22 april – 9 mei - 1963
Den Helder – Funchal – San Juan – Willemstad
Commandant: luitenant ter zee 1e klasse W. Cramer
Nadat de bemanning tijdens een Alle Hens voor de boeg was toegesproken door de plaatsvangend commandant der zeemacht in Nederland, commandeur P.W.C. de Vos, vertrok Hr.Ms.Dubois op 22 april 1963 uit Nieuwediep voor een term in de Nederlandse Antillen. Het schip werd daarbij uitgeleide gedaan door een grote schare familieleden en andere belangstellenden. Met 17 mijls vaart werd via de Noordzee en het Kanaal koers gezet naar het eiland Madeira, dat op de achtermiddag van 26 april werd verkend.
Funchal
Op loodsaanwijzing liep het schip op 27 april de haven van Funchal binnen, waar werd afgemeerd langs de Ponthina-steiger. De consul der Nederlanden, J de Freitas Martina, begaf zich ter begroeting aan boord en vergezelde de commandant tijdens diens beleefdheidsbezoeken aan de gouverneur van Madeira, commandante Joad Innocencio Camacho de Freitas en de militaire gouverneur, Tenente Coron el Gregorio de Paiva Cunha. Bij de daarop volgende tegenbezoeken inspecteerde de gouverneur van het eiland de gewapende wacht. Des middags bood de gouverneur de commandant en officieren een lunch aan in Hotel Reids. ’s Avonds volgde een receptie aan boord voor plaatselijke autoriteiten en leden van de Nederlandse kolonie.
Een druk programma werd zondag 28 april afgewerkt, waarbij onder andere voor de bemanning een bustocht over het eiland was georganiseerd. Maandagmorgen 29 april vertrok het schip uit Funchal en begon de oversteek over de Atlantische oceaan.
Den Helder – Funchal – San Juan – Willemstad
Commandant: luitenant ter zee 1e klasse W. Cramer
Nadat de bemanning tijdens een Alle Hens voor de boeg was toegesproken door de plaatsvangend commandant der zeemacht in Nederland, commandeur P.W.C. de Vos, vertrok Hr.Ms.Dubois op 22 april 1963 uit Nieuwediep voor een term in de Nederlandse Antillen. Het schip werd daarbij uitgeleide gedaan door een grote schare familieleden en andere belangstellenden. Met 17 mijls vaart werd via de Noordzee en het Kanaal koers gezet naar het eiland Madeira, dat op de achtermiddag van 26 april werd verkend.
Funchal
Op loodsaanwijzing liep het schip op 27 april de haven van Funchal binnen, waar werd afgemeerd langs de Ponthina-steiger. De consul der Nederlanden, J de Freitas Martina, begaf zich ter begroeting aan boord en vergezelde de commandant tijdens diens beleefdheidsbezoeken aan de gouverneur van Madeira, commandante Joad Innocencio Camacho de Freitas en de militaire gouverneur, Tenente Coron el Gregorio de Paiva Cunha. Bij de daarop volgende tegenbezoeken inspecteerde de gouverneur van het eiland de gewapende wacht. Des middags bood de gouverneur de commandant en officieren een lunch aan in Hotel Reids. ’s Avonds volgde een receptie aan boord voor plaatselijke autoriteiten en leden van de Nederlandse kolonie.
Een druk programma werd zondag 28 april afgewerkt, waarbij onder andere voor de bemanning een bustocht over het eiland was georganiseerd. Maandagmorgen 29 april vertrok het schip uit Funchal en begon de oversteek over de Atlantische oceaan.
Hr.Ms. Dubois....
Olie laden te Funchial
De verjaardag van Hare Majesteit de Koningin werd op passende wijze op zee gevierd. De daarop volgende dagen kenmerkten zich door veelvuldige en langdurige oefeningen. Gedurende enkele dagen werd 3-divisie oorlogswacht gelopen, waarbij verduisterd en met gedimde navigatielichten werd gevaren.
