaats wilde verwisselen. Ik vond het best en dus ruilde we van plaats. Maar de keurige heer begon nog aanstekeliger en harder te lachen dan toen zij tegenover hem zat, maar het gekke was hij keek weer naar haar. De dame toen ten einde raad riep de conducteur. Deze raakte in een fluister gesprek met de heer, waarop ze alle twee begonnen te lachen. Toen liep de dame verontwaardigd naar voren en ging daar zitten. Toen begonnen er diverse mensen te lachen en toen……………!!! had ik het door. De Amsterdamse tram is nogal overbevolkt van reclame en omdat de dame op haar éérste plaats onder een bordje zat waarop stond: “Romeo en Julia wordt verwacht” (een film aankondiging) en daar de dame in blijde verwachting was werkte dit op de lachspieren van de eerder genoemde heer. Toen zij echter op mijn plaats ging zitten kwam ze onder een bordje te zitten van “Max factor lippenstift” waarop een rode stift stond afgebeeld met de woorden: “Dit heeft Max factor gedaan” De derde plaats was weer raak, want toen ging ze onder een bord zitten waarop een naaldhak stond afgebeeld met een los plastic bescherm kokertje en aangezien de hak was beschadigd, stond er met grote letters bij: “Als u dit had gebruikt was dat nooit gebeurd”. ANJO |
3e en tevens laatste aflevering
(film- en auteursrechten Een “REAL WESTEREN”
Voorbehouden) door H A R I
DE AVONTUREN VAN MOLDET SHOOTMISS
IN EL PASO
Ondertussen hadden Moldet en zijn gang een plan gemaakt. Om de 150 trappelzakjes te weerstaan was het nodig dat hun gelederen versterkt werden met enige nietswaardige individuen uit een naburig stadje El Behaard genaamd. Na de keel met een laatste slok wiskey nog eens goed schoon gespoeld te hebben sprong een ieder weer op zijn paard c.q. mustang c.q. ezel. Ook Habakuk moest er aan geloven. Hij liep wel haast op zijn knieschijven maar vooruit kwamen ze. Helaas de anderen deden het veel vlugger. Toen kwam Moldet weer op een van die heldere iedeeën die kenmerkend voor hem waren. “Gaan jullie maar vooruit”, riep hij met vaste stem, “ik houd de voorhoede van de indianen wel op afstand”. Sommige gansters pinkten een traan uit de linkerooghoek bij een toonbeeld van zoveel moed en kameraadschappelijkheid. Na een hartroerend afscheid verdwenen zij in de nacht. Toen ze uit het gezicht verdwenen waren liet Moldet Habakuk halt houden. “Kniel neer, oud kreng, ik heb geen zin om door jou m’n rug te breken”. Met een diepe zucht stapte Moldet van de Mustang af en zei! “Klaar voor de marathonwedstrijd”? Paard en berijder zetten zich in de starthouding, Moldet zei: “Pang”! en daar ging het, op naar El Behaard. En zie, onder bezielende leiding van Schootmiss wist Habakuk op indrukwekkende wijze zijn persoonlijk rekord op de “onbepaalde afstand hardlopen voor paarden zonder berijder” met 30 centimeter per uur te verbeteren. Voorwaar een grootste prestatie. Bij El Behaard aangekomen liet Moldet weer halt houden en klom hij weer in de stijgbeugel. Met opgeheven kop en fier wapperende staart liep Habakuk het stadje binnen, Moldet in koninklijke houding met zich meevoerend. Flarden opwindende muziek bereikten zijn oren, hij stak zijn vinger in zijn mond, bevochtigde die, hield hem in de wind, rook er aan en de weg naar de Club van Long Leg Leny lag voor hem open. Hij maande Habbie tot nog meer spoed aan en inde korst mogelijke tijd waren ze op de plaats van bestemming. Hij nam niet eens de moeite zijn viervoeter te laten knielen maar sprong met een lenigheid die je van zijn 85 jaren niet zou verwachten van het dier af. Met verende pas liep hij op de ingang af, helaas, hij vergiste zich in de terugklappende deurtje en in een minimum van tijd lag hij buiten met het hoofd in ’t zand. Dat schreeuwde om wraak. Hij nam een aanloop, vastbesloten die rotdeurtjes nu voor eens en altijd te verbrijzelen. Edoch, net kwam er iemand naar buiten, deed haastig een pas opzij toen hij Moldet aan zag komen racen en deze, geen weerstand ontmoeten, schoot als een torpedo in de schoot van Long Leg Leny’s Lientje, de 19-jarige dochter van de tapster. Lientje nu was een “Beauty” van 197 1/4de pond schoon aan de haak, bovendien mocht ze onze Molly wel. Nadat Moldet de eerste schrik met een ferme slok whiskey uit een theelepel had weggespoeld, waren hij en Lientje het al gauw met elkaar eens en ze besloten zich aan een dansje te wagen. Hij gooide een scheut gin in de Joekeboks, schoot iedereen van de dansvloer af en ging met Lientje in de speciaal daarvoor gemonteerde startblokken staan. de toeschouwers hielden zich muisstil, in ademloze afwachting van wat ze nu te zien zouden krijgen, dat het mooi zou zijn stond vast, daar was Moldet’s naam gerant voor. En daar begon de muziek reeds, een opwindende plaat, gezongen door de Behaarde Sängerknaben, begeleid door de, beroemde, Walsytangoquikstepbutchers. De aanwezigen barsten los in een enthousiast gejoel en gefluit, het was de, pas in de laatste tien jaar in de mode gekomen, (daarvóór was ’t ie onzedelijk) nieuwste dans, de LOCOMADIROCKTWISTWIGGLE. Afwachten keek Moldet Lientje aan, die schreeuwde plotsklaps: Let’s go daar”!, en Moldet antwoorde: “altijd daarop Lientje: “Pief Paf” en Moldet: “POEF” en als door een katapult afgeschoten vloog zij uit de blokken. De dans zelf was niet te beschrijven omdat je doodeenvoudig geen beweging meer kon onderscheiden, zo snel ging het, niettemin zullen wij U een kleine indruk van de personen geven. Allereerst Molly. Hoewel een beetje jichtig danste hij op de van hem bekende, correcte, beheerste, eenvoudige wijze. Slechts een klein kietelordig zweetspatje onder zijn rechteroorlel bewees dat de dans hem toch wel enige inspanning kostte. Maar dan Lientje! Zij was na 45 1/4de seconde reeds in volledige extase. Zo nu en dan ontsnapte haar een hees gekreun, zoals: “Op die kamelen, tussen de bulten, één rechts – één averechts”, termen de insiders welbekend en Moldet liet haar gekreun niet onbeantwoord, met dreunende stem riep hij: “Rechts houden, baby en hand uitsteken”. Steeds vlugger werd het ritme, iedereen was “over the red” zoals men het toendertijd uitdrukte, zelfs Habakuk stak zijn kop over de klapdeurtjes naar binnen. Alles aan, op, of in Lientje vibreerde, condenseerde, derailleerde, striptieseerde en krepeerde, haar omvangrijke boezem kon het hele tempo niet volgen en slingerde als een roeiboot in een orkaan. En er woedde nu ook een orkaan in Long Leg Leny’s Club, de toeschouwers stampten of sloegen de maat mee, sommigen lagen met kwijlende monden en halfgesloten ogen in een hoek, terwijl ze de muziek compleet in zich op schenen te slokken. Dat was genoeg. Vlug trok Moldet zijn revolver en schoot de naald boven de plaat weg. Toen brulde hij: “Ik val aan, volg mij, op naar El Paso”!
-
Wat hadden de indianen intussen uitgericht? Onder het lopen legden zij de laatste hand aan in oorlogsuitrusting, de anti-flash werd nog eens goed gecontroleerd. Voorop liep fier en kaarsrecht het opperhoofd Groot Platzweetvoet. “Verdomme, wat is die reumatiek toch lastig”, bromde hij zo nu en dan. Zo naderden zij El Paso. Op precies 121 en 22/25ste paardelengte van het stadje werd halt gehouden en de verschillende facetten van het krijgsplan en de o zo belangrijke strijdkreten werden nog eens goed besproken. Daar stond Grote Platvoetzweetvoet reeds overeind en weerklonk het eerste op krachtige toon gegeven bevel: “Iedereen doping slikken, klaarmaken voor stormaanval, zij die bang zijn en willen vluchten, OK, omdraaien en achteruitlopen, en nu AAAIIIIII………” Woest schreeuwend en strijdkreten brullend als: “Hand in hand, Trappelzakken, is de koffie klaar Ma? en Links, Links, Links twee drie vier” stormden zij El Paso in. In een oogwenk hadden zij het stadje ingenomen, de mannen met veiligheidspeltjes tegen de muren geprikt en de vrouwen op afdoende wijze gescalpeerd. Net waren zij daarmee gereed of van de andere kant kwamen Moldet en zijn vrijwilligers” aangereden. Een hevige strijd barstte los. Moldet hield zich bescheiden achteraf en ging een gevulde koek eten in de snackbar op de hoek. Grote Platzweet voet zat in een veroverd huis met een glas warme melk naar de TV te kijken. Buiten weerklonk het strijdgewoel, kreten als: “Au, je doet me pijn”!, niet Vies Vechten Vuilak” en “Janus, niet kietelen”, waren niet van de lucht. Toen iedereen moe was en uitgevochten legden zij zich neder en sliepen de slaap der rechtvaardigen. In die tijd had Moldet zijn koek op en Grot Platzweetvoet de melk, bovendien was de spanning uitgevallen, dus naar de TV kijken had ook geen zin meer. Beiden stapten naar buiten en zagen al die lichamen op straat liggen. Langzaam liepen zij op elkaar toe, alleen maar oog voor de gevallen kameraden. Plotsklaps keken zij beiden op blikten elkaar recht in de trouwe hondenogen. Allebei schrokken ze hevig en alsof de duivel hen achterna zat renden zij ieder een andere kant op. Mocht U soms een hardlopende cowboy of een jichtige indiaan tegenkomen, waarschuw hen dan even: moeder de vrouw staat al meer dan 100 jaar met het eten te wachten!!!!
EINDE
(film- en auteursrechten Een “REAL WESTEREN”
Voorbehouden) door H A R I
DE AVONTUREN VAN MOLDET SHOOTMISS
IN EL PASO
Ondertussen hadden Moldet en zijn gang een plan gemaakt. Om de 150 trappelzakjes te weerstaan was het nodig dat hun gelederen versterkt werden met enige nietswaardige individuen uit een naburig stadje El Behaard genaamd. Na de keel met een laatste slok wiskey nog eens goed schoon gespoeld te hebben sprong een ieder weer op zijn paard c.q. mustang c.q. ezel. Ook Habakuk moest er aan geloven. Hij liep wel haast op zijn knieschijven maar vooruit kwamen ze. Helaas de anderen deden het veel vlugger. Toen kwam Moldet weer op een van die heldere iedeeën die kenmerkend voor hem waren. “Gaan jullie maar vooruit”, riep hij met vaste stem, “ik houd de voorhoede van de indianen wel op afstand”. Sommige gansters pinkten een traan uit de linkerooghoek bij een toonbeeld van zoveel moed en kameraadschappelijkheid. Na een hartroerend afscheid verdwenen zij in de nacht. Toen ze uit het gezicht verdwenen waren liet Moldet Habakuk halt houden. “Kniel neer, oud kreng, ik heb geen zin om door jou m’n rug te breken”. Met een diepe zucht stapte Moldet van de Mustang af en zei! “Klaar voor de marathonwedstrijd”? Paard en berijder zetten zich in de starthouding, Moldet zei: “Pang”! en daar ging het, op naar El Behaard. En zie, onder bezielende leiding van Schootmiss wist Habakuk op indrukwekkende wijze zijn persoonlijk rekord op de “onbepaalde afstand hardlopen voor paarden zonder berijder” met 30 centimeter per uur te verbeteren. Voorwaar een grootste prestatie. Bij El Behaard aangekomen liet Moldet weer halt houden en klom hij weer in de stijgbeugel. Met opgeheven kop en fier wapperende staart liep Habakuk het stadje binnen, Moldet in koninklijke houding met zich meevoerend. Flarden opwindende muziek bereikten zijn oren, hij stak zijn vinger in zijn mond, bevochtigde die, hield hem in de wind, rook er aan en de weg naar de Club van Long Leg Leny lag voor hem open. Hij maande Habbie tot nog meer spoed aan en inde korst mogelijke tijd waren ze op de plaats van bestemming. Hij nam niet eens de moeite zijn viervoeter te laten knielen maar sprong met een lenigheid die je van zijn 85 jaren niet zou verwachten van het dier af. Met verende pas liep hij op de ingang af, helaas, hij vergiste zich in de terugklappende deurtje en in een minimum van tijd lag hij buiten met het hoofd in ’t zand. Dat schreeuwde om wraak. Hij nam een aanloop, vastbesloten die rotdeurtjes nu voor eens en altijd te verbrijzelen. Edoch, net kwam er iemand naar buiten, deed haastig een pas opzij toen hij Moldet aan zag komen racen en deze, geen weerstand ontmoeten, schoot als een torpedo in de schoot van Long Leg Leny’s Lientje, de 19-jarige dochter van de tapster. Lientje nu was een “Beauty” van 197 1/4de pond schoon aan de haak, bovendien mocht ze onze Molly wel. Nadat Moldet de eerste schrik met een ferme slok whiskey uit een theelepel had weggespoeld, waren hij en Lientje het al gauw met elkaar eens en ze besloten zich aan een dansje te wagen. Hij gooide een scheut gin in de Joekeboks, schoot iedereen van de dansvloer af en ging met Lientje in de speciaal daarvoor gemonteerde startblokken staan. de toeschouwers hielden zich muisstil, in ademloze afwachting van wat ze nu te zien zouden krijgen, dat het mooi zou zijn stond vast, daar was Moldet’s naam gerant voor. En daar begon de muziek reeds, een opwindende plaat, gezongen door de Behaarde Sängerknaben, begeleid door de, beroemde, Walsytangoquikstepbutchers. De aanwezigen barsten los in een enthousiast gejoel en gefluit, het was de, pas in de laatste tien jaar in de mode gekomen, (daarvóór was ’t ie onzedelijk) nieuwste dans, de LOCOMADIROCKTWISTWIGGLE. Afwachten keek Moldet Lientje aan, die schreeuwde plotsklaps: Let’s go daar”!, en Moldet antwoorde: “altijd daarop Lientje: “Pief Paf” en Moldet: “POEF” en als door een katapult afgeschoten vloog zij uit de blokken. De dans zelf was niet te beschrijven omdat je doodeenvoudig geen beweging meer kon onderscheiden, zo snel ging het, niettemin zullen wij U een kleine indruk van de personen geven. Allereerst Molly. Hoewel een beetje jichtig danste hij op de van hem bekende, correcte, beheerste, eenvoudige wijze. Slechts een klein kietelordig zweetspatje onder zijn rechteroorlel bewees dat de dans hem toch wel enige inspanning kostte. Maar dan Lientje! Zij was na 45 1/4de seconde reeds in volledige extase. Zo nu en dan ontsnapte haar een hees gekreun, zoals: “Op die kamelen, tussen de bulten, één rechts – één averechts”, termen de insiders welbekend en Moldet liet haar gekreun niet onbeantwoord, met dreunende stem riep hij: “Rechts houden, baby en hand uitsteken”. Steeds vlugger werd het ritme, iedereen was “over the red” zoals men het toendertijd uitdrukte, zelfs Habakuk stak zijn kop over de klapdeurtjes naar binnen. Alles aan, op, of in Lientje vibreerde, condenseerde, derailleerde, striptieseerde en krepeerde, haar omvangrijke boezem kon het hele tempo niet volgen en slingerde als een roeiboot in een orkaan. En er woedde nu ook een orkaan in Long Leg Leny’s Club, de toeschouwers stampten of sloegen de maat mee, sommigen lagen met kwijlende monden en halfgesloten ogen in een hoek, terwijl ze de muziek compleet in zich op schenen te slokken. Dat was genoeg. Vlug trok Moldet zijn revolver en schoot de naald boven de plaat weg. Toen brulde hij: “Ik val aan, volg mij, op naar El Paso”!
