Van de redactie
Tot ons aller grote vreugde en blijdschap heeft kortgeleden een illustrator zich aan onze scheepskrant verbonden.
Deze illustrator is een stille bescheiden figuur die het liefst zo veel mogelijk op de achtergrond blijft, vandaar dat U hem niet anders zult kennen als
H O R S
Wij heten “HORS” hartelijk welkom en wensen hem een prettige en succesvolle tijd toe als medewerker aan ons hopelijk steeds beter wordende “weekblad”. Zijn illustraties getuigen van een groot gevoel voor humor, desalniettemin geven zij blijk van een niet te verbergen artistieke gave, mede gevormd door een diep menselijk gevoel voor warme kleurschakeringen en juist getroffen achtergronden. Dit zijn pas de eerste stappen die deze harde werker op kunstgebied zet, hopelijk worden zij door U met voldoende waardering ontvangen zodat deze gloednieuwe medewerker nog lang voor onze krant behouden mag blijven en wat nog meer zegt, zijn werk met enthousiasme zal verrichten.
Tot ons aller grote vreugde en blijdschap heeft kortgeleden een illustrator zich aan onze scheepskrant verbonden.
Deze illustrator is een stille bescheiden figuur die het liefst zo veel mogelijk op de achtergrond blijft, vandaar dat U hem niet anders zult kennen als
H O R S
Wij heten “HORS” hartelijk welkom en wensen hem een prettige en succesvolle tijd toe als medewerker aan ons hopelijk steeds beter wordende “weekblad”. Zijn illustraties getuigen van een groot gevoel voor humor, desalniettemin geven zij blijk van een niet te verbergen artistieke gave, mede gevormd door een diep menselijk gevoel voor warme kleurschakeringen en juist getroffen achtergronden. Dit zijn pas de eerste stappen die deze harde werker op kunstgebied zet, hopelijk worden zij door U met voldoende waardering ontvangen zodat deze gloednieuwe medewerker nog lang voor onze krant behouden mag blijven en wat nog meer zegt, zijn werk met enthousiasme zal verrichten.
Ontboezeming van een morse-automaat ………
Ik leef tussen knoppen en condensatoren gezoem van een zender die is gestemd dreunende morsetekens in m’n oren een koptelefoon op ’t moede hoofd geklemd Het is een plaats zonder rust en plezier met een chef en veel telegrafisten een plaats met veel lem, natuurlijk geen bier en de vele telegrammen die we misten “en soms is er wel eens veel paniek” zodat we wild met de koptelefoons gaan smijten we worden vaak nogal str……ziek uiteraard is dat aan ons zelf te wijten” de heren matrozen denken licht over ons werk ze zeggen, die lui zitten altijd stil maar heus, we zitten echt niet in de kerk eerder in een zenuwinrichting als het iets wil Daar komt bij ons binnen, voornoemde matroos onder “tjet” en met vragende blik HIJ is in het seinen geen bolleboos maar daarom noemen ze ONS dan ook tik Die vragende blik is te wijten aan het telegram voor ma of voor zus ze vragen (soms) eerst of het wel zal gaan enkelen zijn zo brutaal als een mus Laatst kwam er zo een bij ons binnen gerend wij, tiks, kennen hem beter als “mister tijdsein” een heel goeie jongen, echter wel wat verwend en moest zeker van ons vak beter op de hoogte zijn hij heeft mij toen een telegram gegeven en zei, ik haal zovast de poen verstuur jij het in die tussentijd dan even dat wil jij toch wel voor mij doen? |
Verbaasd keek ik op, maar hij was reeds verdwenen ik keek naar het adres en wat zag ik daar staan? de datum van afleveren, ik kon wel wenen de volgende morgen moest het bij zus de bus ingaan!
dat kan natuurlijk niet, lieve matroosjes breng dat bericht dan wat eerder bij ons dan zitten pa, ma en zus op roosjes maar niet als dit voorbeeld, want dan krijg je “de bons”
misschien hebt U nu enig idee gekregen van wat wij zoal de hele dag doen we zijn van het zitten nog steeds niet belegen wanneer geven jullie nu een fooitje bij de telegrammenpoen??!!
H O R S
(een “tik” of een “tropentik”, ziet U het verschil ?red.)
dat kan natuurlijk niet, lieve matroosjes breng dat bericht dan wat eerder bij ons dan zitten pa, ma en zus op roosjes maar niet als dit voorbeeld, want dan krijg je “de bons”
misschien hebt U nu enig idee gekregen van wat wij zoal de hele dag doen we zijn van het zitten nog steeds niet belegen wanneer geven jullie nu een fooitje bij de telegrammenpoen??!!
H O R S
(een “tik” of een “tropentik”, ziet U het verschil ?red.)