Op iedere wacht werd geschoten met het 7,6 cm geschut en de 40 mm mitrailleurs, ook 's nachts. Bij directe onderzeebootbestrijdingsaanvallen werden bij wijze van oefening eveneens dieptebommen geworpen. Op 2 mei werd de Noorderkeerkring gepasseerd en vele baroes meenden ter plaatse een duidelijke verkleuring van het water te zien, hoewel de zwaar bewolkte lucht hun nu niet direct de indruk gaf zich in de echte tropen te bevinden. Om niemand langer dan normaal op post te laten staan, werd, in afwijking van het gebruikelijke systeem, op 3 mei aan het einde van de hondenwacht de klok 4 uur ineens achteruit gezet. Een voorgenomen ontmoeting met Hr.Ms. Rotterdam, welk schip uit de Nederlandse Antillen op thuisreis naar Nederland was, kon geen doorgang vinden aangezien dat schip een vrij noordelijke route volgde en een brandstofvoorraad van Hr.Ms.Dubois tot vaartbeperking dwong. Op 4 mei werden zij herdacht, die in de uitoefening van hun plicht voor het vaderland het leven lieten.
San Juan
In de ochtend van 7 mei werd San Juan op Puerto Rico binnengelopen om brandstof en water te laden. De commandant bracht een bezoek aan de chef van de Amerikaanse basis aldaar. Op de achtermiddag werd de reis naar Curaçao voortgezet.
Willemstad
Door de Mona Passage bereikte Hr.Ms.Dubois de Caraïbische zee, waarna op de eerste wacht van 8 mei het eiland Bonaire werd aangelopen om vervolgens met westelijke koers op Willemstad aan te houden. Nabij de monding van de Sint Annabaai kwamen op 9 mei te 08.00 uur plaatselijke tijd de loods en een officier van piket tijdens een tropische regenbui aan boord. Bij het passeren van het gouvernementshuis, waar een gewapende wacht van het korps mariniers stond opgesteld, werden de voorgeschreven eerbewijzen gebracht en speelde een muziekkapel het Wilhelmus. Nadat het schip was afgemeerd langs de Rima-steiger van de marinebasis Parera, volgde een inspectie van schip en bemanning door de commandant der zeemacht in de Nederlandse Antillen, commandeur H.J.Baaij.
Een voorspoedige reis onder buitengewoon gunstige weersomstandigheden was hiermede ten einde gekomen.
4-18 juni 1963
Willemstad – Paramaribo – Port of Spain – Willemstad
Hr.Ms. Dubois vertrok op 4 juni uit Willemstad naar zee met bestemming Paramaribo. Gedurende de eerste twee dagen werden met Hr.Ms. van Ewijck gecombineerde oefeningen gehouden, maar op de achtermiddag van 5 juni werd het verband verbroken en zette Hr.Ms. Dubois koers naar het dichtst bij de evenaar gelegen rijksdeel. De reis werd meegemaakt door een aantal verlofgangers van de Koninklijke marine, die op deze wijze weer wat meer van de wereld, in het bijzonder van de West, te zien kregen.
Paramaribo
Op de hondenwacht van 7 juni werd het lichtschip Suriname verkend, waarna in de ochtend op loodsaanwijzing de Suriname-rivier kon worden opgestoomd.
Voor het fort Zeelandia werden saluutschoten aan de Nederlandse vlag en de vlag van de gouverneur van Suriname. Door de luchtdruk sneuvelden er op de wal enige ruiten en antieke wandbordjes, doch het is nimmer geheel vast te komen staan of het te wijten was aan de geringe afstand tot het fort, dan wel aan het feit, dat de saluutmunitie van eigen fabrikaat was.
Op de O.G.E.M.-steiger, waarlangs werd gemeerd, blies een landmachtkapel vrolijke marsmuziek. Na het meren maakte de commandant zijn opwachting bij de gouverneur van Suriname, de vice-ministerpresident, de districtscommissaris van Paramaribo en de commandant van de troepenmacht in Suriname, welke bezoeken werden beantwoord.