-
Wat hadden de indianen intussen uitgericht? Onder het lopen legden zij de laatste hand aan in oorlogsuitrusting, de anti-flash werd nog eens goed gecontroleerd. Voorop liep fier en kaarsrecht het opperhoofd Groot Platzweetvoet. “Verdomme, wat is die reumatiek toch lastig”, bromde hij zo nu en dan. Zo naderden zij El Paso. Op precies 121 en 22/25ste paardelengte van het stadje werd halt gehouden en de verschillende facetten van het krijgsplan en de o zo belangrijke strijdkreten werden nog eens goed besproken. Daar stond Grote Platvoetzweetvoet reeds overeind en weerklonk het eerste op krachtige toon gegeven bevel: “Iedereen doping slikken, klaarmaken voor stormaanval, zij die bang zijn en willen vluchten, OK, omdraaien en achteruitlopen, en nu AAAIIIIII………” Woest schreeuwend en strijdkreten brullend als: “Hand in hand, Trappelzakken, is de koffie klaar Ma? en Links, Links, Links twee drie vier” stormden zij El Paso in. In een oogwenk hadden zij het stadje ingenomen, de mannen met veiligheidspeltjes tegen de muren geprikt en de vrouwen op afdoende wijze gescalpeerd. Net waren zij daarmee gereed of van de andere kant kwamen Moldet en zijn vrijwilligers” aangereden. Een hevige strijd barstte los. Moldet hield zich bescheiden achteraf en ging een gevulde koek eten in de snackbar op de hoek. Grote Platzweet voet zat in een veroverd huis met een glas warme melk naar de TV te kijken. Buiten weerklonk het strijdgewoel, kreten als: “Au, je doet me pijn”!, niet Vies Vechten Vuilak” en “Janus, niet kietelen”, waren niet van de lucht. Toen iedereen moe was en uitgevochten legden zij zich neder en sliepen de slaap der rechtvaardigen. In die tijd had Moldet zijn koek op en Grot Platzweetvoet de melk, bovendien was de spanning uitgevallen, dus naar de TV kijken had ook geen zin meer. Beiden stapten naar buiten en zagen al die lichamen op straat liggen. Langzaam liepen zij op elkaar toe, alleen maar oog voor de gevallen kameraden. Plotsklaps keken zij beiden op blikten elkaar recht in de trouwe hondenogen. Allebei schrokken ze hevig en alsof de duivel hen achterna zat renden zij ieder een andere kant op. Mocht U soms een hardlopende cowboy of een jichtige indiaan tegenkomen, waarschuw hen dan even: moeder de vrouw staat al meer dan 100 jaar met het eten te wachten!!!!
EINDE
SCHOOLHERINNERINGEN
Ik heb in de laatste schoolkrant gelezen dat er copy gevraagd werd en dat iedereen wel een stukje kon schrijven over de vele schoolherinneringen die hij heeft gehad. Aangezien het nog betaald wordt is het wel te proberen om een stukje op papier te zetten, alhoewel ik bang ben dat niet iedereen andermans zaken of herinneringen die de schrijver van zulke stukjes zelf mooi en aardig vind, ook kan waarderen en ze graag leest.
In ieder geval kwam ik na de lagere school, met de nodige strafregels en spijpelen en schorsen, te hebben doorlopen op de MULO terecht.
De eerste dag was het de kat uit de boom kijken en zorgen dat je in ieder leslokaal niet op de eerste banken kwam te zitten maar ergens waar de leraar het niet direct in de gaten had als je iets uithaalde.
Met mij kwamen er van de lagere school enkele maten mee die op de voorgenoemde school ook geen vlekkeloze reputatie hadden. We werden in de zelfde klas geplaatst wat tussen haakjes een heel grote fout is geweest van de leiding. Ik kwam naast mijn oude vriend te zitten “Timmy” genaamd die net als ik weinig zin had om stil te blijven zitten en te luisteren naar het gepraat van de een of andere boerenpummel die voor leraar doorging. We begonnen ons nieuwe en tevens eerste schooljaar op de MULO daarom ook met weinig moed en frisse tegenzin.
Na een weekje hadden we het zaakje al behoorlijk door en waren we al behoorlijk ingerouleerd. Ook hadden we al in die ene week een paar keer s ‘avonds over moeten blijven om strafregels te schrijven omdat we weer iets gedaan hadden wat door de kopstukken helemaal niet gewaardeerd werd.
Daardoor kregen we al een bijzonder slechte naam en werden de leraren gewaarschuwd om in het vervolg goed op ons te letten wat ze achteraf bekeken ook goed gedaan hebben. Timmy en ik volgden een tekencursus van de A.B.C. Parijse tekenschool en het onderwerp waar wij ons mee bezig hielden was het tekenen van naaktstudies. Thuis wisten ze wel dat ik een tekencursus volgde om de dood eenvoudige reden dat pa het hele zaakje financieerde. Ze wisten echter niet wat voor tekeningen het waren en daar vroegen ze ook niet naar, omdat ik voordat ik dienst nam bij de koninklijke Marine nogal een onschuldig gezicht had en ze me voor zoiets net direct aanzagen.
Het tekenen van naaktstudies is overigens heel normaal en ik zie nog steeds niet in waarom ik daarvoor zo op m’n duvel heb gehad. Op zekere dag was ik onder de engelse les bezig met één van mijn opdrachten van de A.B.C. op papier te zetten en uit te werken toen ik plotseling naast me een donkere stem hoorde die me vroeg of hij de tekening waar ik mee bezig was en de opdrachten mocht hebben. Ik keek verwonderd op en met veel tegenzin gaf ik hem het gevraagde, waarmee het drama begon. Na schooltijd moest ik even bij de engelse leraar komen die me het een en ander op de mouw spelde en me een behoorlijke uitbrander gaf. Ik vertelde hem ook het een en ander wat hem helemaal niet beviel zodat het met zijn preek nog niet afgelopen was.
De volgende morgen toen ik de school wilde binnen gaan werd ik door de directeur aangehouden die me meenam naar zijn kantoor en daar begon het feest weer opnieuw. Het eerste wat ik te pakken had was een oplawaai tegen mijn onschuldige facie. Ik begon te reclameren als een wilde maar dat hielp niet veel. De preek die toen volgde vergeet ik niet snel. Er werd me even aangezegd wat voor figuur ik wel niet was en wat mijn mentaliteit was. Nou dat stelde ook helemaal niets voor zodat ik na een halfuur bij hem op kantoor te zijn geweest met een ontdaan en verontwaardigd gezicht naar buiten kwam strompelen.
Ik dacht dat er nu aan alles wel een eind zou zijn gekomen maar dat bleek een enorme vergissing te zijn, want s ‘middags kwam ik, zonder iets te vermoeden wat me nu weer boven het hoofd hing thuis en ging aan tafel zitten startklaar om te gaan eten. M’n moeder zei tegen me dat er een brief gekomen was van de school die nogal dik was en vroeg me of ik soms iets gedaan had. Mijn antwoord was natuurlijk ontkennend zodat zij ook weer tevreden was.
Na een kwartier kwam pa van zijn werk en ging tegenover mij aan tafel zitten. Mijn moeder kwam binnen huppelen met die ellendige rot brief waarvan ik de inhoud toen wel kon raden en dat beviel me helemaal niet. Ze gaf hem met een gezicht van er is niets aan het handje aan mijn vader die hem met een ernstig gezicht begon te lezen.
Op die dag aten we snert en ondanks dat ik daar helemaal niet van hield begon ik als een uitgehongerd wild dier van een groot vol bord wat voor m’n neus stond te eten en schepte hem daarna voor de tweede keer vol en begon weer ijverig de soep naar binnen te werken toen barste het onweer los.
Ik weet niet wat ik allemaal was en wat er van me terecht moest komen maar veel soeps was het niet. De tekeningen die in de brief zaten waren vulgair en getuige van mijn slechte karakter volgens mijn vader.
Op het antwoord “zo vader zo zoon” bliksemde het aan alle kanten en het gevolg was dat ik met enkele blauwe plekken naar mijn studeerkamer gestuurd werd en er voorlopig ook niet meer af mocht komen.
Ook wil ik nog wel vertellen dat ik mijn talenten niet verder kon ontplooien aangezien de cursus door mijn oude heer afgezegd werd omdat hij er geen heil in zag om zijn geld er nog verder in te steken want zo zei hij, wat moet de buurt ervan denken.
Zo dat was één van de vele herinneringen aan mijn schooltijd die daarvan over gehouden heb. Alle herinneringen zo’n beetje van het caliber dat er niet meer dan een wild west roman van te maken is.
Ik hoop dat degenen die dit gelezen hebben ook eens proberen een stukje op papier te zetten want niemand die bij de Marine komt zal een braaf Mietje geweest zijn toen hij nog op school zat en best iets meegemaakt hebben.
HORS
Ik heb in de laatste schoolkrant gelezen dat er copy gevraagd werd en dat iedereen wel een stukje kon schrijven over de vele schoolherinneringen die hij heeft gehad. Aangezien het nog betaald wordt is het wel te proberen om een stukje op papier te zetten, alhoewel ik bang ben dat niet iedereen andermans zaken of herinneringen die de schrijver van zulke stukjes zelf mooi en aardig vind, ook kan waarderen en ze graag leest.
In ieder geval kwam ik na de lagere school, met de nodige strafregels en spijpelen en schorsen, te hebben doorlopen op de MULO terecht.
De eerste dag was het de kat uit de boom kijken en zorgen dat je in ieder leslokaal niet op de eerste banken kwam te zitten maar ergens waar de leraar het niet direct in de gaten had als je iets uithaalde.
Met mij kwamen er van de lagere school enkele maten mee die op de voorgenoemde school ook geen vlekkeloze reputatie hadden. We werden in de zelfde klas geplaatst wat tussen haakjes een heel grote fout is geweest van de leiding. Ik kwam naast mijn oude vriend te zitten “Timmy” genaamd die net als ik weinig zin had om stil te blijven zitten en te luisteren naar het gepraat van de een of andere boerenpummel die voor leraar doorging. We begonnen ons nieuwe en tevens eerste schooljaar op de MULO daarom ook met weinig moed en frisse tegenzin.
Na een weekje hadden we het zaakje al behoorlijk door en waren we al behoorlijk ingerouleerd. Ook hadden we al in die ene week een paar keer s ‘avonds over moeten blijven om strafregels te schrijven omdat we weer iets gedaan hadden wat door de kopstukken helemaal niet gewaardeerd werd.