Aflevering no.2 Een “REAL WESTRERN”
(film –en auteurs- door H A R I
rechten voorbehouden)
DE AVONTUREN VAN MOLDET SHOOTMISS
IN EL PASO
De woorden waren zijn mond nog niet uit, of een ieder haastte zich een heildronk op de pas aangekomene uit te brengen. Met slepende tred liep Moldet naar de tap en bleef bij de spoelbak staan. “Hello Mops”, liet hij met een diep basgeluid horen. “Hi, Molly”, klonk het op zelfde toon terug. “Nog steeds even goed in het spoelen”, “minstens zo goed als jij met het aardappelschilmesje”! was het venijnige antwoord. “Voorzichtig blijven Mac”, was het enige wat Moldet zei en daarop: “Een rondje voor de zaak en een dubbele voor mij”. Binnen de korst mogelijke tijd had iedereen een glas vol whiskey voor zich staan en iedereen trachtte weer om het hardst met Schootmiss te proosten, Moldet antwoorde hierop niet, nam het glas op en liep naar het midden van de zaal. Er viel een doodse stilte. Langzaam hief hij het glas op en hield het tegen het licht van de lamp. Roerloos bleef hij staan, toen met een plotselinge beweging gooide hij het glas midden in het gezicht van “One-Eyed-Mops”. “Niemand moet proberen de grote Moldet Schootmiss een vuil glas in de handen drukken”, gromde hij, en met een plotselinge beweging trok hij zijn Colt en vuurde. Met een luide kreet liet Mops het glas waaraan hij net bezig was in de spoelbak vallen, bloed druppelde in het water. “Nu zul je nooit meer glazen spoelen, Yekko, maar ter zake fellers ……. Ik ben hier niet voor niets gekomen, voor den drommel. Een maand geleden heb ik, toen ik met mijn revolver aan het spelen was, “per ongeluk”, een Indiaanse squaw naar de Eeuwige Jachtvelden gestuurd. Nu was dat op zich zelf niet zo erg, een squawtje meer of minder maakt voor die Roodhuiden ook geen verschil uit, maar deze was nu net één van de 15 dochters van het opperhoofd. Hiermee heb ik mij de eeuwige, alles verterende wraak van de …….. ehh…….. Trappelzakindianen op de hals gehaald”! Als één man stonden alle aanwezigen op, luide protesterend, want de stam van de Trappelzakken was een van de meest gevreesde in de Far West. Langzaam, met die zalige routinebeweging, die we van hem gewoon zijn, liet Moldet zijn handen naar de heupen glijden. Dat was voldoende. Een ieder zat weer op zijn oude plaats. “De armpjes over elkaar heren, want ik ben nog niet uitgepraat, heeft er iemand wat op te merken of te vragen dan steekt hij netjes zijn vinger in de lucht, moet hij naar de retirade dan steekt hij twee vingersop, begrepen? Mondjes dichtdan en zoet wezen”. Niemand waagde het echter een vinger op te steken, wetende dat Moldet van de acht schoten, er maar zeven miste en dat was toendertijd een rekord. “Dit is echter nog niet alles”, hernam Moldet, “het opperhoofd, Groot Platzweetvoet genaamd, is met 150 man achter me aangekomen, slechts door de snelheid van m’n trouwe Habakuk heb ik kunnen ontsnappen en, voorwaar, dat is een hele prestatie want de Indianen waren lopend! En laten we nu een krijgsplan opmaken want die verdomde Roodhuidjes kunnen ieder moment hier zijn……….
-
Op 1029 paardlengtes van El Paso (de staart niet meegerekend), kwamen in vol oorlogstenue, fel beschilderd en onder het zingen van woeste krijgsliederen de Trappelzakindianen netjes in de pas aangemarcheerd. Om U een indruk van de woest- en wreedheid van deze krijgsliederen te geven zullen we er (vrij vertaald natuurlijk) één laten volgen waarvan de coupletten om beurt door Grote Platzweetvoet en zijn indianen werd gezongen: (wijze: och was ik maar bij moeder thuisgebleven enz.) OEF, was jij maar bij moeder thuisgebleven dan had die squaw zo snel niet dood gegaan UGH (Grote Platzweetvoet)
Jouw bloed zal aan onz’ messen blijven kleven
En op de totem zal jouw scalpje staan OEF (Grote Platzweetvoet)
En de voorzanger Grote Platzweetvoet vervolgde:
Ik kan niet slapen, ‘k kan niet eten en je tronie niet vergeten met die scheve neus UCH UCH (koor)
‘kan je vlees wel vreten
Jij kromme neus OEF OEF (koor)
En met z’n alle nou:
UCH, was jij maar bij moeder thuisgebleven
de tomahawk was in d’íjskast blijven staan! OEFERDEOEFOEF UCH UCH (koor)
Zo liepen ze voort, de haat straalde uit hun ogen. Immers, hun opperhoofd had geen zoons en zijn dochter maten (125 – 105 – 100) Bleekhuid Bed genaamd, was in verwachting van Platzweetvoet’s buurman Kromteen, die zelf reeds 10 kinderen had, maar voor één wel eens een ander squawtje wilde pikken. Overigens werd hem die daad niet al te zwaar aangerekend, want hij was bijziend en Och, in het donker kan iedereen zich vergissen. Nee, er stond vriend Moldet niet veel goeds te wachten………
(daarover meer in de volgende aflevering van Moldet Shootmiss, die zich afspeeld in El Behaard)
(film –en auteurs- door H A R I
rechten voorbehouden)
DE AVONTUREN VAN MOLDET SHOOTMISS
IN EL PASO
De woorden waren zijn mond nog niet uit, of een ieder haastte zich een heildronk op de pas aangekomene uit te brengen. Met slepende tred liep Moldet naar de tap en bleef bij de spoelbak staan. “Hello Mops”, liet hij met een diep basgeluid horen. “Hi, Molly”, klonk het op zelfde toon terug. “Nog steeds even goed in het spoelen”, “minstens zo goed als jij met het aardappelschilmesje”! was het venijnige antwoord. “Voorzichtig blijven Mac”, was het enige wat Moldet zei en daarop: “Een rondje voor de zaak en een dubbele voor mij”. Binnen de korst mogelijke tijd had iedereen een glas vol whiskey voor zich staan en iedereen trachtte weer om het hardst met Schootmiss te proosten, Moldet antwoorde hierop niet, nam het glas op en liep naar het midden van de zaal. Er viel een doodse stilte. Langzaam hief hij het glas op en hield het tegen het licht van de lamp. Roerloos bleef hij staan, toen met een plotselinge beweging gooide hij het glas midden in het gezicht van “One-Eyed-Mops”. “Niemand moet proberen de grote Moldet Schootmiss een vuil glas in de handen drukken”, gromde hij, en met een plotselinge beweging trok hij zijn Colt en vuurde. Met een luide kreet liet Mops het glas waaraan hij net bezig was in de spoelbak vallen, bloed druppelde in het water. “Nu zul je nooit meer glazen spoelen, Yekko, maar ter zake fellers ……. Ik ben hier niet voor niets gekomen, voor den drommel. Een maand geleden heb ik, toen ik met mijn revolver aan het spelen was, “per ongeluk”, een Indiaanse squaw naar de Eeuwige Jachtvelden gestuurd. Nu was dat op zich zelf niet zo erg, een squawtje meer of minder maakt voor die Roodhuiden ook geen verschil uit, maar deze was nu net één van de 15 dochters van het opperhoofd. Hiermee heb ik mij de eeuwige, alles verterende wraak van de …….. ehh…….. Trappelzakindianen op de hals gehaald”! Als één man stonden alle aanwezigen op, luide protesterend, want de stam van de Trappelzakken was een van de meest gevreesde in de Far West. Langzaam, met die zalige routinebeweging, die we van hem gewoon zijn, liet Moldet zijn handen naar de heupen glijden. Dat was voldoende. Een ieder zat weer op zijn oude plaats. “De armpjes over elkaar heren, want ik ben nog niet uitgepraat, heeft er iemand wat op te merken of te vragen dan steekt hij netjes zijn vinger in de lucht, moet hij naar de retirade dan steekt hij twee vingersop, begrepen? Mondjes dichtdan en zoet wezen”. Niemand waagde het echter een vinger op te steken, wetende dat Moldet van de acht schoten, er maar zeven miste en dat was toendertijd een rekord. “Dit is echter nog niet alles”, hernam Moldet, “het opperhoofd, Groot Platzweetvoet genaamd, is met 150 man achter me aangekomen, slechts door de snelheid van m’n trouwe Habakuk heb ik kunnen ontsnappen en, voorwaar, dat is een hele prestatie want de Indianen waren lopend! En laten we nu een krijgsplan opmaken want die verdomde Roodhuidjes kunnen ieder moment hier zijn……….