Gedurende het verblijf in Paramaribo werd de gehele bemanning een programma aangeboden, dat klonk als een klok. Excursies, onder andere naar het Brokopondo-project te Afobaki, dansavonden, filmvoorstellingen, shows, diners, en sportwedstrijden volgden elkaar in hoog tempo op. Van de gouverneur, de regering, de troepenmacht in Suriname en de bevolking werd een hartelijkheid en gastvrijheid ondervonden, die hartverscheurend was. De landingsdivisie hield een junglemars met een nachtbivak in het indianendorp Mata. Dinsdagavond 11 juni werd aan boord een receptie gegeven voor meer dan 160 gasten. De volgende morgen te 09.00 uur ontmeerde Hr.Ms. Dubois, uitgeleide gedaan door een grote menigte, waarna koers werd gezet naar Trinidad, om een niet-officieel bezoek te brengen aan Port of Spain.
Port of Spain
Te Port of Spain werd op 14 juni gemeerd langs de King’s Wharf. De commandant wisselde beleefdheidsbezoeken uit met Harer Majesteits ambassadeur in Trinidad en Tobago, de vice-minister president en de burgemeester van Port of Spain. Het programma ter gelegenheid van het bezoek omvatte een receptie ten huize van de ambassadeur, een ontvangst aan boord voor autoriteiten en leden van de Nederlandse kolonie, enkele bustochten, voetbalwedstrijden, en dansavonden in de marinersclub.
Voorzien van de instrumenten voor een volledige steelband, ontmeerde Hr.Ms. Dubois op 17 juni voor de terugreis naar Curaçao.
Na een nachtelijke ontmoetingsoefening met Hr.Ms. Van Ewijck werd op de platvoet van 18 juni wederom gemeerd langzij de Rima-steiger van de thuishaven Willemstad.
14 – 21 augustus 1963
Willemstad – Cartagena – Willemstad
Op woensdag 14 augustus werden ten 11.00 uur de trossen losgegooid te Willemstad en onder fraaie weersomstandigheden verliet het schip de Sint Annabaai, waarmee de reis naar Cartagena, de hoofdstad van het district Bolivia in Colombia, alwaar een niet-officieel bezoek zou worden gebracht was aangevangen. Ook ditmaal waren weer enige militairen ingescheept om als verlofganger de reis mede te maken. Even buiten de pontjesbrug werd rendez-vous gemaakt met Hr.Ms. Van Ewijck welk schip zich reeds eerder naar zee had begeven.
Het oefenprogramma ving aan met het overgeven van enige onderdelen, die bestemd waren voor laatst genoemd schip. Op de middag werden, bezuiden Curaçao, schietoefeningen gehouden, waarna koers werd gezet om de west, om ’s avonds dicht onder Aruba langs te varen. Al oefenende werd daarna koers zodanig bepaald, dat de in de Golf van Maracaibo liggende rotsen, Los Monjes, de monniken geheten, aan de zuidzijde werden gepasseerd. Het enige licht, geplaatst op de zuidelijkste rots, Monjes del sur, dat de groep rotsen – die zich van noord naar zuid uitstrekt – dekt, bleek niet te branden hetgeen aan boord aanleiding was de rotsen de Monjets, aapjes, te noemen. Op radarbestek konden de rotsen evenwel worden gepasseerd, waarna verder op 20 mijl afstand de kustlijn werd gevolgd, met generale koers zuidwest.
Gedurende de ochtend van de 15e augustus werden de oefeningen met het zusterschip voortgezet. Aangezien de wind uit het noordwesten was aangewakkerd en de zee woeliger was geworden, was met name de oefening overgeven lasten met volledig tuig- waarbij op tegenkoers werd gestoomd - zeer spectaculair. Daarna werd afscheid genomen van Hr.Ms. Van Ewijck en werd de reis alleen voortgezet. De kust was in een lichte nevel gehuld, zodat, door de grote afstand van de kust, wederom goeddeels bestek werd bijgehouden op radarafstanden van de wal. Slechts de met eeuwige sneeuw bedekte Siërra Nevada de Santa Marta, bijna 6000 meter hoog, werd gedurende de dag 150 mijl afstand goed gezien. Op de hondenwacht en dagwacht van 16 augustus kon weer worden overgegaan op volledig visuele peilingen. Die ochtend werd te 08.00 uur plaatselijke tijd buiten de Boca Chica de loods geëmbarkeerd, die vergezeld was van de aan het schip toegevoegde liaisonofficier van de Colombiaanse marine.