Daardoor kregen we al een bijzonder slechte naam en werden de leraren gewaarschuwd om in het vervolg goed op ons te letten wat ze achteraf bekeken ook goed gedaan hebben. Timmy en ik volgden een tekencursus van de A.B.C. Parijse tekenschool en het onderwerp waar wij ons mee bezig hielden was het tekenen van naaktstudies. Thuis wisten ze wel dat ik een tekencursus volgde om de dood eenvoudige reden dat pa het hele zaakje financieerde. Ze wisten echter niet wat voor tekeningen het waren en daar vroegen ze ook niet naar, omdat ik voordat ik dienst nam bij de koninklijke Marine nogal een onschuldig gezicht had en ze me voor zoiets net direct aanzagen.
Het tekenen van naaktstudies is overigens heel normaal en ik zie nog steeds niet in waarom ik daarvoor zo op m’n duvel heb gehad. Op zekere dag was ik onder de engelse les bezig met één van mijn opdrachten van de A.B.C. op papier te zetten en uit te werken toen ik plotseling naast me een donkere stem hoorde die me vroeg of hij de tekening waar ik mee bezig was en de opdrachten mocht hebben. Ik keek verwonderd op en met veel tegenzin gaf ik hem het gevraagde, waarmee het drama begon. Na schooltijd moest ik even bij de engelse leraar komen die me het een en ander op de mouw spelde en me een behoorlijke uitbrander gaf. Ik vertelde hem ook het een en ander wat hem helemaal niet beviel zodat het met zijn preek nog niet afgelopen was.
De volgende morgen toen ik de school wilde binnen gaan werd ik door de directeur aangehouden die me meenam naar zijn kantoor en daar begon het feest weer opnieuw. Het eerste wat ik te pakken had was een oplawaai tegen mijn onschuldige facie. Ik begon te reclameren als een wilde maar dat hielp niet veel. De preek die toen volgde vergeet ik niet snel. Er werd me even aangezegd wat voor figuur ik wel niet was en wat mijn mentaliteit was. Nou dat stelde ook helemaal niets voor zodat ik na een halfuur bij hem op kantoor te zijn geweest met een ontdaan en verontwaardigd gezicht naar buiten kwam strompelen.
Ik dacht dat er nu aan alles wel een eind zou zijn gekomen maar dat bleek een enorme vergissing te zijn, want s ‘middags kwam ik, zonder iets te vermoeden wat me nu weer boven het hoofd hing thuis en ging aan tafel zitten startklaar om te gaan eten. M’n moeder zei tegen me dat er een brief gekomen was van de school die nogal dik was en vroeg me of ik soms iets gedaan had. Mijn antwoord was natuurlijk ontkennend zodat zij ook weer tevreden was.
Na een kwartier kwam pa van zijn werk en ging tegenover mij aan tafel zitten. Mijn moeder kwam binnen huppelen met die ellendige rot brief waarvan ik de inhoud toen wel kon raden en dat beviel me helemaal niet. Ze gaf hem met een gezicht van er is niets aan het handje aan mijn vader die hem met een ernstig gezicht begon te lezen.
Op die dag aten we snert en ondanks dat ik daar helemaal niet van hield begon ik als een uitgehongerd wild dier van een groot vol bord wat voor m’n neus stond te eten en schepte hem daarna voor de tweede keer vol en begon weer ijverig de soep naar binnen te werken toen barste het onweer los.
Ik weet niet wat ik allemaal was en wat er van me terecht moest komen maar veel soeps was het niet. De tekeningen die in de brief zaten waren vulgair en getuige van mijn slechte karakter volgens mijn vader.
Op het antwoord “zo vader zo zoon” bliksemde het aan alle kanten en het gevolg was dat ik met enkele blauwe plekken naar mijn studeerkamer gestuurd werd en er voorlopig ook niet meer af mocht komen.
Ook wil ik nog wel vertellen dat ik mijn talenten niet verder kon ontplooien aangezien de cursus door mijn oude heer afgezegd werd omdat hij er geen heil in zag om zijn geld er nog verder in te steken want zo zei hij, wat moet de buurt ervan denken.
Zo dat was één van de vele herinneringen aan mijn schooltijd die daarvan over gehouden heb. Alle herinneringen zo’n beetje van het caliber dat er niet meer dan een wild west roman van te maken is.
Ik hoop dat degenen die dit gelezen hebben ook eens proberen een stukje op papier te zetten want niemand die bij de Marine komt zal een braaf Mietje geweest zijn toen hij nog op school zat en best iets meegemaakt hebben.
HORS
TJET BAROE
In de laatst verschenen uitgave van de scheepskrant, vroeg men om copy over school herinneringen en nu wilde ik eens op de proppen komen met een Navy herinnering, wat ik wellicht niet gauw zal vergeten. Aan boord van Hr. Ms. Schepen in dienst van een der smaldelen heerste een tjet ziekte. Men was dag in dag uit aan het schilderen en daarbij werd soms het halve schip met touwen afgesloten.
Aan boord van één der jagers was dit het geval, degenen die op een jager gevaren hebben zullen mij wellicht beter begrijpen dan opvarenden die nog nooit een jager hebben gezien. Er was weer eens z’n dag dat er getjet was over stuurboord en het dek werd afgezet vanaf de valreep tot aan stuurboord walegang, en aangezien er s ‘avonds een oefening was waarbij men verduisterd moest varen overkwam mij het volgende.
Het was ongeveer acht uur toen ik mij genoodzaakt voelde om vanuit het achterverblijf even naar de toko te huppelen. Daarbij moet je over dek, en als goed a.b.c.d. militair wist ik dat de regel stuurboord naar voren en bakboord naar achteren geldt. Vooral met verduisterd varen is dit belangrijk.
Ik liep dus in het donker naar voren over S.B. tot dat ik mijn nek bijna brak over de touwen die er s ‘middags waren gespannen, om te voorkomen dat janmaat met z’n fikken in de tjet zou grijpen.
Er bleef dus niets anders over voor me dan over B.B. naar voren te gaan en daar kwamen die moeilijkheden me al tegemoet lopen.
Ik liep recht in de armen van de eerste officier die ik aan z’n stem herkende. “Stuurboord naar voren m’n jongen en over bakboord naar achteren”, schreeuwde hij. “Ja maar ……………”Niks te jamaren, jullie hebben altijd je smoesje klaar liggen. “Maar meneer …………… “Mondje dicht en terug”!
En wat doe je dan? Je denkt: “Laat maar, hij weet niet beter, je loopt een eindje terug en gaat, wanneer hij is verdwenen weer over bakboord naar de toko ………. Op de terugweg kwam ik bij de kombuis iemand tegen die ook verkeerd naar voren liep, net als ik tien minuten geleden. Ik wilde ook wel even flink doen en schreeuwde van verre al: “Stuurboord naar voren en bakboord naar achteren, lummel”! Dichterbij gekomen ontdekte ik onze eerder genoemde EO en besloot te doen alsof ik hem in het duister niet herkende. "Nooit ABCD gehad”? vroeg ik hatelijk. “Och, ben jij het”! antwoorde hij in het donker. “Sorry van daarnet, maar over stuurboord is afgezet vanwege de tjet, zodoende …………..”
Ik zei maar niets en ging met een glimlach verder van BB naar achteren.
A N J O
In de laatst verschenen uitgave van de scheepskrant, vroeg men om copy over school herinneringen en nu wilde ik eens op de proppen komen met een Navy herinnering, wat ik wellicht niet gauw zal vergeten. Aan boord van Hr. Ms. Schepen in dienst van een der smaldelen heerste een tjet ziekte. Men was dag in dag uit aan het schilderen en daarbij werd soms het halve schip met touwen afgesloten.
Aan boord van één der jagers was dit het geval, degenen die op een jager gevaren hebben zullen mij wellicht beter begrijpen dan opvarenden die nog nooit een jager hebben gezien. Er was weer eens z’n dag dat er getjet was over stuurboord en het dek werd afgezet vanaf de valreep tot aan stuurboord walegang, en aangezien er s ‘avonds een oefening was waarbij men verduisterd moest varen overkwam mij het volgende.
Het was ongeveer acht uur toen ik mij genoodzaakt voelde om vanuit het achterverblijf even naar de toko te huppelen. Daarbij moet je over dek, en als goed a.b.c.d. militair wist ik dat de regel stuurboord naar voren en bakboord naar achteren geldt. Vooral met verduisterd varen is dit belangrijk.
Ik liep dus in het donker naar voren over S.B. tot dat ik mijn nek bijna brak over de touwen die er s ‘middags waren gespannen, om te voorkomen dat janmaat met z’n fikken in de tjet zou grijpen.
Er bleef dus niets anders over voor me dan over B.B. naar voren te gaan en daar kwamen die moeilijkheden me al tegemoet lopen.
Ik liep recht in de armen van de eerste officier die ik aan z’n stem herkende. “Stuurboord naar voren m’n jongen en over bakboord naar achteren”, schreeuwde hij. “Ja maar ……………”Niks te jamaren, jullie hebben altijd je smoesje klaar liggen. “Maar meneer …………… “Mondje dicht en terug”!
En wat doe je dan? Je denkt: “Laat maar, hij weet niet beter, je loopt een eindje terug en gaat, wanneer hij is verdwenen weer over bakboord naar de toko ………. Op de terugweg kwam ik bij de kombuis iemand tegen die ook verkeerd naar voren liep, net als ik tien minuten geleden. Ik wilde ook wel even flink doen en schreeuwde van verre al: “Stuurboord naar voren en bakboord naar achteren, lummel”! Dichterbij gekomen ontdekte ik onze eerder genoemde EO en besloot te doen alsof ik hem in het duister niet herkende. "Nooit ABCD gehad”? vroeg ik hatelijk. “Och, ben jij het”! antwoorde hij in het donker. “Sorry van daarnet, maar over stuurboord is afgezet vanwege de tjet, zodoende …………..”
Ik zei maar niets en ging met een glimlach verder van BB naar achteren.
A N J O
Wordt er in dienst een man (vrouw) van je gemaakt?
Vele burgers zijn toch wel in twijfel geraakt of men nu werkelijk in dienst een man man van je maken. Dit schrijf ik naar aanleiding van één van de brieven die iemand eens in het begin van zijn diensttijd naar huis schreef. Ja, hij ging in dienst, de enige zoon van een nette familie. Pa was trots en zei vol overtuiging tegen zijn zoon: “Jongen in dienst word je een echte man met haar op zijn borst, één die niet voor een kleintje vervaard is”! Onlangs schreef de zoon, nu zeven maanden onder ’s Konings wapenrok, de volgende brief naar de trotse pa: Beste Pa en lieve Mams In dienst heb ik al heel wat geleerd, bedopmaken, kast opruimen, dekens luchten, kleding naaien of verstellen, sokken uitwassen, broeken persen, stof afnemen, aardappels schillen, wortels schrapen, verblijf soppen, vloeren boenen, WC’s dweilen WEET U WEL ZEKER DAT IK EEN MAN WORDT???? |
Niet alleen …………..
Als twee personen op een bank in het park zitten en de één zegt tegen de ander: “Heerlijk zeg, zo stil en met ons tweetjes”! dan heeft hij (of zij) ongelijk, want ze zijn figuurlijk gesproken altijd met z’n zessen, n.l.: Zoals hij haar ziet Zoals zij hem ziet Zoals hij zichzelf ziet Zoals zij zichzelf ziet Zoals hij is Zoals zij is Vragen we ons natuurlijk wel af of dat allemaal op één bank zitten kan ………… ANJO |
SCHOOLHERINNERINGEN
Ja, schoolherinneringen, het lijkt me een heel moeilijk onderwerp om nu eens over te schrijven, maar ik geloof dat ik met het hierna volgende verhaal een eind op weg ben.
Het is natuurlijk wel zo dat je bij z’n anekdote uit je schooljaren, dat een ander het misschien een flauw of vervelend verhaaltje vind terwijl het zelfde verhaal voor je zelf een mooie herinnering is waarbij je alles van vroeger weer ziet herleven. B.v. de bijnamen van de leraren op de Ambachtsschool. De naam “PLANKIE” zegt U waarschijnlijk niets en U denkt waarschijnlijk: wat een idiote naam, terwijl, wanneer ik die naam hoor er al een glimlach om mijn lippen gaat spelen omdat ik hem in gedachten al weer voor de klas zie staan, een beetje voorovergebogen (daaraan dankt hij z’n naam: plankenteller, kortweg Plankie) met in zijn linkerhand een bril ik schat uit 1870en in z’n mond een onafscheidelijk stompje sigaar, die hij nog maar net tussen zijn lippen kon klemmen en wat altijd uit was en dan niet te vergeten zijn achterovergekamd haar met de scheiding in het midden. Ja, zoals hij altijd voor de klas stond te vertellen en zich in te spannen terwijl de grootste helft van de klas in de lectuur verdiept was of alvast het huiswerk aan het maken was voor morgen. Het volgende geval is mij toen eens overkomen. ’s Morgens, de eerste drie uur hadden we les van plankie: “Schematekenen” wat ik altijd wel aardig vond, maar als ik dan aan de middag dacht: twee uren vijlen, een uur natuurkunde en een uur gereedschapkennis dan was de dag alweer verpest want vijlen ging te langzaam en bij natuurkunde stond een strenge leraar voor de klas die af en toe een drijfnatte spons naar je haren gooide. Dus besloot ik ’s middags te spijbelen, want per slot van rekeningkon je beter schaatsen dan natuurkunde doen, was toendertijd mijn mening. En wat lette me, een mooie zonnige dag in Januari. ’s Morgens besloot ik op een of andere manier van school weg te komen, ik wist dat Plankie je vlug naar huis stuurde als hij merkte of dacht dat je ziek was ………….. Hoe moest ik me ziek houden? Ik wist het al. Na het kwartiertje ochtendpauze ging ik als eerste het lokaal binnen en ging als een gek op mijn wangen zitten wrijven. Zodra ik de leraar zag ging ik naar hem toe en zei, met een zo ziek mogelijk gezicht: “ik voel me niet zo goed mijnheer, dan heb ik het warm en dan ben ik weer rillerig”. Heb je misschien koorts vroeg hij. Zo had ik hem waar ik hem hebben wilde, zijn hand ging naar mijn wangen en onze “plankie” kwam tot de overtuiging dat ik een flinke koorts had. Ik moest me goed aankleden en zo snel mogelijk naar huis gaan en als ik wat opgeknapt was moest ik maar een briefje van thuis meenemen.