-
Op 1029 paardlengtes van El Paso (de staart niet meegerekend), kwamen in vol oorlogstenue, fel beschilderd en onder het zingen van woeste krijgsliederen de Trappelzakindianen netjes in de pas aangemarcheerd. Om U een indruk van de woest- en wreedheid van deze krijgsliederen te geven zullen we er (vrij vertaald natuurlijk) één laten volgen waarvan de coupletten om beurt door Grote Platzweetvoet en zijn indianen werd gezongen: (wijze: och was ik maar bij moeder thuisgebleven enz.) OEF, was jij maar bij moeder thuisgebleven dan had die squaw zo snel niet dood gegaan UGH (Grote Platzweetvoet)
Jouw bloed zal aan onz’ messen blijven kleven
En op de totem zal jouw scalpje staan OEF (Grote Platzweetvoet)
En de voorzanger Grote Platzweetvoet vervolgde:
Ik kan niet slapen, ‘k kan niet eten en je tronie niet vergeten met die scheve neus UCH UCH (koor)
‘kan je vlees wel vreten
Jij kromme neus OEF OEF (koor)
En met z’n alle nou:
UCH, was jij maar bij moeder thuisgebleven
de tomahawk was in d’íjskast blijven staan! OEFERDEOEFOEF UCH UCH (koor)
Zo liepen ze voort, de haat straalde uit hun ogen. Immers, hun opperhoofd had geen zoons en zijn dochter maten (125 – 105 – 100) Bleekhuid Bed genaamd, was in verwachting van Platzweetvoet’s buurman Kromteen, die zelf reeds 10 kinderen had, maar voor één wel eens een ander squawtje wilde pikken. Overigens werd hem die daad niet al te zwaar aangerekend, want hij was bijziend en Och, in het donker kan iedereen zich vergissen. Nee, er stond vriend Moldet niet veel goeds te wachten………
(daarover meer in de volgende aflevering van Moldet Shootmiss, die zich afspeeld in El Behaard)
L I F T E R S
Nee, ik neem nooit lifters mee. In de eerste plaats kunnen ze jewel op een stil plekje onderweg met een stuk ijzer je hersens inslaan en je auto meenemen, in de tweede plaats kun je een aanrijding krijgen en dan is de lifter dood, je W.A. geldt niet en je betaald levenslang zijn familie. In de derde plaats vind ik het klaploperij. Als ik langs een huis kom en ik zie door de open ramen de familie aan tafel zitten, dan bel ik toch ook niet aan: “Mevrouw, U hebt nu toch gekookt, ik kom maar even meeëten… Er gaan treinen en bussen hoor; en wie geen geld heeft om de trein of de bus te nemen, die blijft maar thuis. En er zijn juffrouwen bij, die, enfin, u begrijpt me wel.
En laatst las ik nog een ingezonden stuk van een meneer, die had een paar lifters meegenomen en toen zij waren uitgestapt en hij weer verder reed mistte hij opeens zijn nieuwe hoed. Ne het waren meisjes maar ze dachten misschien wel, dat die hoed hun vrijers zou passen of hun vaders, of hun zoons weet ik veel? Nooit lifters meenemen, wat ik je raden mag!
Hiermede heb ik u dan getracteerd op wat u overal kunt horen over de categorie duimpje op. Ik kan geen van die argumenten wegpraten, maar ik moet bekennen dat ik wel eens lifters meeneem. Elke week passeer ik op een bepaald uur een garnizoensplaats, en als ik daar die soldaten zie staan, die van hun piete peuterige soldij graag een week-end naar huis willen, naar hun ouders, hun vrouwen, hun verloofdes dan stop ik en dan laat ik drie van die fris geboende jongens instappen. “Een sigaret, meneer”? Dat verzuimen ze nooit, want ze willen graag wat terug doen. Dan rook ik hun sigaret, zelden mijn werk, maar het aanpakken hoort bij het goede liftersritueel en dan hoor ik zoveel jaar ze nog voor de boeg hebben of achter zich. En dat zij doorgaans geen idee hebben wat ze straks in de burgermaatschappij moeten beginnen, want er zijn nog altijd bazen, die zeggen: ik moet je terugnemen, maar ik waarschuw je, over een maand of wat ga je er dan toch uit, wegens slapte, want die nieuwe bevalt me best en waarom zou ik die nou voor jou brodeloos moeten maken”? Ach voor bazen is het ook een probleem, dat zeggen de jongens zelf. Ik heb ook eens een oude heer meegenomen, die erg veel moeite had met in mijn auto te klimmen en toen hij dan eindelijk zat, compleet met grote grijze knevel, toen riep hij heel ouderwets: “Sapristi, wat ben ik stijf geworden sedert mijn tachtigste”! Hij liffte, door alleen maar heel tersluiks zijn hoedje op te lichten en een klein buiginkje te maken. Hij ging zijn dochter opzoeken. “Ik trek van Drees, meneer dus dan weet u het wel, reizen kun je er niet van, nog niet naar je graf”.
En ik heb ook al eens twee jongens met rugzakken in mijn wagen gekregen, die van hun vader een week naar vakantiekamp mochten. “Vader is nachtportier in een fabriek, hij heeft een stijve arm overgehouden van een ongeluk met een kraan en hij heeft op alles bezuinigd om er die week ons op uit te kunnen sturen, maar we moesten zelf maar zien hoe we er kwamen. Desnoods hadden we de trein kunnen nemen, maar dan was ons zakgeld eraan gegaan, dat we verdiend hebben met oud papier, met behulp van de hele klas van de ambachtsschool, de leraar voorop.