Op loodsmanaanwijzing werd door de Boca Chica de baai van Cartagena binnen-gestoomd, waarbij bleek dat zich – althans overdag – geen bijzondere moeilijkheden voordoen. Het vaarwater is voldoende betond en de in de zeemansgids aanbevolen route is zonder meer te volgen. De loods volgde in de baai niet geheel de aanbevolen koersen, hetgeen mogelijk een geringe bekorting zou kunnen betekenen, doch het nut daarvan is zeer gering. Er is slechts één mogelijkheid van conflict denkbaar, namelijk wanneer een uitgaand en een inkomend schip elkaar in Boca Chica zouden ontmoeten.
Gezien het niet al te drukke scheepvaartverkeer op Cartagena moet die mogelijkheid gering worden geacht. De overzichtelijkheid ter plaatse doet zien, dat er voldoende ruimte is tijdig in te houden, indien zulks wenselijk wordt geacht. Er is geen seinpost ter plaatse, die het verkeer regelt. Te 09.00 uur lag het schip, met de voorsteven om de noord, gemeerd langs de nieuwe steiger van de marinebasis Bolivar, aan de zuidzijde, ligplaats A. Aangezien even ten zuiden van de steiger het water ondiep is, dient de ligplaats onder een hoek te worden aangelopen, waarna het achterschip door met de schroeven op het voorspring te draaien slaags kan worden gebracht. Op de trossen werden rattenschilden aangebracht, naar het voorbeeld van de eveneens langs de steiger gemeerd liggende schepen van de Colombiaanse marine. Hoewel op de steiger vooral ’s avonds wel ratten werden waargenomen, kan niet van een plaag worden gesproken.
De Nederlandse consul te Cartagena, de heer Augusto Tono de la Espriella, stond het schip bij binnenkomst op te wachten. Nadat de eerste secretaris van de ambassade te Bogotá, de heer P.J.F. Daniels, die voor deze gelegenheid naar Cartagena was gekomen, was afgehaald, legde de commandant bezoeken af bij de commandant der marine te Cartagena, Capitan de Navio Jaime Parra Ramitez, en vervolgens bij de gouverneur van het district Bolivar, de heer Vergara Tamara, waarbij eveneens de burgemeester van Cartagena, de heer Antonio Lequerica Martinez, aanwezig was. Later op de ochtend werden deze bezoeken beantwoord, waarbij de commandant der marine te Cartagena de gewapende wacht inspecteerde. Op de achtermiddag werden longroombezoeken uitgewisseld met de binnenliggende Colombiaanse oorlogsbodems. Des avonds hield de commandant der marine een ontvangst in de prachtige longroom van de basis, waarbij ook enkele van de in Cartagena woonachtige Nederlanders waren uitgenodigd.
Door diverse officieren werd het laatste gedeelte van de avond in de huiselijke kring van vaderlanders doorgebracht. Voor de zaterdag stond een bloemlegging bij het standbeeld van de Zuid-Amerikaanse bevrijder Simon Bolivar op het programma. De consul had voor een rechthoekig bloemstuk in de kleuren van de Nederlandse vlag gezorgd; het lint was door het schip zelf uit Willemstad meegebracht. De plechtigheid werd bijgewoond door een gewapende compagnie met muziekkapel van de Colombiaanse marine, van het schip waren aanwezig een ongewapende compagnie, deputaties officieren en onderofficieren, alsmede een gewapende wacht, opgesteld ter weerszijden van het standbeeld. Tijdens de legging van het bloemstuk door de secretaris van de Nederlandse ambassade en de commandant werden de beide nationale volksliederen gespeeld, waarbij opviel, dat het Wilhelmus op een voortreffelijke wijze ten gehore werd gebracht. Tal van burgerlijke en militaire autoriteiten woonden de plechtigheid bij, ook van de zijde van het publiek bestond grote belangstelling. Van 14.00 uur tot 16.00 uur was het schip opengesteld voor bezoek, doch het feit dat er aan de poort van de basis een rigoureuze controle werd gehouden, beperkte de stroom zich hoofdzakelijk tot familieleden van de Colombiaanse militairen. Des middags boden de Colombiaanse burgerlijke autoriteiten een lunch aan;
Des avonds werd een ontvangst gehouden door de heer Daniels in de Club de Pesca.