’s Middags schaatste ik bij het leven terwijl ik dacht aan de jongens uit mijn klas die ijverig zaten te blokken.
Zo ziet u maar dat al denken de leraren vaak dat ze alle kleine geintjes en smoesjes van hun leerlingen doorhebben omdat ze vroeger ook zulke smoesjes en geintjes uithaalde, dat de leerlingen toch nog genoeg fantasie hebben om hun nog iets te kunnen leren.
Wat …………? Oóó wie dat briefje schreef toen ik weer beter was………? Nu u mag drie keer radenen tussen haakjes bij m’n eindexamen haalde ik voor mijn natuurkunde een 8 en in m’n drie jaar schooltijd heb ik slechts vier keer gespijbeld, netjes hé?
ANJO
Ja, schoolherinneringen, het lijkt me een heel moeilijk onderwerp om nu eens over te schrijven, maar ik geloof dat ik met het hierna volgende verhaal een eind op weg ben.
Het is natuurlijk wel zo dat je bij z’n anekdote uit je schooljaren, dat een ander het misschien een flauw of vervelend verhaaltje vind terwijl het zelfde verhaal voor je zelf een mooie herinnering is waarbij je alles van vroeger weer ziet herleven. B.v. de bijnamen van de leraren op de Ambachtsschool. De naam “PLANKIE” zegt U waarschijnlijk niets en U denkt waarschijnlijk: wat een idiote naam, terwijl, wanneer ik die naam hoor er al een glimlach om mijn lippen gaat spelen omdat ik hem in gedachten al weer voor de klas zie staan, een beetje voorovergebogen (daaraan dankt hij z’n naam: plankenteller, kortweg Plankie) met in zijn linkerhand een bril ik schat uit 1870en in z’n mond een onafscheidelijk stompje sigaar, die hij nog maar net tussen zijn lippen kon klemmen en wat altijd uit was en dan niet te vergeten zijn achterovergekamd haar met de scheiding in het midden. Ja, zoals hij altijd voor de klas stond te vertellen en zich in te spannen terwijl de grootste helft van de klas in de lectuur verdiept was of alvast het huiswerk aan het maken was voor morgen. Het volgende geval is mij toen eens overkomen. ’s Morgens, de eerste drie uur hadden we les van plankie: “Schematekenen” wat ik altijd wel aardig vond, maar als ik dan aan de middag dacht: twee uren vijlen, een uur natuurkunde en een uur gereedschapkennis dan was de dag alweer verpest want vijlen ging te langzaam en bij natuurkunde stond een strenge leraar voor de klas die af en toe een drijfnatte spons naar je haren gooide. Dus besloot ik ’s middags te spijbelen, want per slot van rekeningkon je beter schaatsen dan natuurkunde doen, was toendertijd mijn mening. En wat lette me, een mooie zonnige dag in Januari. ’s Morgens besloot ik op een of andere manier van school weg te komen, ik wist dat Plankie je vlug naar huis stuurde als hij merkte of dacht dat je ziek was ………….. Hoe moest ik me ziek houden? Ik wist het al. Na het kwartiertje ochtendpauze ging ik als eerste het lokaal binnen en ging als een gek op mijn wangen zitten wrijven. Zodra ik de leraar zag ging ik naar hem toe en zei, met een zo ziek mogelijk gezicht: “ik voel me niet zo goed mijnheer, dan heb ik het warm en dan ben ik weer rillerig”. Heb je misschien koorts vroeg hij. Zo had ik hem waar ik hem hebben wilde, zijn hand ging naar mijn wangen en onze “plankie” kwam tot de overtuiging dat ik een flinke koorts had. Ik moest me goed aankleden en zo snel mogelijk naar huis gaan en als ik wat opgeknapt was moest ik maar een briefje van thuis meenemen.
’s Middags schaatste ik bij het leven terwijl ik dacht aan de jongens uit mijn klas die ijverig zaten te blokken.
Zo ziet u maar dat al denken de leraren vaak dat ze alle kleine geintjes en smoesjes van hun leerlingen doorhebben omdat ze vroeger ook zulke smoesjes en geintjes uithaalde, dat de leerlingen toch nog genoeg fantasie hebben om hun nog iets te kunnen leren.
Wat …………? Oóó wie dat briefje schreef toen ik weer beter was………? Nu u mag drie keer radenen tussen haakjes bij m’n eindexamen haalde ik voor mijn natuurkunde een 8 en in m’n drie jaar schooltijd heb ik slechts vier keer gespijbeld, netjes hé?
ANJO
Te vergezocht.
Twee studenten liepen in Amsterdam wat rond te kuieren toen zij op een gegeven ogenblik achter een dame kwamen te lopen die nogal ongelukkig liep en als studenten zijnde trokken zij nogal snel een conclusie wat de oorzaak was dat de dame zo slecht liep.
“Tja” zegt de een: “Ik heb een vermoeden dat het aan haar bekken licht”.
“Daar ben ik het niet mee eens”, zegt de ander: “Volgens mij is het een heupfractuur”.
Na veel gepraat en veronderstellingen kwam het zover dat de één voorstelde en beleefd aan de dame zelf te vragen wat de oorzaak was.
De kleinste nam het woord. “Pardon juffrouw, wij hebben een kleine discussie over wat u mankeert en aangezien wij nog studeren zouden wij het op prijs stellen als u ons vertelde waarom u zo slecht loopt”.
De juffrouw giechelde en zei: “Heren, als u het beloofd niet verder te vertellen dan zeg ik het u. ik ga morgen trouwen en heb vast krulspeldjes gezet”.
Twee studenten liepen in Amsterdam wat rond te kuieren toen zij op een gegeven ogenblik achter een dame kwamen te lopen die nogal ongelukkig liep en als studenten zijnde trokken zij nogal snel een conclusie wat de oorzaak was dat de dame zo slecht liep.
“Tja” zegt de een: “Ik heb een vermoeden dat het aan haar bekken licht”.
“Daar ben ik het niet mee eens”, zegt de ander: “Volgens mij is het een heupfractuur”.
Na veel gepraat en veronderstellingen kwam het zover dat de één voorstelde en beleefd aan de dame zelf te vragen wat de oorzaak was.
De kleinste nam het woord. “Pardon juffrouw, wij hebben een kleine discussie over wat u mankeert en aangezien wij nog studeren zouden wij het op prijs stellen als u ons vertelde waarom u zo slecht loopt”.
De juffrouw giechelde en zei: “Heren, als u het beloofd niet verder te vertellen dan zeg ik het u. ik ga morgen trouwen en heb vast krulspeldjes gezet”.
BETER DAN BEST
Er bestaat niets beters dan de liefde van een goede vrouw ………. voorop gezet dat het de liefde van een slechte vrouw is.
Uit m’n jeugd voor m’n marinejeugd ……….
Nu we dan toch allemaal zo bezig zijn in het verleden te wroeten, wil ik daar nog wel een schepje bovenop doen. Schoolherinneringen, ach die heb ik natuurlijk wel, net zoals ieder ander, maar daar ik altijd een hekel heb gehad aan die “dag-in-dag-uit-dezelfde” lerares en nog meer droge lessen (waarvan ik na drie jaar marine wel ben teruggekomen) trekt dit onderwerp me niet zo erg aan. Nee, dit is zomaar een anekdote uit m’n (korte) leven. Nadat je zoiets een jaar of wat geheim hebt gehouden, zeker voor je ouwelui, is het misschien wel leuk dat iemand dit leest zonder dat je er een pak slaag van overhoud of een week huisarrest, alhoewel het zo erg nu ook weer niet is. Dit verhaal dan, speelt in één van de grote steden van ons land en het gebeurde toen ik een jaar of veertien, vijftien was. De hoofdpersoon is een grietje van een jaar of zeventien (toentertijd) die Doris heette. Ik hielp voor een paar luttele daalders een melkboer met zijn melkwijk, gekleed in een nauwe lichtblauwe spijkerbroek, de wanhoop van m’n moeder (hij was zo snel vuil) en voor m’n vader reden om eens lekker te ketteren op die rare jeugd van tegenwoordig. Zo liep ik met mijn baas de portieken op en af. Het was wel een leuk baantje, want behalve dat er wel eens een fooitje voor je overschoot, zag je alleen maar vrouwen, in leeftijd variërend van 9 tot 79 jaar, en ik hield echt m’n ogen niet dicht. Maar goed, op zekere dag was er een nieuw gezicht liever gezegd, een nieuw gezin in onze wijk komen te wonen, daar de sanering toen al doorgevoerd was, konden wij gewoon aanbellen om de moeder des huizes gelegenheid te geven 40+ melk, eieren en al die andere rommel voor een heel weekend in te slaan. Jan, zo hete de baas, was beneden nog bezig een klant te helpen toen ik gewoontgetrouw op de tweede etage aanbelde en niets anders verwachtte dan een vrouw van een jaar of veertig met dikke enkels en een knot achterop. Wie scherts mijn verbazing gtoen de deur opengedaan werd door een, naar mijn schatting 17- of 18 jarige “schoonheid”. Nu had dat nog niet erg geweest, maar ze stond daar in de deuropening in een laag uitgesneden blouse, een strakke rode pantalonen zwarte hooggehakte schoenentjes uitnodigend te wiegen op de maat van een toentertijd in de mode zijnde woeste rock and roll plaat. Ik keek m’n ogen uit en m’n mond is waarschijnlijk van verbazing opengevallen. Bovendien kreeg ik een kleur (toen kon dat nog) die van achter m’n oren begon en eindigde op het topje van de teen, de grootste, van m’n rechtervoet. Toen ze daar zo enige tijd stond begon het haar een weinig te vervelen en ze vroeg op de toon die een “femme fatale” aanslaat tegen een “jeune premier”: “What’s matter, Buddy”? toen viel mijn mond werkelijk open. Ik zat toen op de HBS en enig Engels had ik wel gehad, maar nu stond ik voor de praktijk. Wat moest ik anders zeggen dan: “Ik ben de melkboer, juffrouw”! ze keek me misprijzend aan, totdat haar oog op m’n broek viel. “Wath a nice dress, Buddy”, en in rasecht Hollands erachteraan: “Uitverkoop”? Bij deze opmerking hervatte ik mijn moed, want beledigingen heb ik nooit leuk gevonden en ik antwoorde: “Waarschijnlijk op de zelfde tijd en in de zelfde zaak gekocht als de Uwe”, en ik vervolgde met de stereotiepe melkboerenvraag. “Had U iets gewenst”? Dit veroorzaakte een kreet waaruit ik na enig nadenken kon opmaken “Daddy” Pa was van hetzelfde kaliber als zijn dochter, alleen dan van zo’n drie generaties terug. “Dag jongeman”, zei hij tot mijn onuitsprekelijke opluchting, “Geef ze maar twee liter melk, een kleintje yoghurt en niet te vergeten tien verse eieren”. Ik begon me op m’n gemak te voelen bij deze gezellige man, en terwijl het dochtertje nog aan de deur stond, vroeg uitermate beleefd: “Zoudt U er geen onsje kaas bijnemen voor Uw dochter, ze ziet wat bleekjes en dan zo mager”! Verbaasd en verontwaardigd keek ze me aan met een woedende blik in haar ogen, toen verzonk ze in diep gepeins waarschijnlijk voor het maken van een goede tegenzet. Had ik die opmerking nu maar niet gemaakt want ik had er gelijk al weer spijt van. Pa lief gooide er meteen van alles uit wat hem nu zo tegenviel van de moderne jeugd.