Eens heb ik een oude dame die bijna blind was meegenomen, die haar zoon in het ziekenhuis ging bezoeken. Zij zat op een kilometerpaaltje en de dochter, zelf al in de vijftig, lifte, zwaaiend met een paraplu, terwijl de zon brandend scheen.
Een andere keer had ik een liftende moeder met een ventje van een jaar of twee, in een buitenwijk van een grote stad in mijn wagen genomen en in vliegende vaart naar het ziekenhuis gebracht, want het kereltje had een hagelkorrel uit een duikelaartje in zijn luchtpijp gezogen en was er na toe te stikken. Het regende, er was juist geen taxi te krijgen en er waren al zo’n tien automobilisten voorbijgereden.
Ja, ik vind het verstandig van U dat U nooit lifters meeneemt. Ik voor mij vind principes van deze aard vooral goed om ze af en toe eens overboord te gooien. Laat mij maar dom zijn, want anders kijken de lege plaatsen in mijn auto me zo verwijtend aan.
E v. S.
Nee, ik neem nooit lifters mee. In de eerste plaats kunnen ze jewel op een stil plekje onderweg met een stuk ijzer je hersens inslaan en je auto meenemen, in de tweede plaats kun je een aanrijding krijgen en dan is de lifter dood, je W.A. geldt niet en je betaald levenslang zijn familie. In de derde plaats vind ik het klaploperij. Als ik langs een huis kom en ik zie door de open ramen de familie aan tafel zitten, dan bel ik toch ook niet aan: “Mevrouw, U hebt nu toch gekookt, ik kom maar even meeëten… Er gaan treinen en bussen hoor; en wie geen geld heeft om de trein of de bus te nemen, die blijft maar thuis. En er zijn juffrouwen bij, die, enfin, u begrijpt me wel.
En laatst las ik nog een ingezonden stuk van een meneer, die had een paar lifters meegenomen en toen zij waren uitgestapt en hij weer verder reed mistte hij opeens zijn nieuwe hoed. Ne het waren meisjes maar ze dachten misschien wel, dat die hoed hun vrijers zou passen of hun vaders, of hun zoons weet ik veel? Nooit lifters meenemen, wat ik je raden mag!
Hiermede heb ik u dan getracteerd op wat u overal kunt horen over de categorie duimpje op. Ik kan geen van die argumenten wegpraten, maar ik moet bekennen dat ik wel eens lifters meeneem. Elke week passeer ik op een bepaald uur een garnizoensplaats, en als ik daar die soldaten zie staan, die van hun piete peuterige soldij graag een week-end naar huis willen, naar hun ouders, hun vrouwen, hun verloofdes dan stop ik en dan laat ik drie van die fris geboende jongens instappen. “Een sigaret, meneer”? Dat verzuimen ze nooit, want ze willen graag wat terug doen. Dan rook ik hun sigaret, zelden mijn werk, maar het aanpakken hoort bij het goede liftersritueel en dan hoor ik zoveel jaar ze nog voor de boeg hebben of achter zich. En dat zij doorgaans geen idee hebben wat ze straks in de burgermaatschappij moeten beginnen, want er zijn nog altijd bazen, die zeggen: ik moet je terugnemen, maar ik waarschuw je, over een maand of wat ga je er dan toch uit, wegens slapte, want die nieuwe bevalt me best en waarom zou ik die nou voor jou brodeloos moeten maken”? Ach voor bazen is het ook een probleem, dat zeggen de jongens zelf. Ik heb ook eens een oude heer meegenomen, die erg veel moeite had met in mijn auto te klimmen en toen hij dan eindelijk zat, compleet met grote grijze knevel, toen riep hij heel ouderwets: “Sapristi, wat ben ik stijf geworden sedert mijn tachtigste”! Hij liffte, door alleen maar heel tersluiks zijn hoedje op te lichten en een klein buiginkje te maken. Hij ging zijn dochter opzoeken. “Ik trek van Drees, meneer dus dan weet u het wel, reizen kun je er niet van, nog niet naar je graf”.
En ik heb ook al eens twee jongens met rugzakken in mijn wagen gekregen, die van hun vader een week naar vakantiekamp mochten. “Vader is nachtportier in een fabriek, hij heeft een stijve arm overgehouden van een ongeluk met een kraan en hij heeft op alles bezuinigd om er die week ons op uit te kunnen sturen, maar we moesten zelf maar zien hoe we er kwamen. Desnoods hadden we de trein kunnen nemen, maar dan was ons zakgeld eraan gegaan, dat we verdiend hebben met oud papier, met behulp van de hele klas van de ambachtsschool, de leraar voorop.
Eens heb ik een oude dame die bijna blind was meegenomen, die haar zoon in het ziekenhuis ging bezoeken. Zij zat op een kilometerpaaltje en de dochter, zelf al in de vijftig, lifte, zwaaiend met een paraplu, terwijl de zon brandend scheen.
Een andere keer had ik een liftende moeder met een ventje van een jaar of twee, in een buitenwijk van een grote stad in mijn wagen genomen en in vliegende vaart naar het ziekenhuis gebracht, want het kereltje had een hagelkorrel uit een duikelaartje in zijn luchtpijp gezogen en was er na toe te stikken. Het regende, er was juist geen taxi te krijgen en er waren al zo’n tien automobilisten voorbijgereden.
Ja, ik vind het verstandig van U dat U nooit lifters meeneemt. Ik voor mij vind principes van deze aard vooral goed om ze af en toe eens overboord te gooien. Laat mij maar dom zijn, want anders kijken de lege plaatsen in mijn auto me zo verwijtend aan.
E v. S.
Zoek de moraal……..
Een zware vracht voedsel met zich mee torsend, vliegt Niek spreeuw naar zijn nest in de Peuleschilstraat nummer vijftien. Onze Niek behoort tot de beter gesitueerde spreeuwenelite hetgeen te zien is aan de onopvallend opvallende TV-antenne op zijn geheel uit stro opgetrokken nest.