Bij die ontvangst waren tevens aanwezig de bevelhebber der zeestrijdkrachten, Vice almirante Augusto Porto Herrera, die zijn hoofdkwartier in Bogota heeft, doch toevalligerwijze in Cartagena vertoefde. Ook de aartsbisschop van Cartagena, Mgr. José Ignacio Lópex, was van de partij. Op zondag 18 augustus, werd gelegenheid gegeven tot kerkgang op de marinebasis. ’s Middags werd een voetbalwedstrijd gespeeld tegen het elftal van de 20e Julio. Nadat de rust met 2-2 was ingegaan, bleek in de tweede helft, dat de watervlugge Colombianen beter bestand waren tegen de hoge tropische temperatuur, zodat Hr.Ms. Dubois tenslotte met 4-2 het onderspit moest delven. Voor de bemanning stonden voorts enige excursie op het programma, hoewel velen er de voorkeur aan gaven op eigen gelegenheid de merkwaardige citadelstad met zijn dikke ommuring en interessante forten te bekijken.
Vooral het feit, dat de stad vergeleken met vele andere Zuid-Amerikaanse steden relatief goedkoop is, wat voor velen een welkome gelegenheid zich te vertreden en souvenirs te kopen, al bleken dan smaragden boven de financiële draagkracht te gaan. Vermeldenswaard is voorts, dat een retour vliegreis naar Bogota slechts ongeveer N f.100,- kost, maar dat het aanbeveling verdient tijdig plaats te bespreken. Officieren kunnen te Bogota overnachten in het militaire hotel, maar het is vrij kostbaar. Zondagavond de laatste avond van het bezoek, hield het schip zelf een ontvangst, die voor ongeveer 120 personen werd bijgewoond en waarbij ook vice-admiraal Porto Herrera aanwezig was. Hoewel een forse tropische bui even dreigde het met vlaggen versierde tentdek ongeschikt te maken voor de feestelijkheden, bracht de stevige bries slechts verkoeling, maar de regen bleef gelukkig uit. Nadat op maandagmorgen de financiële aangelegenheden waren afgewikkeld, verliet het schip om 11.00 uur het fraaie Cartagena, om – ditmaal zonder loods – langs dezelfde route onder de meest fraaie weersomstandigheden terug te stomen naar Curaçao. Op de eerste wacht van dinsdag 20 augustus werd bij Curaçao rendez-vous gemaakt met Hr.Ms. Van Ewijck voor het uitvoeren van een kort oefenprogramma, waarna Hr.Ms. Dubois op de platvoet van 21 augustus wederom terugkeerde op de eigen marinebasis in het vertrouwde Willemstad.
14 – 24 september 1963
Willemstad – Pointe-à-Pitre – Bovenwindse eilanden – Willemstad
Onder zeer fraaie weersomstandigheden vertrok Hr.Ms. Dubois op de voormiddag van 16 september uit Willemstad om koers te zetten naar Pointe-à-Pitre op Guadeloupe. In het begin van de reis konden nog oefeningen worden gehouden met een vliegtuig van squadron 1; later werden de oefeningen individueel voortgezet. Op de eerste wacht van 17 september werd Martinique verkend, waarna achtereenvolgens de eilanden Martinique en Dominica aan de westzijde werden gepasseerd, totdat op de hondenwacht koers werd gezet tussen de Iles de Saints en Marie Galante door naar Pointe-à-Pitre. Te 07.15 uur lokale tijd op 18 september werd de loods geëmbarkeerd even buiten de toegang van de haven. Die plaats ligt ongeveer 3 mijl noordelijker dan het in de zeemansgids vermelde loodsstation. Het navigeren door de nauwe ingang tot de haven leverde geen problemen op. Het schip kreeg als ligplaats de meest westelijke ligplaats aan de kade in de strekking noord-zuid. Die kade is ongeveer 60 meter lang, doch het ligt in de bedoeling de kade aanzienlijk te verlengen. De diepte is overal ruim voldoende – 10 meter – doch de manoeuvreerruimte is zeer beperkt ten gevolge van een rif en een wrak. Dat geldt eveneens voor de hoofdkade, welke in de strekking noordoost – zuidwest – ligt.