Ik stond met m’n vijftien jaren maar ja en nee te knikken en me af te vragen wanneer hij nu eindelijk wel uitgepraat zou zijn. Gelukkig kwam daar als reddende engel Jan naar voren geschouwd, een abrupt einde makend aan onze gezellige “Conversatie”. Al vlug waren we klaar, dochterlief nam me nog eens goed op en zei met een betekenisvolle blik in haar ogen: “So long Buddy”. “Dag juffrouw”, zei ik om het netjes te houden. Ik liep er nog met Jan over na te kaarten in wat van die “mannen-onder-elkaar” termen, toen een paar portieken verder Papa ons hijgend achterop kwam rennen. Doris moest nog een flesje chocoladevla hebben voor zondag en of we nu maar zo goed wilden zijn om dat even te brengen, want hij moest nog even weg. Ik zei uiteraard direkt tegen Jan dat ik daarvoor de aangewezen persoon was, en zo toog ik met het flesje onder mijn arm, welgemoed naar onze teener. En jawel hoor, vlak na m’n belletje vloog de deur open en daar stond een heupwiegende en aanlokkelijk Doris voor me, die met een joviaal gebaar zei: “Coms in Buddy”. “Tjonge, tjonge, die zet er vaart achter”, dacht ik meteen en ik begon me alweer een beetje meer op m’n gemak te voelen. Na enig heen en weer gepraat te hebben waarbij zij steeds in het engels antwoorde, besloot ik tot een rechtstreekse aanval over te gaan. “Heeft u last van een spraakgebrek, juffrouw”? vroeg ik op poeslieve toon. “No, Buddy, don’t worry about me, “was het op enigszins gechoqueerde toon gegeven antwoord. Verdraaid dat hielp ook alweer niet. Ondertussen was zij opgestaan en liep een beetje door de kamer te draaien. Ik voelde dat er wat moest gebeuren. En ja hoor ze ging de kamer uit. Ik had al visioenen van negligé’s (dat staat toch in iedere pocket te lezen, zeker in die van Mike Spillane) dus kunnen jullie nagaan hoe teleurgesteld ik me voelde toen ze even later op een degelijke hollandse manier binnen kwam met een kop thee voor mij en één voor haar zelf. “Als je blieft” zei ze, en zie het eerste woord Hollands was er dan eindelijk uit. Nu begon het pas echt gezellig te worden, al klonken de opmerkingen zoals “mieterse vent”(Elvis Presley) en “zalige plaat”(Jail House Rock) me nog ietwat onwennig in de oren, waarlijk ik begon het een aardig meisje te vinden en vroeg haar dus meteen om s’ avonds mee uit te gaan. Ja dat was goed maar dan moest ik geen juffrouw meer zeggen maar “Marilyn” en geen net pak moest dragen maar een spijkerbroek. Het lag me op de lippen om te zeggen dat ze geen Marilyn heette maar daar besloot ik mee te wachten tot vanavond. En jawel hoor om precies zeven uur kwam ze daar aan, op hoge hakjes, rode smalle broek, alleen het laag uitgesneden bloesje was verandert in een slobbertrui die ze volgens mij speciaal voor deze avond van Bram Appel geleend had. Maar goed, ik had nogal wat verdiend die dag veel fooi gekregen enz. dus ik besloot het er maar eens breed van te laten hangen. Nu was ik niet meer het hulpje van de melkboer maar een nozem die wist wat hij wou. Dus zei ik op energieke toon: “Waar gaan we heen, het Zuiderpark bekijken, een boulevardje pikken en een bioscoopje nemen”? Tot mijn grote teleurstelling liet ze het Zuiderpark en de Boulevard schieten en dus was het netjes naar de bioscoop gaan geblazen, maar och daar was het ook donker, dus zo’n ramp was het nu ook weer niet. Maar toen begon het pas. Die film was te eng, die te lang, die te kort enz. enz. Ik werd er doodziek van. Eindelijk had ze er dan eentje te pakken, van Conny Froboes!!! Nu als ik er niet een kan luchten of zien is het dat domme kind wel, maar van mijn kant bezien had het ook weer zijn voordelen, want dan hoefde ik tenminste geen aandacht aan de film te besteden! Maar daar kwam tegenvaller nummer zoveel al. Allereerst zette ze een grote fok op, een bril is niet zo erg, maar dan niet zó een, en toen de film na de pauze eenmaal op gang gekomen was zat ze volkomen apathisch en in trance naar “haar Conny” te kijken. Wat ik ook deed of probeerde (en dat was wel wat!) in dat brok steen was geen leven meer te krijgen. Ik zat me dood te vervelen, want dat had ik helemáál niet verwacht en ik begon nu al bang te worden voor het traditionele afscheidskusje voor de deur. De hele film door had ik het zwaar te verduren. Opmerkingen als: “Mieterse griet hé”?, “o wat een hemels ritme”, “is ’t niet om te zoenen”, en meer van dergelijke onzin, dreunden me (figuurlijk gesproken) als kanonschoten in de oortjes.
Gelukkig duurde het drama niet al te lang, wat meestal bij deze films het geval is.
Na deze 1 ½ uurs marteling gingen we nog ergens iets eten en drinken en het was daar dat ik haar vroeg: “waarom wil je Marilyn genoemd worden, terwijl je Doris heet”? Ze antwoorde: “Nu, ik vind dat ik op Marilyn Monroe lijk en daarom wil dat iedereen me zo noemt”! Nu leek ze volgens mij niet zo veel op Marilyn Monroe als Fernandel op Brigitte Bardot, dus besloot ik wraak te nemen voor de ’s-Middags geleden nederlaag en de ’s-Avonds ondergane teleurstelling door haar vastbesloten: “Doortje” te noemen. Zelden heb ik met een meisje zo’n ruzie gehad. Ik besloot toch maar een beetje bij te draaien, want dat kusje voor de deur zat me toch ergens wel hoog. Eindelijk waren we dan bij haar thuis aangekomen. Ik bracht haar tot de deur. Natuurlijk moest ze nu wat Engels zeggen: “Now Buddy, thanks fort he lovely evening, sleep well”. “Niets te danken, Doortje”, antwoorde ik en meteen pakte ik haar op een manier van “hebben-die-kip” beet, met de bedoeling haar door een echte “American-Movie-Love-Kiss”te laten merken, dat ik op echte Marilyn Monroe wijze teruggekust wilde worden. Ik had jullie toch al verteld dat ze net zo veel op MM leek als Fernandel op BB?
Nu dat liet ze nu wel even duidelijk blijken, ze gaf me namelijk een flinke klap in het baardloze gelaat en zei voordat ze de deur voor m’n neus dichtklapte: “Als je nu Elvis was ……… ik ga pas kussen als ik getrouwd ben”!
Daarmee was het gedaan met onze “eendagsverkering” Ik was nog veel te jong om te trouwen, bovendien leek in de verste verte niet op Elvis, een onoverkomelijk bezwaar.
Hoe het met mij en Doris afgelopen is? Daarover kan ik kort zijn:
Een jaar later maakte we allebei een “big mistake” en het maar eens op haar manier uit te drukken. Ik, door het MOC eens goed van binnen te bekijken en zij door op de bekende jeugdige leeftijd en op de beruchte tragische wijze te trouwen. Waarmee ik maar wil zeggen dat de soep nooit zo heet gegeten wordt als opgediend!!
PS. Haar man lijkt op Luus, alleen een eenvoudige uitgave.
H A R I
Er bestaat niets beters dan de liefde van een goede vrouw ………. voorop gezet dat het de liefde van een slechte vrouw is.
Uit m’n jeugd voor m’n marinejeugd ……….
Nu we dan toch allemaal zo bezig zijn in het verleden te wroeten, wil ik daar nog wel een schepje bovenop doen. Schoolherinneringen, ach die heb ik natuurlijk wel, net zoals ieder ander, maar daar ik altijd een hekel heb gehad aan die “dag-in-dag-uit-dezelfde” lerares en nog meer droge lessen (waarvan ik na drie jaar marine wel ben teruggekomen) trekt dit onderwerp me niet zo erg aan. Nee, dit is zomaar een anekdote uit m’n (korte) leven. Nadat je zoiets een jaar of wat geheim hebt gehouden, zeker voor je ouwelui, is het misschien wel leuk dat iemand dit leest zonder dat je er een pak slaag van overhoud of een week huisarrest, alhoewel het zo erg nu ook weer niet is. Dit verhaal dan, speelt in één van de grote steden van ons land en het gebeurde toen ik een jaar of veertien, vijftien was. De hoofdpersoon is een grietje van een jaar of zeventien (toentertijd) die Doris heette. Ik hielp voor een paar luttele daalders een melkboer met zijn melkwijk, gekleed in een nauwe lichtblauwe spijkerbroek, de wanhoop van m’n moeder (hij was zo snel vuil) en voor m’n vader reden om eens lekker te ketteren op die rare jeugd van tegenwoordig. Zo liep ik met mijn baas de portieken op en af. Het was wel een leuk baantje, want behalve dat er wel eens een fooitje voor je overschoot, zag je alleen maar vrouwen, in leeftijd variërend van 9 tot 79 jaar, en ik hield echt m’n ogen niet dicht. Maar goed, op zekere dag was er een nieuw gezicht liever gezegd, een nieuw gezin in onze wijk komen te wonen, daar de sanering toen al doorgevoerd was, konden wij gewoon aanbellen om de moeder des huizes gelegenheid te geven 40+ melk, eieren en al die andere rommel voor een heel weekend in te slaan. Jan, zo hete de baas, was beneden nog bezig een klant te helpen toen ik gewoontgetrouw op de tweede etage aanbelde en niets anders verwachtte dan een vrouw van een jaar of veertig met dikke enkels en een knot achterop. Wie scherts mijn verbazing gtoen de deur opengedaan werd door een, naar mijn schatting 17- of 18 jarige “schoonheid”. Nu had dat nog niet erg geweest, maar ze stond daar in de deuropening in een laag uitgesneden blouse, een strakke rode pantalonen zwarte hooggehakte schoenentjes uitnodigend te wiegen op de maat van een toentertijd in de mode zijnde woeste rock and roll plaat. Ik keek m’n ogen uit en m’n mond is waarschijnlijk van verbazing opengevallen. Bovendien kreeg ik een kleur (toen kon dat nog) die van achter m’n oren begon en eindigde op het topje van de teen, de grootste, van m’n rechtervoet. Toen ze daar zo enige tijd stond begon het haar een weinig te vervelen en ze vroeg op de toon die een “femme fatale” aanslaat tegen een “jeune premier”: “What’s matter, Buddy”? toen viel mijn mond werkelijk open. Ik zat toen op de HBS en enig Engels had ik wel gehad, maar nu stond ik voor de praktijk. Wat moest ik anders zeggen dan: “Ik ben de melkboer, juffrouw”! ze keek me misprijzend aan, totdat haar oog op m’n broek viel. “Wath a nice dress, Buddy”, en in rasecht Hollands erachteraan: “Uitverkoop”? Bij deze opmerking hervatte ik mijn moed, want beledigingen heb ik nooit leuk gevonden en ik antwoorde: “Waarschijnlijk op de zelfde tijd en in de zelfde zaak gekocht als de Uwe”, en ik vervolgde met de stereotiepe melkboerenvraag. “Had U iets gewenst”? Dit veroorzaakte een kreet waaruit ik na enig nadenken kon opmaken “Daddy” Pa was van hetzelfde kaliber als zijn dochter, alleen dan van zo’n drie generaties terug. “Dag jongeman”, zei hij tot mijn onuitsprekelijke opluchting, “Geef ze maar twee liter melk, een kleintje yoghurt en niet te vergeten tien verse eieren”. Ik begon me op m’n gemak te voelen bij deze gezellige man, en terwijl het dochtertje nog aan de deur stond, vroeg uitermate beleefd: “Zoudt U er geen onsje kaas bijnemen voor Uw dochter, ze ziet wat bleekjes en dan zo mager”! Verbaasd en verontwaardigd keek ze me aan met een woedende blik in haar ogen, toen verzonk ze in diep gepeins waarschijnlijk voor het maken van een goede tegenzet. Had ik die opmerking nu maar niet gemaakt want ik had er gelijk al weer spijt van. Pa lief gooide er meteen van alles uit wat hem nu zo tegenviel van de moderne jeugd.