Op-nog ter neder kijkend, hooghartig op de meest onverwachte plaatsen uitwerpselen uitwerpend, vliegt hij voort. Thuis gekomen deponeert hij de moeizaam meegesjouwde victualien achteloos in de ijskast. Bezorgd gaat hij naar zijn vrouwtje, Claudette genaamd, die na de fuif bij Joep de KoekKoek al een paar weken last van een duizeligheidscomplex blijkt te hebben.
En ja hoor het is alweer mis. Met een witte snavel ligt ze krom van de pijn in het lits-jumeaux. Bezorgt buigt Niek zich over haar heen; “Claudje, ik bemin je teder, maar wat heb je toch de laatste tijd, vroeger kwinkeleerde je altijd het hoogste lied, een beetje vals maar liefde is doof dus hinderde me dat niet, maar nu ……..” “O Niekje, er zijn van die dingen die mannen nooit zullen snappen, is je heus niets opgevallen. Kijk eens naar mijn figuur……. Weet nog wel die fuif bij Joep? Die nacht bij Krimpen aan de Ysel, je weet wel die zwoele met die krekels?
Was het niet zalig, nu voel ik me beroerd. Jouw schuld snoeperige galgebrok, maar toch ook wel een beetje de mijne, want had ik nu maar een paar veren meer in m’n negligé gestoken en m’n decolleté net zo uitermate goed verzorgd, dan was er waarschijnlijk niets aan de hand geweest. Nu zit IK met de gebakken telores”! “O lieve oneindige engel van me, verstond ik dat goed? Gebakken ehh, ehh……..” “Ja, dat verstond je goed, ik bedoelde heus gebakken eieren”!
“Yippee, ik word vader, verdraaid daar nemen we een pikketanussie op, próóst Claudette, wanneer komen ze”? “Morrege schoonheid”.
“OK, leg jij die eieren vast, dan verzorg ik de spreeuwenbijslagformulieren”.
HARI
Een zware vracht voedsel met zich mee torsend, vliegt Niek spreeuw naar zijn nest in de Peuleschilstraat nummer vijftien. Onze Niek behoort tot de beter gesitueerde spreeuwenelite hetgeen te zien is aan de onopvallend opvallende TV-antenne op zijn geheel uit stro opgetrokken nest.
Op-nog ter neder kijkend, hooghartig op de meest onverwachte plaatsen uitwerpselen uitwerpend, vliegt hij voort. Thuis gekomen deponeert hij de moeizaam meegesjouwde victualien achteloos in de ijskast. Bezorgd gaat hij naar zijn vrouwtje, Claudette genaamd, die na de fuif bij Joep de KoekKoek al een paar weken last van een duizeligheidscomplex blijkt te hebben.
En ja hoor het is alweer mis. Met een witte snavel ligt ze krom van de pijn in het lits-jumeaux. Bezorgt buigt Niek zich over haar heen; “Claudje, ik bemin je teder, maar wat heb je toch de laatste tijd, vroeger kwinkeleerde je altijd het hoogste lied, een beetje vals maar liefde is doof dus hinderde me dat niet, maar nu ……..” “O Niekje, er zijn van die dingen die mannen nooit zullen snappen, is je heus niets opgevallen. Kijk eens naar mijn figuur……. Weet nog wel die fuif bij Joep? Die nacht bij Krimpen aan de Ysel, je weet wel die zwoele met die krekels?
Was het niet zalig, nu voel ik me beroerd. Jouw schuld snoeperige galgebrok, maar toch ook wel een beetje de mijne, want had ik nu maar een paar veren meer in m’n negligé gestoken en m’n decolleté net zo uitermate goed verzorgd, dan was er waarschijnlijk niets aan de hand geweest. Nu zit IK met de gebakken telores”! “O lieve oneindige engel van me, verstond ik dat goed? Gebakken ehh, ehh……..” “Ja, dat verstond je goed, ik bedoelde heus gebakken eieren”!
“Yippee, ik word vader, verdraaid daar nemen we een pikketanussie op, próóst Claudette, wanneer komen ze”? “Morrege schoonheid”.
“OK, leg jij die eieren vast, dan verzorg ik de spreeuwenbijslagformulieren”.
HARI
S C H O O L H E R I N N E R I N G E N
Op onze leeftijd bestaat er geen persoon meer, die ons zal zeggen: Piet, ga nu maar eens in de hoek staan, Jan, jij schrijft voor morgen 50 maal: ik mag niet liegen of Meester, mag ik een beetje water drinken? Maar toch weet ik zeker dat er onder ons wel mensen zijn, die met weemoed (nou ja, weemoed?) terugdenken aan de tijd, dat ze ’s morgens met proppenschieters de klas binnenstapten om die morgen ‘ns flink herrie te schoppen, want ze zouden Marietje, die 4 banken verder naar voren zat lekker onder haar pijpkrullen te schieten en dat vervelend joch zouden ze ook behoorlijk bekogelen. Of we nu op gymnasium, HBS, MULO, LTS of een andere school gezeten hebben, er zijn beslist wel dingen, die u niet gemakkelijk zult vergeten, bijvoorbeeld zoiets als ik meemaakte in de eerste klas van de ULO: Het was na schooltijd en we stonden nog een beetje na te praten over de les van vandaag, toen er plotseling iemand tegen me zei: “zeg Joh, durf ik je tas niet in die tuin te gooien” en de daad bij het woord voegend gooide hij mijn tas in de tuin, waar die direct werd opgepakt door de vrouw des huizes, die ons vertelde dat ik hem ’s middags terug kon krijgen bij de directeur. Ik zon natuurlijk op wraak, maar ik moest iets bedenken, wat veel stoerder was en wat veel meer aansprak. Plotseling kreeg ik het: zijn fiets. Ik pakte zijn fiets en zette die pardoes in de tuin van een andere buurman, die zeer verbolgen onmiddellijk naar de directeur stapte om zich te beklagen over ons. ’s Middags moesten we bij hem komen, we kregen onze eigendommen terug als we zouden zeggen, waarom we het gedaan hadden. Toen wij een nietszeggend antwoord gaven, maakte hij zich zo kwaad, dat hij ons een draai om de oren gaf, die klonk als een klok. Dat was dus iets wat ik niet gauw zal vergeten. Een andere keer, het was inmiddels in de derde klas, was het nog mooier: Mijn buurman kreeg van de Franse lerares 200 strafregels (ze was erg oud, maar nog ouderwetser), maar ze wilde daarbij nog een briefje van zijn vader zien, die het gecontrolleerd moest hebben. Daar hij de strafregels al van te voren gemaakt had en hij zijn vader niet om een briefje durfde vragen, vroeg hij mij of ik een briefje wilde schrijven. Nadat ik de handtekening van zijn vader aardig onder de knie had, schreef ik het volgende briefje: “Geachte mejuffrouw, mijn zoon heeft me alles verteld en ik heb hem, buiten uw straf, nogmaals op mijn manier gestraft. Uw handelswijze was zeer correct en mocht hij weer zoiets uithalen, geeft u hem dan gerust de dubbele straf u hebt mijn volledige instemming, hoogachtend, Jansen”. Toen zij de brief las, zei ze tegen mijn buurman: “Wytze, ik vind, dat je een zeer verstandige vader hebt. Ik wou dat er meer van zulke mensen als jouw vader rondliepen. Na schooltijd hebben we er hartelijk om gelachen, want hij heeft er verder niets van gehoord. Zo dat waren dan enkele van mijn school herinneringen, nu bent u aan de beurt. Ik roep u hierbij allen op, kom over de brug met uw verhalen uit uw prille of uw jeugd, die u zich bijna niet meer herinnert, we hebben in het begin van dit verhaal afgesproken, dat iedereen wel herinneringen heeft aan de school, dus laat ze horen, we wachten er op! J O B E |
SCHOOLHERINNERINGEN.