Daar de haveningang vrij nauw is met een scherpe bocht, besluiten grote passagiers-schepen als regel buiten de haven te ankeren, ten noorden van Mouchoir Carré, waar een goede ankerplaats is. Bij een eventueel bezoek van een kruiser of vliegkampschip zal dan ook die ankerplaats aanbeveling verdienen. Plannen bestaan om de haveningang te verbreden en de bocht eruit te halen. Te 08.00 uur meerde het schip, waarna de Nederlandse consul, de heer Guy Thionville, zich onmiddellijk aan boord begaf. Ondanks het operatieve karakter van het bezoek was het programma van uitwisseling van beleefdheidsbezoeken betrekkelijk uitgebreid. Bij alle bezoeken en tegenbezoeken was de consul aanwezig. Bezoeken en tegenbezoeken werden gebracht aan en ontvangen van de volgende autoriteiten:de enige op het eiland aanwezige marineautoriteit, een marineofficier met de rang van luitenant ter zee 1e klasse, die tevens de functie van Naval Control of Shipping Officer vervult; de burgemeester van Pointe-à-Pitre en de commandant van de Gendarmerie, een legerofficier met de rang van kapitein. In de middag werd bezoek ontvangen van de regionale legerbevelhebber van de Franse eilandengroep. Die officier, een kolonel, heeft zijn standplaats in Basse Terre op 60 kilometer van Pointe-à-Pitre. Dat was aanleiding om geen tegenbezoek van de commandant in het programma op te nemen. In de vooravond werd een bezoek afgelegd bij de secretaris-generaal, de hoogste regeringsautoriteit ter plaatse. Die autoriteit bracht even later zijn tegenbezoek op het Nederlandse consulaat, alwaar hij, op verzoek van de consul, werd ontvangen met een gewapende wacht en een tamboer van het schip.
Na het tegenbezoek van de secretaris-generaal werd ten huize van de consul een receptie gehouden, waar, behalve de reeds genoemde autoriteiten, tevens enkele vooraanstaande Franse zakenlieden aanwezig waren, evenals vele leden van de Nederlandse kolonie. In de ochtend van 19 september werd aan de bemanning gelegenheid gegeven per autobus wat meer van de fraaie omgeving te zien. Het schip werd twee uren opengesteld voor het publiek. Te 18.00 uur ontmeerde het schip om ditmaal zonder de diensten van een loods open zee te kiezen. Bij daglicht werd het niet nodig geoordeeld gebruik te maken van een loods, doch in het donker zou het wel aan te bevelen zijn. De reis werd onder fraaie weeromstandigheden voortgezet met als doel het brengen van een kennismakingbezoek aan de Bovenwindse Eilanden.
In de ochtend van 20 september kwam het schip voor anker in de Groot baai van Sint Maarten. Na een bezoek aan de gezaghebber van de Bovenwindse Eilanden werd tevens een bezoek afgelegd bij de Franse regeringsvertegenwoordiger te Marigot. Tijdens een aan boord gehouden ontvangst werden de bezoekers beantwoord.