Ik stond met m’n vijftien jaren maar ja en nee te knikken en me af te vragen wanneer hij nu eindelijk wel uitgepraat zou zijn. Gelukkig kwam daar als reddende engel Jan naar voren geschouwd, een abrupt einde makend aan onze gezellige “Conversatie”. Al vlug waren we klaar, dochterlief nam me nog eens goed op en zei met een betekenisvolle blik in haar ogen: “So long Buddy”. “Dag juffrouw”, zei ik om het netjes te houden. Ik liep er nog met Jan over na te kaarten in wat van die “mannen-onder-elkaar” termen, toen een paar portieken verder Papa ons hijgend achterop kwam rennen. Doris moest nog een flesje chocoladevla hebben voor zondag en of we nu maar zo goed wilden zijn om dat even te brengen, want hij moest nog even weg. Ik zei uiteraard direkt tegen Jan dat ik daarvoor de aangewezen persoon was, en zo toog ik met het flesje onder mijn arm, welgemoed naar onze teener. En jawel hoor, vlak na m’n belletje vloog de deur open en daar stond een heupwiegende en aanlokkelijk Doris voor me, die met een joviaal gebaar zei: “Coms in Buddy”. “Tjonge, tjonge, die zet er vaart achter”, dacht ik meteen en ik begon me alweer een beetje meer op m’n gemak te voelen. Na enig heen en weer gepraat te hebben waarbij zij steeds in het engels antwoorde, besloot ik tot een rechtstreekse aanval over te gaan. “Heeft u last van een spraakgebrek, juffrouw”? vroeg ik op poeslieve toon. “No, Buddy, don’t worry about me, “was het op enigszins gechoqueerde toon gegeven antwoord. Verdraaid dat hielp ook alweer niet. Ondertussen was zij opgestaan en liep een beetje door de kamer te draaien. Ik voelde dat er wat moest gebeuren. En ja hoor ze ging de kamer uit. Ik had al visioenen van negligé’s (dat staat toch in iedere pocket te lezen, zeker in die van Mike Spillane) dus kunnen jullie nagaan hoe teleurgesteld ik me voelde toen ze even later op een degelijke hollandse manier binnen kwam met een kop thee voor mij en één voor haar zelf. “Als je blieft” zei ze, en zie het eerste woord Hollands was er dan eindelijk uit. Nu begon het pas echt gezellig te worden, al klonken de opmerkingen zoals “mieterse vent”(Elvis Presley) en “zalige plaat”(Jail House Rock) me nog ietwat onwennig in de oren, waarlijk ik begon het een aardig meisje te vinden en vroeg haar dus meteen om s’ avonds mee uit te gaan. Ja dat was goed maar dan moest ik geen juffrouw meer zeggen maar “Marilyn” en geen net pak moest dragen maar een spijkerbroek. Het lag me op de lippen om te zeggen dat ze geen Marilyn heette maar daar besloot ik mee te wachten tot vanavond. En jawel hoor om precies zeven uur kwam ze daar aan, op hoge hakjes, rode smalle broek, alleen het laag uitgesneden bloesje was verandert in een slobbertrui die ze volgens mij speciaal voor deze avond van Bram Appel geleend had. Maar goed, ik had nogal wat verdiend die dag veel fooi gekregen enz. dus ik besloot het er maar eens breed van te laten hangen. Nu was ik niet meer het hulpje van de melkboer maar een nozem die wist wat hij wou. Dus zei ik op energieke toon: “Waar gaan we heen, het Zuiderpark bekijken, een boulevardje pikken en een bioscoopje nemen”? Tot mijn grote teleurstelling liet ze het Zuiderpark en de Boulevard schieten en dus was het netjes naar de bioscoop gaan geblazen, maar och daar was het ook donker, dus zo’n ramp was het nu ook weer niet. Maar toen begon het pas. Die film was te eng, die te lang, die te kort enz. enz. Ik werd er doodziek van. Eindelijk had ze er dan eentje te pakken, van Conny Froboes!!! Nu als ik er niet een kan luchten of zien is het dat domme kind wel, maar van mijn kant bezien had het ook weer zijn voordelen, want dan hoefde ik tenminste geen aandacht aan de film te besteden! Maar daar kwam tegenvaller nummer zoveel al. Allereerst zette ze een grote fok op, een bril is niet zo erg, maar dan niet zó een, en toen de film na de pauze eenmaal op gang gekomen was zat ze volkomen apathisch en in trance naar “haar Conny” te kijken. Wat ik ook deed of probeerde (en dat was wel wat!) in dat brok steen was geen leven meer te krijgen. Ik zat me dood te vervelen, want dat had ik helemáál niet verwacht en ik begon nu al bang te worden voor het traditionele afscheidskusje voor de deur. De hele film door had ik het zwaar te verduren. Opmerkingen als: “Mieterse griet hé”?, “o wat een hemels ritme”, “is ’t niet om te zoenen”, en meer van dergelijke onzin, dreunden me (figuurlijk gesproken) als kanonschoten in de oortjes.
Gelukkig duurde het drama niet al te lang, wat meestal bij deze films het geval is.
Na deze 1 ½ uurs marteling gingen we nog ergens iets eten en drinken en het was daar dat ik haar vroeg: “waarom wil je Marilyn genoemd worden, terwijl je Doris heet”? Ze antwoorde: “Nu, ik vind dat ik op Marilyn Monroe lijk en daarom wil dat iedereen me zo noemt”! Nu leek ze volgens mij niet zo veel op Marilyn Monroe als Fernandel op Brigitte Bardot, dus besloot ik wraak te nemen voor de ’s-Middags geleden nederlaag en de ’s-Avonds ondergane teleurstelling door haar vastbesloten: “Doortje” te noemen. Zelden heb ik met een meisje zo’n ruzie gehad. Ik besloot toch maar een beetje bij te draaien, want dat kusje voor de deur zat me toch ergens wel hoog. Eindelijk waren we dan bij haar thuis aangekomen. Ik bracht haar tot de deur. Natuurlijk moest ze nu wat Engels zeggen: “Now Buddy, thanks fort he lovely evening, sleep well”. “Niets te danken, Doortje”, antwoorde ik en meteen pakte ik haar op een manier van “hebben-die-kip” beet, met de bedoeling haar door een echte “American-Movie-Love-Kiss”te laten merken, dat ik op echte Marilyn Monroe wijze teruggekust wilde worden. Ik had jullie toch al verteld dat ze net zo veel op MM leek als Fernandel op BB?
Nu dat liet ze nu wel even duidelijk blijken, ze gaf me namelijk een flinke klap in het baardloze gelaat en zei voordat ze de deur voor m’n neus dichtklapte: “Als je nu Elvis was ……… ik ga pas kussen als ik getrouwd ben”!
Daarmee was het gedaan met onze “eendagsverkering” Ik was nog veel te jong om te trouwen, bovendien leek in de verste verte niet op Elvis, een onoverkomelijk bezwaar.
Hoe het met mij en Doris afgelopen is? Daarover kan ik kort zijn:
Een jaar later maakte we allebei een “big mistake” en het maar eens op haar manier uit te drukken. Ik, door het MOC eens goed van binnen te bekijken en zij door op de bekende jeugdige leeftijd en op de beruchte tragische wijze te trouwen. Waarmee ik maar wil zeggen dat de soep nooit zo heet gegeten wordt als opgediend!!
PS. Haar man lijkt op Luus, alleen een eenvoudige uitgave.
H A R I
DE MAN MET FLAIR
in de garage hebben ze een nieuwe oliekeering gemonteerd in uw achterwielen. Als u de wagen komt halen, is een monteur juist bezig de moeren van de achterwielen vast te zetten. Terwijl de monteur gehurkt bezig is en u rustig staat te kijken, komt er een joviale man aangestapt. “Hé, Piet”! roept hij naar de monteur. Hij haalt een verfrommeld pakje sigaretten te voorschijn, peutert er twee uit en steekt die de monteur toe. “Hier Joh, iets bijzonders van boord”! De monteur legt de sleutel even neer om de cigaretten aan te pakken. “Dank u meneer, maar ik heet geen Piet”. Hij pakte de sleutel weer op en werkt door. “Nou, hoe je dan ook heet, doe me een lol en loop even mee naar buiten, ik heb een rammel achterin. “Ik ben bezig meneer, en u weet, we mogen niks doen zonder opdracht. “U moet eerst bij de chef wezen”. “Kom, kom, het is maar een minuutje” U kucht. ‘kom Jaap zegt hij” meneer hier vind het wel goed, nietwaar meneer? Wilt u ook es opsteken? De sigaretten komen weer voor de dag, vergezeld van een brede glimlach. Welja, met een fooitje hier en een sigaretje daar en een vriendelijk praatje krijg je alles gedaan. Behalve natuurlijk, als zo’n monteur stug zijn plicht blijft doen en u zegt: “Nee meneer, dat vind ik om de doje dood niet goed. Als u zo’n haast hebt dat u de monteurs moet weg troggelen van mensen, die ook haast hebben, moet u maar een garage voor u zelf kopen”. Als de garage goed is, komt de chef erbij. “Kom meneer, tracht u nou niet mijn mensen achter mijn rug van hun werk “wat had u” “Ha die chef! Man ik dacht, jij hebt er verstand van jij kunt me helpen. Sigaretje? Dat wil er altijd wel in, hé, zo’n echte Amerikaan! Zeg, ik heb een rammel achter in, als je nou even iemand met me mee laat rijden “ik heb momenteel niemand voor u, meneer. Brengt u de wagen morgenochtend om acht uur dan zal ik u inschrijven op het bord. “Kom chef wees nou niet flauw, we kennen elkaar toch he. Ik weet een extra diens altijd te waarderen en het is maar eventjes hoor”. “Ja meneer, het is altijd maar eventjes, dat kennen we hier zo langzamerhand wel. Ik kan toch niet een andere klant, die net zoveel haast heeft als u ……. “Ik zal wel even met de baas gaan praten” “Dat treft u dan slecht, meneer, want die is de nieuwe wagen uit Den Haag aan het halen. Vandaag ben ik de baas hier” Opeens valt alle vertoon van hartelijkheid van meneer af. “Die vent daar staat anders te niksen” “Dat kunt u niet beoordelen. Laat u dat nou maar aan mij over. Morgenochtend om acht uur, meneer, dan staan we voor u klaar” “Dan ga ik naar een ander” “Tja, dat moet ik aan u overlaten” Meneer beent boos weg ……….. De monteur draait de laatste moer aan en zegt, zo tegen het achterwiel. “Nou, dat heeft hem drie Amerikanen gekost voor lauw”. |
PORTRETTEN IN DE GARAGE
Een uur in een grote, druk, beklante garage en u kunt de volgende portretten tekenen: De egoïst: u staat te praten met de garagechef over de eventuele noodzaak van een nieuwe accu, opeens komt een lange, magere heer er tussen, een man met een machtige donkere bril op, een regenjas over zijn arm en een gele aktentas in zijn hand – u weet wel, zo’n tas die in advertenties een “diplomaten tas” heet. Die meneer kijkt niet naar u en wel omdat hij u helemaal niet ziet. Hij gaat door het leven met twee oogkleppen voor, links “eigenbelang” en rechts “ellenbogenwerk” “Zeg Karel, begint hij druk, ik heb maar verd……………. weinig tijd, je moet me meteen helpen. Ik ……………” Ogenblik meneer, antwoord de chef vlak “Ik ben juist met meneer hier in gesprek”. “Je hoeft me alleen maar even tussen door een monteur ……… “Ik zal u meteen helpen, maar ik wou eerst even afhandelen met meneer hier. “Ach, uw merkt de man met de oogkleppen u dan op! “Hebt u haast, meneer? Vraagt hij. Straks, thuis vallen u al de, tegelijk snedige en vernietigende, antwoorden in, die deze blaaskaak zouden hebben doen ineenschrompelen. Nu vind u alleen maar een nijdig: Ja, meneer, ik heb haast”! Troost u. dit soort is volslagen ongevoelig voor esprit. Alleen een klap met een zware plank op hun dikke schedel dringt door in de marmeren zelf genomenheid van hun rudimentair brein. Vermors geest nog fijnheid aan de zulken. Zeg alleen kort: “Ga weg vlegel, je stoort” of: “hou je mond, terwijl de grote mensen praten”. Want emotioneel is het type, dat meent recht van voorrang te hebben in café, garderobbe, garage en overal, maar een sociaal en geciviliseerd mens wacht op zijn beurt nog niet verder dan de speelplaats van de lagere school, waar de jongen, die het hardst de andere omverloopt, de bal te pakken krijgt. Reken maar, dat de man met de diplomaten tas er zo een is geweest. Hij is er nog altijd zo één, trouwens, en net als vroeger op de speelplaats, hij deinst meteen terug, als een andere jongen zich niet laat intimideren. “Ja meneer. Ik heb haast”, hebt u gezegd en daar gaat hij al. Beteuterd staat hij een paar meter verder op, op zijn beurt te wachten, tot de chef, na uitvoerig met u de middelste cel van uw accu te hebben besproken, zich omkeert met een onverschillig: “Ja meneer – en u”? |
DE ZEURKOUS
De auto staat op de brug en er onder werkt de monteur bij het licht van de looplamp. Hij heeft zo juist een arm van de stuurinrichting losgenomen om hem een slag of wat in te halen, want de wagen bleek twee millimeter te zijn ontspoord. De klant staat er bij te kijken. De monteur heeft hem al een paar keer gewaarschuwd voor lekkende olie, maar de klant is niet weg te slaan. “Is dat niet gevaarlijk, monteur, dat je de looplamp aan de remkabel hangt”? Nee meneer, dat kan ie best hebben” ”Ja, maar er kan toch een lekje in komen en dan sta ik zonder remmen” “Staan zonder remmen is niet erg gevaarlijk meneer” “Nou maak je er een grapje van, maar het lijkt me erg gevaarlijk” “Heus meneer, we hangen hem altijd aan die kabel, als we hier moeten prutsen, anders hebben we geen licht” “Ik wil de lamp anders wel even vasthouden” “Heel vriendelijk van u, meneer, maar dan staat u me in de weg, het is een moeilijk hoekje om in te werken” “Vergeet je de splitpen niet, monteur”? “Wis en waarachtig niet meneer. Ik zou voor de rechter moeten komen als u tegen een boom smakte” “Je neemt toch niet de oude splitpen weer, hé monteur? De monteur zucht: “Nee meneer we nemen hier altijd nieuwe splitpennen” “Mag ik hem dan even zien, voor je hem monteert? “Zeker meneer, als u mij niet gelooft mag u hem effe zien” “Ik geloof je wel, maar secuur is secuur. Kan dat nou geen kwaad dat je die moer weer even terugdraait? “Nee menner, hij zit flink vast, en als ik hem nou vaster draait, komt ie te vast. Toch moet die nieuwe splitpen erin – kijk, hier hebt u ‘m een splinternieuwe, ziet u wel – dus dan gaat ie een half millimetertje terug” “Mag ik eens even voelen of de zaak nou geen speling heeft? “Wacht u nu even tot ik klaar ben, meneer, ik sta er juist zo goed voor” “Meet je de spanning nog na, als ie weer op de grond staat? “Tuurlijk meneer, doen we altijd” “En als het dan nog scheelt, moet ie dan wéér los? “Hij mag van twee tot zes millimeter hebben, meneer en dat heeft hij nu. Het is altijd goed, maar ik meet het toch altijd nog even na”.