Suze was verliefd. Nu was dit op zich genomen geen ongewoon verschijnsel, want sinds de kleuterschool had zij de liefde reeds bedreven, maar deze keer was het anders, héél anders …….. Ze was verliefd op de leukste en sportiefste jongen van de hele school Klaas heette hij. Niet alleen kon hij het hardste lopen van de hele derde klas, maar daareenboven kon hij, (op één jongen na, maar die had een bochel en zat in de zesde) het hoogste bok springen van de hele school. O, ze was dol op hem …… Op de kleuterschool was het ook mooi geweest, zoals met Wim, die zo goed taartjes van zand kon maken, of met Rik die zo mooi paarden kon tekenen, maar daarvoor was ze veel te groot geworden, nee, met Klaas kon je romantisch tikkertje spelen, hij was zo heerlijk wild, ze adoreerde hem nog meer als Adéle Bloemendaal en die vond ze al knots. Nee, Klaas was voor haar het eindeloze einde. Er was echter één moeilijkheid, hoe maakte ze hem dat duidelijk? Ze was er al achter gekomen dat Klaas geen oog van Juf af kon houden, ze kon hem wel vermoorden als hij met zo’n hongerige blik naar de juffrouw zat te kijken, wat had dat mens toch, wat zij niet had? Moet je zien alles aan haar is rond, bij mij recht, dat is toch logisch als je ergens heen moet ga je toch ook recht toe recht aan op je doel af? Zo piekerde ze terwijl ze hem onafgebroken in het oog hield. Ze zou er na schooltijd toch eens even met hem over praten. Toen hij na schooltijd voor haar de tas droeg, vroeg ze hem: “Klaas, ben je mijn minnaar of die van de juffrouw”? Het antwoord luidde: “Je bent wel lief, maar je loopt niet hard genoeg”! H A R I Laten we veronderstellen ………
Laten we veronderstellen dat ons zusterschip onze vijand is. Laten we veronderstellen dat zij ons moet opsporen. Laten we veronderstellen dat wij een rookgordijn leggen. Laten we veronderstellen dat zij infrarood gebruiken. Laten we veronderstellen dat zij op ons gaat vuren. Laten we veronderstellen dat zij raak vuurt Laten we veronderstellen dat wij dan dood zijn. Ja, laat ons dat nu eens veronderstellen, dan kunnen we tenminste een keer echt snurken. DIE KINDEREN:
Een moeder beklaagde zich er bij een vriendin over dat haar opgeschoten kinderen vaak s’ nachts zo laat thuis kwamen. Terwijl zij aan het praten was kwam haar zeventien jarige zoon binnen en zei dat hij de volgende ochtend niet gewekt wilde worden omdat hij een schoolfuifje had en niet voor twéé uur thuis kwam. Toen hij weg was schudde zij geergerd het hoofd en herhaalde.
|
TERREUR OVER ROTTERDAM
feuilleton door
I N J O
Wat vooraf ging:
John Thomas vind op zijn kantoor het dode lichaam van mevr. Reumer.
De moordenaar vlucht met het moordwapen en ontkomt. John gaat naar de villa van professor Reumer en wordt neergeschoten door een onbekend persoon. Een onverwachte redder duikt op, dan verliest hij het bewust zijn.
Deel 3
Een koele hand deed mij ontwaken uit de diepe inktzwarte duisternis en ik probeerde m’n ogen op te slaan. Na enige moeite gelukte dat en ik keek in het gezicht van de onbekende vrouw die me had gewaarschuwd voor de tijdbom in mijn wagen. Ik probeerde te gaan zitten een golf van pijn stroomde door mijn lichaam. Ze drukte mij terug in de kussens en zei: “ De dokter is geweest en heeft gezegd dat je voorlopig op z’n minst een week rust moet houden. “Een week?!!, probeerde ik te roepen maar m’n stem klonk als een krakende mestwagen op een houten bruggetje. Een hele week schoot het door m’n gedachten, in zeven dagen half Rotterdam uitgemoord worden; ik móest er uit. Ik ging weer recht zitten en ondanks de sterretjes die ik in allerlei kleuren zag, slaagde ik er toch in. Ik keek haar aan en vroeg: “Zo wat is er nu precies gebeurd in die villa en waar ben ik nu? wie bent U eigenlijk”? “Noem me voorlopig maar Gloria als je wilt”. “Ok, onder één voorwaarde, als jij me John noemt”. “Goed, nu, ik ben je gevolgd naar die villa en zag je binnengaan. Ik ging achter je aan en kwam gelukkig precies op tijd. De dader ontvluchtte, in m’n pistool zat maar één kogel. Ik denk dat ik hem in z’n schouder of zo heb geraakt. Hij sprong uit het raam en rende weg. Ik heb je toen in mijn auto gesleept en op het ogenblik ben je in mijn flat”! “Geef me even m’n kleren wil je”? “Maar de dokter………”
“Luister eens, lieve kind, waar wij mee te maken hebben gehad is niet zo maar een niemendalletje maar één grote stinkende rottroep. Ik moet hiermee doorgaan, dokter of geen dokter, als deze zaak achter de rug is krijg ik genoeg tijd om te rusten. Zolang er één persoon rondloopt die een paar moorden op zijn geweten heeft en er net voor terug zal deinzen er meer te maken, mag ik niet werkeloos op bed liggen”. Gloria’s ogen stonden vol tranen en plotseling zag ik hoe mooi ze was. Haar volle rode lippen betekenden voor iedere man een uitdaging. Ze droeg een diep rode coktailjurk die diep was uitgesnedenen het ravenzwarte haar vormde een diep contrast tussen dit rood en de blankheid van haar huid. Ze boog zich langzaam voorover en haar lippen opende zich een weinig. Ik probeerde me nog in te prenten dat ik daar geen tijd voor had, maar zoveel zelfbeheersing had ik nou ook weer niet en mijn lippen zochten de hare. Plotseling kreeg ik een ingeving en ik duwde haar van me af.