Enfin lezer, als u uit uw dagblad verneemt, dat een heer in een garage door een monteur is neergeslagen met een bandenlichter dan weet u wie – en waarom.
E. v. S.
(Volgende week verder met de “BEUNHAAS”).
De auto staat op de brug en er onder werkt de monteur bij het licht van de looplamp. Hij heeft zo juist een arm van de stuurinrichting losgenomen om hem een slag of wat in te halen, want de wagen bleek twee millimeter te zijn ontspoord. De klant staat er bij te kijken. De monteur heeft hem al een paar keer gewaarschuwd voor lekkende olie, maar de klant is niet weg te slaan. “Is dat niet gevaarlijk, monteur, dat je de looplamp aan de remkabel hangt”? Nee meneer, dat kan ie best hebben” ”Ja, maar er kan toch een lekje in komen en dan sta ik zonder remmen” “Staan zonder remmen is niet erg gevaarlijk meneer” “Nou maak je er een grapje van, maar het lijkt me erg gevaarlijk” “Heus meneer, we hangen hem altijd aan die kabel, als we hier moeten prutsen, anders hebben we geen licht” “Ik wil de lamp anders wel even vasthouden” “Heel vriendelijk van u, meneer, maar dan staat u me in de weg, het is een moeilijk hoekje om in te werken” “Vergeet je de splitpen niet, monteur”? “Wis en waarachtig niet meneer. Ik zou voor de rechter moeten komen als u tegen een boom smakte” “Je neemt toch niet de oude splitpen weer, hé monteur? De monteur zucht: “Nee meneer we nemen hier altijd nieuwe splitpennen” “Mag ik hem dan even zien, voor je hem monteert? “Zeker meneer, als u mij niet gelooft mag u hem effe zien” “Ik geloof je wel, maar secuur is secuur. Kan dat nou geen kwaad dat je die moer weer even terugdraait? “Nee menner, hij zit flink vast, en als ik hem nou vaster draait, komt ie te vast. Toch moet die nieuwe splitpen erin – kijk, hier hebt u ‘m een splinternieuwe, ziet u wel – dus dan gaat ie een half millimetertje terug” “Mag ik eens even voelen of de zaak nou geen speling heeft? “Wacht u nu even tot ik klaar ben, meneer, ik sta er juist zo goed voor” “Meet je de spanning nog na, als ie weer op de grond staat? “Tuurlijk meneer, doen we altijd” “En als het dan nog scheelt, moet ie dan wéér los? “Hij mag van twee tot zes millimeter hebben, meneer en dat heeft hij nu. Het is altijd goed, maar ik meet het toch altijd nog even na”.
Enfin lezer, als u uit uw dagblad verneemt, dat een heer in een garage door een monteur is neergeslagen met een bandenlichter dan weet u wie – en waarom.
E. v. S.
(Volgende week verder met de “BEUNHAAS”).
TERREUR OVER ROTTERDAM
(deel 4)
Korte inhoud:
John Thomas ontmoet Gloria de dochter van
Prof. Reumer. Ze vertelt van haar belevenissen
in de villa en zegt dat ze bewusteloos werd geslagen
nadat ze het lijk had zien liggen van de man die op
haar vader leek. Ze ging naar de telefoon en kreeg
een klap in haar nek.
“Ik kwam bij in een onogelijk klein vertrekje”, vervolgt Gloria, “Het stonk er ontzettend en het was slechts verlicht door een klein petroleumlampje. Ik was aan handen en voeten gebonden en lag op een ruw houten bed. De deur ging open en dicht zonder dat er iemand binnen kwam en een stem klonk:
“Wij zullen u nu naar uw moeder brengen in een comfortabeler vertrek op één voorwaarde dat u zich rustig zult gedragen.
De touwen aan mijn polsen en enkels knapten vanzelf los en ik kon opstaan. Een deur ging open en ik stond in een vrij behoorlijke kamer. De deur werd weer achter mij gesloten. In die periode had ik nog niemand gezien en plotseling weerklonk de stem weer: “U zult zelf uw eten klaar moeten maken wat u in het vertrek zult vinden. Helaas kunnen we u niet bedienen want anders zou u mij eens kunnen zien”. Een hatelijke lach besloot het onderhoud. Mijn moeder was er ook en zij vertelde me dat vader nog in leven was, verder liet ze me nog iets zien. De boekenkast die één wand geheel in beslag nam, sloot niet geheel aan tegen de muur en er achter was een flauw licht te onderscheiden. Een geheime gang, schoot het door m’n gedachten. We haalden samen de boeken eruit en probeerde van alles om de kast weg te schuiven. Toen we aan de onderste plank trokken lukte het. De kast draaide om z’n as en voor ons werd een rechte betonnen gang zichtbaar. Zonder te aarzelen gingen we de gang in en na ongeveer 200 meter eindigde deze en liepen we de vrijheid tegemoet. We kwamen uit in een stuk bos en liep op goed geluk een richting in, ons onderweg goed de bijzonderheden inprentend. Toen zagen we een wegwijzer waarop we lezen konden dat we nog 54 km van Apeldoorn afzaten. Plotseling hoorden we stemmen en verscholen ons zo snel mogelijk in een paar bosjes.
“Ze kunnen nog niet ver zijn, we moeten ze vinden”
“Als ze de politie maar niet inlichten”
“Dat zullen ze wel uit hun hoofd laten want wij hebben de professor nog altijd”
Toen kraakte er een tak onder de schoen van m’n moeder en meteen daarop weerklonk het geluid van een schot gevaarlijk dicht in onze buurt, zodat we ons genoodzaakt zagen om het op een lopen te zetten, alle twee een andere richting uit. Vanaf dat moment hebben we elkaar niet meer gezien. Ik heb niet kunnen ontdekken waar mijn vader opgesloten is want in een blinde angst liep ik wat ik lopen kontotdat ik in elkaar zakte en door een boswachter gevonden werd. Toen ik hoorde dat moeder geprobeerd had om met u in contact te komen, ben ik naar je huis gegaan en daar merkte ik dat, terwijl ik je uit de wagen zag stappen dat iemand anders er iets in legde. Ik ging de man achterna en hoorde hem tegen een ander zeggen: “De bom barst over vijf minuten” Ik heb je toen gewaarschuwd en de rest weet je zelf”.
Gloria zuchtte alsof een zware last van haar schouders viel en stak een sigaret op.
“Luister je vader is niet voor niets ontvoerd, vertelde hij wel eens iets over het onderzoek waar hij mee bezig was”
“Nee, hij had het alleen altijd over “De Straal”.
“Weet iemand dat je hier woont”
“Ja, ik heb er nooit een geheim van gemaakt”
“Dan breng ik je nu naar mijn huis en je blijft daar zolang als ik dat nodig vindt.
Je doet voor niemand open en de telefoon laat je maar rustig bellen.
“En als ik vragen mag, waar ga jij naar toe?
“Zomaar eens rondneuzen totdat ik een of ander aanknopingspunt gevonden heb”
Ik bracht Gloria naar mijn woning en nadat ze me stellig beloofd had niet weg te zullen gaan, vertrok ik. Eerst kocht ik een krant en las dat er uit een postkantoor F 10.000 ontvreemd was. De politie had er niets kunnen vinden en er was ook niemand die iets gezien had, hoewel het op klaar lichte dag gebeurde. Onwillekeurig moest ik aan mijn onzichtbare gevallen denken. “Onzichtbaar dat was het”!
Stommeling, je ziet spoken, schold ik me zelf uit. Toch lieten die gedachten me niet los. Eerst op het dak van m’n kantoor, toen in de auto en daarna weer bij Gloria. Ik belde Gloria op zoals afgesproken was en ook hadden afgesproken dat als ik belde, ik de hoorn na twee keer zoemen weer op de haak zou leggen en na precies dertig seconden weer opnieuw zou bellen. Toen ik haar aan de lijn kreeg vroeg ik haar of ze wist waar die boswachter woonde, die haar gevonden had. Het was vlak bij Apeldoorn dus stapte ik in m’n wagen en vertrok naar dit adres ………….
Ik klopte aan bij het kleine stenen huisje en wachtte tot er open gedaan werd door een man van een jaar of veertig gekleed in een groen uniform.
“Goede middag” zei ik. “Zou ik u iets mogen vragen? Mijn naam is John Thomas, particulier detective.
“Van Dalfsen, ik ben hier boswachter, waarmee kan ik u van dienst zijn”?
“Maandagnacht heeft u hier in het bos een meisje gevonden. Zoudt u mij de plek nog aan kunnen wijzen, desnoods op een kaart”?
“Jazeker, een ogenblik” De man pakte een kaart van zijn gebied en wees vrij nauwkeurig de plek aan terwijl mijn ogen over de kaart gleden en ik meteen in gedachten een lijn trok, van Apeldoorn over dit punt, tot ongeveer 54 km van de stad. Ik had geluk de lijn liep bijna recht over het landgoed “Buitenlust” “Weet u of dat huis nog bewoond is”? “Dat landgoed is sinds 1954 niet meer bewoond. Het huis is onbewoonbaar en de eigenaars hebben het verkocht aan een of andere die er zijner tijd een nieuw huis wilde laten zetten”
“Ik zou er graag eens heen willen, kan ik er met mijn wagen komen”?
(wordt vervolgd)
(deel 4)
Korte inhoud:
John Thomas ontmoet Gloria de dochter van
Prof. Reumer. Ze vertelt van haar belevenissen
in de villa en zegt dat ze bewusteloos werd geslagen
nadat ze het lijk had zien liggen van de man die op
haar vader leek. Ze ging naar de telefoon en kreeg
een klap in haar nek.
“Ik kwam bij in een onogelijk klein vertrekje”, vervolgt Gloria, “Het stonk er ontzettend en het was slechts verlicht door een klein petroleumlampje. Ik was aan handen en voeten gebonden en lag op een ruw houten bed. De deur ging open en dicht zonder dat er iemand binnen kwam en een stem klonk:
“Wij zullen u nu naar uw moeder brengen in een comfortabeler vertrek op één voorwaarde dat u zich rustig zult gedragen.
De touwen aan mijn polsen en enkels knapten vanzelf los en ik kon opstaan. Een deur ging open en ik stond in een vrij behoorlijke kamer. De deur werd weer achter mij gesloten. In die periode had ik nog niemand gezien en plotseling weerklonk de stem weer: “U zult zelf uw eten klaar moeten maken wat u in het vertrek zult vinden. Helaas kunnen we u niet bedienen want anders zou u mij eens kunnen zien”. Een hatelijke lach besloot het onderhoud. Mijn moeder was er ook en zij vertelde me dat vader nog in leven was, verder liet ze me nog iets zien. De boekenkast die één wand geheel in beslag nam, sloot niet geheel aan tegen de muur en er achter was een flauw licht te onderscheiden. Een geheime gang, schoot het door m’n gedachten. We haalden samen de boeken eruit en probeerde van alles om de kast weg te schuiven. Toen we aan de onderste plank trokken lukte het. De kast draaide om z’n as en voor ons werd een rechte betonnen gang zichtbaar. Zonder te aarzelen gingen we de gang in en na ongeveer 200 meter eindigde deze en liepen we de vrijheid tegemoet. We kwamen uit in een stuk bos en liep op goed geluk een richting in, ons onderweg goed de bijzonderheden inprentend. Toen zagen we een wegwijzer waarop we lezen konden dat we nog 54 km van Apeldoorn afzaten. Plotseling hoorden we stemmen en verscholen ons zo snel mogelijk in een paar bosjes.
“Ze kunnen nog niet ver zijn, we moeten ze vinden”
“Als ze de politie maar niet inlichten”
“Dat zullen ze wel uit hun hoofd laten want wij hebben de professor nog altijd”
Toen kraakte er een tak onder de schoen van m’n moeder en meteen daarop weerklonk het geluid van een schot gevaarlijk dicht in onze buurt, zodat we ons genoodzaakt zagen om het op een lopen te zetten, alle twee een andere richting uit. Vanaf dat moment hebben we elkaar niet meer gezien. Ik heb niet kunnen ontdekken waar mijn vader opgesloten is want in een blinde angst liep ik wat ik lopen kontotdat ik in elkaar zakte en door een boswachter gevonden werd. Toen ik hoorde dat moeder geprobeerd had om met u in contact te komen, ben ik naar je huis gegaan en daar merkte ik dat, terwijl ik je uit de wagen zag stappen dat iemand anders er iets in legde. Ik ging de man achterna en hoorde hem tegen een ander zeggen: “De bom barst over vijf minuten” Ik heb je toen gewaarschuwd en de rest weet je zelf”.