“Wie ben je precies en waarom doe je dit allemaal”?
“Nee nu niet John”. “Ja nu wel, wie ben je”?
“Goed dan ik ben Gloria Reumer”. “Waat”?
Ja de dochter van professor Reumer””
“Ik denk dat je me heel wat uitleg verschuldigd bent”, zei ik, bitser dan ik eigenlijk gewild had.
“Goed, maandagavond kon ik niet in slaap komen, m’n vader en moeder waren uit. Ik stond op om een sigaret te roken, toen ik de deur hoorde opengaan. Een vreemde mannenstem zei: “Is er nog iemand in huis”? “Nee”, zei m’n vader. Ik voelde meteen dar er iets niet in orde was en stond op het punt te gaan kijken, maar besloot nog even te wachten. “Zo, jullie gaan daar tegen de muur staan met je handen in de hoogte en geen beweging. Fred hou ze onder schot”. Het was even stil toen zei mijn vader! “Maar je kunt hem toch niet vermoorden omdat hij op mij lijkt”.
“Juist daarom mijn waarde professor. De wereld zal stellig in uw dood geloven en dat proberen we te bereiken. Maar genoeg gepraat”?
“Beest dat je bent, ik zal je”. Er klonk een schot en het scheelde niet veel of ik was de kamer binnengerend. Maar wat zou ik er mee opschieten, ik kon de zaak alleen nog erger maken. Ik wachtte tot de deur dichtsloeg en gin toen snel de kamer binnen. Op de grond lag een man die sprekend op mijn vader leek, hij had zelfs de zelfde kleren aan. Tussen zijn schouderbladen stak een dolk. Ik liep naar de telefoon maar voordat ik de haak had opgelicht kreeg ik een hevige slag in m’n nek en zakte bewusteloos in elkaar”.
Gloria sloot even de ogen alsof ze diep nadacht. Ik stond op en schonk twee borrels in. M’n borst deed hevig pijn en even duizelde het me maar langzaam trok het weg en ik gaf Gloria een glas. Haar hand beefde en even leek het of ze wilde gaan huilen. Maar ze beet op haar lip en bedwong haar tranen. Langzaam bracht ze het glas naar haar lippen waarbij ze me diep in m’n ogen keek. Dan vervolgde ze haar verhaal en ik luisterde gespannen want dit kon een hoop licht op de zaak werpen.
Wordt vervolgd.
feuilleton door
I N J O
Wat vooraf ging:
John Thomas vind op zijn kantoor het dode lichaam van mevr. Reumer.
De moordenaar vlucht met het moordwapen en ontkomt. John gaat naar de villa van professor Reumer en wordt neergeschoten door een onbekend persoon. Een onverwachte redder duikt op, dan verliest hij het bewust zijn.
Deel 3
Een koele hand deed mij ontwaken uit de diepe inktzwarte duisternis en ik probeerde m’n ogen op te slaan. Na enige moeite gelukte dat en ik keek in het gezicht van de onbekende vrouw die me had gewaarschuwd voor de tijdbom in mijn wagen. Ik probeerde te gaan zitten een golf van pijn stroomde door mijn lichaam. Ze drukte mij terug in de kussens en zei: “ De dokter is geweest en heeft gezegd dat je voorlopig op z’n minst een week rust moet houden. “Een week?!!, probeerde ik te roepen maar m’n stem klonk als een krakende mestwagen op een houten bruggetje. Een hele week schoot het door m’n gedachten, in zeven dagen half Rotterdam uitgemoord worden; ik móest er uit. Ik ging weer recht zitten en ondanks de sterretjes die ik in allerlei kleuren zag, slaagde ik er toch in. Ik keek haar aan en vroeg: “Zo wat is er nu precies gebeurd in die villa en waar ben ik nu? wie bent U eigenlijk”? “Noem me voorlopig maar Gloria als je wilt”. “Ok, onder één voorwaarde, als jij me John noemt”. “Goed, nu, ik ben je gevolgd naar die villa en zag je binnengaan. Ik ging achter je aan en kwam gelukkig precies op tijd. De dader ontvluchtte, in m’n pistool zat maar één kogel. Ik denk dat ik hem in z’n schouder of zo heb geraakt. Hij sprong uit het raam en rende weg. Ik heb je toen in mijn auto gesleept en op het ogenblik ben je in mijn flat”! “Geef me even m’n kleren wil je”? “Maar de dokter………”
“Luister eens, lieve kind, waar wij mee te maken hebben gehad is niet zo maar een niemendalletje maar één grote stinkende rottroep. Ik moet hiermee doorgaan, dokter of geen dokter, als deze zaak achter de rug is krijg ik genoeg tijd om te rusten. Zolang er één persoon rondloopt die een paar moorden op zijn geweten heeft en er net voor terug zal deinzen er meer te maken, mag ik niet werkeloos op bed liggen”. Gloria’s ogen stonden vol tranen en plotseling zag ik hoe mooi ze was. Haar volle rode lippen betekenden voor iedere man een uitdaging. Ze droeg een diep rode coktailjurk die diep was uitgesnedenen het ravenzwarte haar vormde een diep contrast tussen dit rood en de blankheid van haar huid. Ze boog zich langzaam voorover en haar lippen opende zich een weinig. Ik probeerde me nog in te prenten dat ik daar geen tijd voor had, maar zoveel zelfbeheersing had ik nou ook weer niet en mijn lippen zochten de hare. Plotseling kreeg ik een ingeving en ik duwde haar van me af.