Gloria zuchtte alsof een zware last van haar schouders viel en stak een sigaret op.
“Luister je vader is niet voor niets ontvoerd, vertelde hij wel eens iets over het onderzoek waar hij mee bezig was”
“Nee, hij had het alleen altijd over “De Straal”.
“Weet iemand dat je hier woont”
“Ja, ik heb er nooit een geheim van gemaakt”
“Dan breng ik je nu naar mijn huis en je blijft daar zolang als ik dat nodig vindt.
Je doet voor niemand open en de telefoon laat je maar rustig bellen.
“En als ik vragen mag, waar ga jij naar toe?
“Zomaar eens rondneuzen totdat ik een of ander aanknopingspunt gevonden heb”
Ik bracht Gloria naar mijn woning en nadat ze me stellig beloofd had niet weg te zullen gaan, vertrok ik. Eerst kocht ik een krant en las dat er uit een postkantoor F 10.000 ontvreemd was. De politie had er niets kunnen vinden en er was ook niemand die iets gezien had, hoewel het op klaar lichte dag gebeurde. Onwillekeurig moest ik aan mijn onzichtbare gevallen denken. “Onzichtbaar dat was het”!
Stommeling, je ziet spoken, schold ik me zelf uit. Toch lieten die gedachten me niet los. Eerst op het dak van m’n kantoor, toen in de auto en daarna weer bij Gloria. Ik belde Gloria op zoals afgesproken was en ook hadden afgesproken dat als ik belde, ik de hoorn na twee keer zoemen weer op de haak zou leggen en na precies dertig seconden weer opnieuw zou bellen. Toen ik haar aan de lijn kreeg vroeg ik haar of ze wist waar die boswachter woonde, die haar gevonden had. Het was vlak bij Apeldoorn dus stapte ik in m’n wagen en vertrok naar dit adres ………….
Ik klopte aan bij het kleine stenen huisje en wachtte tot er open gedaan werd door een man van een jaar of veertig gekleed in een groen uniform.
“Goede middag” zei ik. “Zou ik u iets mogen vragen? Mijn naam is John Thomas, particulier detective.
“Van Dalfsen, ik ben hier boswachter, waarmee kan ik u van dienst zijn”?
“Maandagnacht heeft u hier in het bos een meisje gevonden. Zoudt u mij de plek nog aan kunnen wijzen, desnoods op een kaart”?
“Jazeker, een ogenblik” De man pakte een kaart van zijn gebied en wees vrij nauwkeurig de plek aan terwijl mijn ogen over de kaart gleden en ik meteen in gedachten een lijn trok, van Apeldoorn over dit punt, tot ongeveer 54 km van de stad. Ik had geluk de lijn liep bijna recht over het landgoed “Buitenlust” “Weet u of dat huis nog bewoond is”? “Dat landgoed is sinds 1954 niet meer bewoond. Het huis is onbewoonbaar en de eigenaars hebben het verkocht aan een of andere die er zijner tijd een nieuw huis wilde laten zetten”
“Ik zou er graag eens heen willen, kan ik er met mijn wagen komen”?
(wordt vervolgd)
“EDITH”
Bij het terugkomen van passagiers op St’ Eustatius werd de bij de bemanningsleden heersende lome rust. Bij sommige nog versterkt door een, tengevolge van het nuttigen van alcoholica, in de tijdmaat van de gewone pas, lichte bewustzijnsvernouwing, wreed verstoord door het bericht dat “Edith” er aan kwam. Misschien ging er in een enkel stoffig brein een verheugd pitje branden, alras bleek dat deze mededeling gepaard ging met, voor dat moment, allerlei hinderlijke maatregelen, zoals het snel aftuigen van alle tenten en het zeevast sjorren van alle losse voorwerpen aan dek. Na een korte tijd kreeg het schip een kaal aanzien, het anker werd gelicht en met uiterst (?!) vermogen werd om de ZW gestoomd. Alle scheepsradios, de amusements ontvangers niet te vergeten, werden afgestemd op weerstations, de barometer werd nauwlettend gade geslagen en ook de windrichting en windkracht kregen de volle aandacht. Een ieder ging naar kooi met de gedachte dat hij er op een gegeven moment, door omstandigheden geheel buiten zijn schuld, wel weer uitgeslingerd zou worden, doch niets van dit alles. Zij die s’ nachts op wacht kwamen troffen slechts een kalme wind aan en in de morgen een bijna vlakke zee en leek het of alle getroffen maatregelen voor niets geweest waren.
Bij een eerste beschouwing leek dat wel zo, maar bij een iets dieper ingaan op het gedrag en de kracht van een tropische storm niet.
Een tropische orkaan, in het Caribische gebied “Hurricane” genaamd, kan vergeleken worden met een depressie, zoals deze in Europa voorkomt, maar de luchtdruk is veel hoger en de optredende windsnelheden zijn nog veel groter. De Hurricanes ontstaan ongeveer ?? mijl boven de evenaar in een gebied, waar meestal niet voorspeld kan worden. De eerste aanduiding dat er een hurricane in aantocht is, is meestal een melding van een koopvaardijschip wat er door overvallen is. Op zo’n melding treed, met name in het Caribische gebied, een uitgebreide waarschuwings organisatie in werking, welke voortdurend de positie en de kracht van de hurricane in de gaten houdt.
De hurricane ziet er ongeveer uit als een enorme draaikolk in de lucht. De wind is gericht naar het centrum en waait met een enorme kracht rond dit centrum. Het centrum zelf, ook wel oog genaamd, is praktisch windstil. Het gehele systeem beweegt zich met een bepaalde snelheid, meestal 20 knopen, eerst om de west en buigt op een gegeven moment, wat niet te voorspellen is, om de noord. De windsnelheid is vooral in het gedeelte ten westen en noorden van het oog enorm, doorgaans boven windkracht 12 en breidt zich tot een tachtig mijl uit. Daarbuiten is tot op 150 mijl van het centrum nog altijd wind van stormkracht.
Door de enorme wind ontstaan er huizenhoge zeeën. Het geheel word nog veraangenaamd door slagregens, die vaak de vorm aannemen van een constante waterval. In het oog is het praktisch windstil, doch de hoge zeeën die daar uit alle richtingen aankomen maken het voor een schip bijzonder onaantrekkelijk. Aan de zuidzijde is de windkracht gewoonlijk minder strekt het stormveld zich over een aanzienlijk kleiner gebied uit.
Op dinsdagmiddag j.l. werd de hurricane Edith, men begint ieder jaar met de A en geeft de hurricanes een meisjesnaam, gerapporteerd in een positie beoosten het eiland Barbados.
In het kaartje wordt aangegeven de bron welke in werkelijkheid werd gevolgd. Dinsdagavond viel echter niet te voorspellen welke baan Edith zou gaan beschrijven en moest er ernstig rekening gehouden worden met een mogelijke baan langs de Bovenwinden. Voor de Dubois, liggende bij St’ Eustasius zou dit fataal geweest zijn, daar het schip zich dan juist aan de gevaarlijke zijde van de hurricane zou bevinden. Is een schip eenmaal in die positie, dan is het alleen nog maar mogelijk om te gaan bijliggen en de hurricane over zich heen te laten gaan, met alle, mogelijk zeer ernstige gevolgen van dien.
Besloten werd om voor de hurricane weg te lopen hetgeen ruimschoots gelukte. De afstand tot Edith is steeds groter geweest dan 200 mijl, waardoor er bijna geen belangrijke wijzigingen in de weersituatie werden waargenomen.
Edith bevind zich thans ten noorden van Haïti en kruiste de koerslijn van de Dubois toen deze al in Caracasbaai lag. Onderweg heeft Edith flinke schade aangericht, met name op Martinique, waar twee derde van alle huizen werd vernietigd, eveneens een groot gedeelte van de oogst. Vele mensen zijn er nog vermist, vermoedelijk van langs de kust, waar enorme vloedgolven optraden. De Dubois heeft ditmaal dus geboft en hopen we van volgende huricanes vrij te blijven. Zeer zeldzaam ontstaan er hurricanes in het gebied rond Curacao en het gebied rond de Bovenwinden wordt alleen in het orkaanseizoen van augustus tot oktober getroffen, doch van Edith heeft men geen hinder ondervonden.
Bij het terugkomen van passagiers op St’ Eustatius werd de bij de bemanningsleden heersende lome rust. Bij sommige nog versterkt door een, tengevolge van het nuttigen van alcoholica, in de tijdmaat van de gewone pas, lichte bewustzijnsvernouwing, wreed verstoord door het bericht dat “Edith” er aan kwam. Misschien ging er in een enkel stoffig brein een verheugd pitje branden, alras bleek dat deze mededeling gepaard ging met, voor dat moment, allerlei hinderlijke maatregelen, zoals het snel aftuigen van alle tenten en het zeevast sjorren van alle losse voorwerpen aan dek. Na een korte tijd kreeg het schip een kaal aanzien, het anker werd gelicht en met uiterst (?!) vermogen werd om de ZW gestoomd. Alle scheepsradios, de amusements ontvangers niet te vergeten, werden afgestemd op weerstations, de barometer werd nauwlettend gade geslagen en ook de windrichting en windkracht kregen de volle aandacht. Een ieder ging naar kooi met de gedachte dat hij er op een gegeven moment, door omstandigheden geheel buiten zijn schuld, wel weer uitgeslingerd zou worden, doch niets van dit alles. Zij die s’ nachts op wacht kwamen troffen slechts een kalme wind aan en in de morgen een bijna vlakke zee en leek het of alle getroffen maatregelen voor niets geweest waren.
Bij een eerste beschouwing leek dat wel zo, maar bij een iets dieper ingaan op het gedrag en de kracht van een tropische storm niet.
Een tropische orkaan, in het Caribische gebied “Hurricane” genaamd, kan vergeleken worden met een depressie, zoals deze in Europa voorkomt, maar de luchtdruk is veel hoger en de optredende windsnelheden zijn nog veel groter. De Hurricanes ontstaan ongeveer ?? mijl boven de evenaar in een gebied, waar meestal niet voorspeld kan worden. De eerste aanduiding dat er een hurricane in aantocht is, is meestal een melding van een koopvaardijschip wat er door overvallen is. Op zo’n melding treed, met name in het Caribische gebied, een uitgebreide waarschuwings organisatie in werking, welke voortdurend de positie en de kracht van de hurricane in de gaten houdt.
De hurricane ziet er ongeveer uit als een enorme draaikolk in de lucht. De wind is gericht naar het centrum en waait met een enorme kracht rond dit centrum. Het centrum zelf, ook wel oog genaamd, is praktisch windstil. Het gehele systeem beweegt zich met een bepaalde snelheid, meestal 20 knopen, eerst om de west en buigt op een gegeven moment, wat niet te voorspellen is, om de noord. De windsnelheid is vooral in het gedeelte ten westen en noorden van het oog enorm, doorgaans boven windkracht 12 en breidt zich tot een tachtig mijl uit. Daarbuiten is tot op 150 mijl van het centrum nog altijd wind van stormkracht.
Door de enorme wind ontstaan er huizenhoge zeeën. Het geheel word nog veraangenaamd door slagregens, die vaak de vorm aannemen van een constante waterval. In het oog is het praktisch windstil, doch de hoge zeeën die daar uit alle richtingen aankomen maken het voor een schip bijzonder onaantrekkelijk. Aan de zuidzijde is de windkracht gewoonlijk minder strekt het stormveld zich over een aanzienlijk kleiner gebied uit.
Op dinsdagmiddag j.l. werd de hurricane Edith, men begint ieder jaar met de A en geeft de hurricanes een meisjesnaam, gerapporteerd in een positie beoosten het eiland Barbados.
In het kaartje wordt aangegeven de bron welke in werkelijkheid werd gevolgd. Dinsdagavond viel echter niet te voorspellen welke baan Edith zou gaan beschrijven en moest er ernstig rekening gehouden worden met een mogelijke baan langs de Bovenwinden. Voor de Dubois, liggende bij St’ Eustasius zou dit fataal geweest zijn, daar het schip zich dan juist aan de gevaarlijke zijde van de hurricane zou bevinden. Is een schip eenmaal in die positie, dan is het alleen nog maar mogelijk om te gaan bijliggen en de hurricane over zich heen te laten gaan, met alle, mogelijk zeer ernstige gevolgen van dien.
Besloten werd om voor de hurricane weg te lopen hetgeen ruimschoots gelukte. De afstand tot Edith is steeds groter geweest dan 200 mijl, waardoor er bijna geen belangrijke wijzigingen in de weersituatie werden waargenomen.
Edith bevind zich thans ten noorden van Haïti en kruiste de koerslijn van de Dubois toen deze al in Caracasbaai lag. Onderweg heeft Edith flinke schade aangericht, met name op Martinique, waar twee derde van alle huizen werd vernietigd, eveneens een groot gedeelte van de oogst. Vele mensen zijn er nog vermist, vermoedelijk van langs de kust, waar enorme vloedgolven optraden. De Dubois heeft ditmaal dus geboft en hopen we van volgende huricanes vrij te blijven. Zeer zeldzaam ontstaan er hurricanes in het gebied rond Curacao en het gebied rond de Bovenwinden wordt alleen in het orkaanseizoen van augustus tot oktober getroffen, doch van Edith heeft men geen hinder ondervonden.