“Wie ben je precies en waarom doe je dit allemaal”?
“Nee nu niet John”. “Ja nu wel, wie ben je”?
“Goed dan ik ben Gloria Reumer”. “Waat”?
Ja de dochter van professor Reumer””
“Ik denk dat je me heel wat uitleg verschuldigd bent”, zei ik, bitser dan ik eigenlijk gewild had.
“Goed, maandagavond kon ik niet in slaap komen, m’n vader en moeder waren uit. Ik stond op om een sigaret te roken, toen ik de deur hoorde opengaan. Een vreemde mannenstem zei: “Is er nog iemand in huis”? “Nee”, zei m’n vader. Ik voelde meteen dar er iets niet in orde was en stond op het punt te gaan kijken, maar besloot nog even te wachten. “Zo, jullie gaan daar tegen de muur staan met je handen in de hoogte en geen beweging. Fred hou ze onder schot”. Het was even stil toen zei mijn vader! “Maar je kunt hem toch niet vermoorden omdat hij op mij lijkt”.
“Juist daarom mijn waarde professor. De wereld zal stellig in uw dood geloven en dat proberen we te bereiken. Maar genoeg gepraat”?
“Beest dat je bent, ik zal je”. Er klonk een schot en het scheelde niet veel of ik was de kamer binnengerend. Maar wat zou ik er mee opschieten, ik kon de zaak alleen nog erger maken. Ik wachtte tot de deur dichtsloeg en gin toen snel de kamer binnen. Op de grond lag een man die sprekend op mijn vader leek, hij had zelfs de zelfde kleren aan. Tussen zijn schouderbladen stak een dolk. Ik liep naar de telefoon maar voordat ik de haak had opgelicht kreeg ik een hevige slag in m’n nek en zakte bewusteloos in elkaar”.
Gloria sloot even de ogen alsof ze diep nadacht. Ik stond op en schonk twee borrels in. M’n borst deed hevig pijn en even duizelde het me maar langzaam trok het weg en ik gaf Gloria een glas. Haar hand beefde en even leek het of ze wilde gaan huilen. Maar ze beet op haar lip en bedwong haar tranen. Langzaam bracht ze het glas naar haar lippen waarbij ze me diep in m’n ogen keek. Dan vervolgde ze haar verhaal en ik luisterde gespannen want dit kon een hoop licht op de zaak werpen.
Wordt vervolgd.
GEVALLEN ENGEL:
Ik hoorde het navolgende gesprekje in een bar hier ergens op Curacao.
Hier uit blijkt dat zelfs een JANTJE nog wel eens hoffelijk kan wezen.
Wel, deze man leerde in die bar èen dame kennen, die een buitengewone grote neus had.
Zij leed daar schijnbaar helemaal niet onder en maakte er zelfs grapjes over.
Onze Janmaat echter, sprak haar natuurlijk heftig tegen, waarop zij hem glimlachend vroeg: “wat ben ik dan als ik niet lelijk ben?
Hierop kwam het charmante antwoord: “Een Engel die alleen maar het ongeluk had met haar neus op aarde te vallen!
Ik hoorde het navolgende gesprekje in een bar hier ergens op Curacao.
Hier uit blijkt dat zelfs een JANTJE nog wel eens hoffelijk kan wezen.
Wel, deze man leerde in die bar èen dame kennen, die een buitengewone grote neus had.
Zij leed daar schijnbaar helemaal niet onder en maakte er zelfs grapjes over.
Onze Janmaat echter, sprak haar natuurlijk heftig tegen, waarop zij hem glimlachend vroeg: “wat ben ik dan als ik niet lelijk ben?
Hierop kwam het charmante antwoord: “Een Engel die alleen maar het ongeluk had met haar neus op aarde te vallen!
KOLDARIA
Macht der gewoonten: Een striptease danseres was op haar huwelijksreis. Toen de bruidegom uit de badkamer in de slaapkamer kwam, vroeg hij of ze klaar was om naar bed te gaan.
De oplossing: Petertje zes jaar oud zei tegen z’n vader:
|
Klein verschil:
Advocaat wandelend in gezelschap van zijn vrouw, groet een nogal opzichtige dame. Zij: - wie is dat? Hij: - Die dame ken ik beroepshalve. Zij: - Jouw beroep of het hare? Geraden: Een man komt s’ ochtends onverwacht van zijn werk thuis omdat hij iets vergeten heeft. Hij komt binnen door de keukendeur, onopgemerkt door zijn vrouw die met haar rug naar hem toegekeerd staat. Op z’n tenen sluipt hij naar haar toe en legt zijn handen op haar ogen.
|
Op stap:
Tien gehuwde vrouwen staan voor Petrus op een rij om toegelaten te worden tot de hemel. Nadat Petrus hun namen in zijn kaartsysteem heeft opgezocht zegt hij:
Economie:
Sam en Saar hebben ruzie gehad. Sam pakt zijn koffer.
Saar: - Wat ben je van plan?
Sam: - Ik ga op reis naar Addis Abbeda, ik heb gelezen dat een man daar een tientje als hij met vrouw geslapen heeft.
Saar pakt ook haar koffers: - ik ga ook naar Addis Abbeda, ik wil wel eens zien hoe jij een half jaar van een tientje leeft.
Tien gehuwde vrouwen staan voor Petrus op een rij om toegelaten te worden tot de hemel. Nadat Petrus hun namen in zijn kaartsysteem heeft opgezocht zegt hij:
- Wie uwer is wel eens overspelig geweest moet een stap voorwaarts doen. Negen vrouwen een
- Die hardhorende dame op de hoek moet ook een pas voorwaarts doen!
Economie:
Sam en Saar hebben ruzie gehad. Sam pakt zijn koffer.
Saar: - Wat ben je van plan?
Sam: - Ik ga op reis naar Addis Abbeda, ik heb gelezen dat een man daar een tientje als hij met vrouw geslapen heeft.
Saar pakt ook haar koffers: - ik ga ook naar Addis Abbeda, ik wil wel eens zien hoe jij een half jaar van een tientje leeft.