In de vroege ochtend van 23 september werd het anker gelicht en werd na enkele uren varen wederom het anker gepresenteerd bij Saba. Met de administrateur van het interessante vulkaangebied werden bezoeken uitgewisseld: de bemanning kreeg gelegenheid zich aan de wal te vertreden. In verband met de merkwaardige gedragingen van de wind die met geringe kracht van oostzuidoost naar oostnoordoost was gekrompen en op de eerste wacht was gaan liggen, werd vroeg op de hondenwacht het anker weer gelicht. Gedurende de nacht nam de wind weer enigszins in kracht toe en toen in de ochtend van 24 september bij Sint Eustatius werd gelicht, woei de wind met kracht 3 uit de oostnoordoostelijke richting. Ook daar werden bezoeken gewisseld met de administrateur. Des middags werd de bemanning in de gelegenheid gesteld het eiland ook van de vaste wal af te bewonderen. De wind was in de loop van de dag toegenomen tot windkracht 4 en geruimd naar oostzuidoost. In de middag werd bericht ontvangen, dat orkaan Edith was gesignaleerd, waarna werd besloten het bezoek voortijdig af te breken. Nadat alle passagiers weer terug waren aan boord, werd te 19.30 uur het anker gelicht en werd met de maximumvaart koers gezet om de zuidwest. Uit voorzorg werden alle tenten geborgen: alles werd zoveel mogelijk zeevast gesjord en de proppen werden uit alle sloepen verwijderd. De voorspelling van de baan van Edith was van dien aard, dat kon worden verwacht haar pad te kruisen, waarbij in ieder geval meer dan 200 mijl voor het centrum zou worden overgelopen. De snelheid van Edith bleek oorspronkelijk wat aan de hoge kant gerapporteerd zou zijn, zodat op het moment, dat haar baan werd gekruist, de afstand tot het centrum ruim 250 mijl bedroeg. Behalve een dreigend grauwe lucht, een wind met maximale kracht 5 uit een richting, die van oostzuidoost naar noordoost kromp, en een wat meer doorstaande lage deining uit oostelijke richting, werden van Edith dan ook geen andere symptomen waargenomen.
De barometerstanden gaven evenmin reden tot ongerustheid en op de voormiddag van 25 september kon de vaart alweer worden verminderd tot 14 knopen. In de morgen van 26 september werd in de Caracasbaai te Curaçao gemeerd om olie te laden.
Daarna werd koers gezet naar Willemstad, waar het schip tegen het middaguur meerde.
25 november – 21 december - 1963
Willemstad – Key West – Puerto Ponce - Willemstad
Op de voormiddag van 25 november vertrok Hr.Ms. Dubois onder zeer fraaie weersomstandigheden uit Willemstad met bestemming Key West, Florida, om aldaar gedurende 2 weken een oefen- en lesprogramma in de onderzeebootbestrijding af te werken. Na het verlaten van de Annabaai werd koers gezet naar Navassa Island, gelegen aan de zuidzijde van de Windwaarts Passage, tussen Cuba en Haïti.
Het eiland werd op de eerste wacht van 26 november verkend, waarna koers werd gezet door de Windward Passage. Op de voormiddag van 27 november werd Cabo Maijsi gerond en op de dagwacht van 28 november werd het Old Bahama Channel aangelopen.
In de Florida Strait werd een oostgaande stroom ondervonden van ongeveer 2½ mijl.
Te 08.00 uur werd het Mainship Channel naar Key West binnengestoomd: op dat moment werd de vlag halfstok gehesen in verband met de rouwperiode als gevolg van het overlijden van president Kennedy. Reeds spoedig kwam een sleepboot langszij om de liaisonofficier van de fleet sonar school, vergezeld van een onderofficier van de havendienst, aan boord af te zetten. Van 08.40 tot 09.05 uur werd geankerd in het ankergebied aan de binnenzijde van het Main Ship Channel om de uitgaande schepen, die op weg waren naar diverse oefenterreinen, de gelegenheid te geven om te passeren.
Te 09.45 uur werd tenslotte gemeerd over bakboord langs steiger C in het zuidelijke bassin van de United States naval station annex, in gebruik voor de schepen van de destroyer division 601, waarvan ook het fregat USS John R. Perry deel uitmaakte. Dat schip trad op als hostship voor Hr.Ms. Dubois. Na een eerste wederzijdse kennismaking tussen de commandanten volgde later op een morgen een uitwisseling van longroombezoeken. De commandant legde, vergezeld van een officier van de USS John R. Pery, opwachtingbezoeken af bij de Rear-Admiral L.J.Kirn USN commander Key West Force,Captain Dunlap USN, chef-staf van Admiral Kirn, Captain Dixon USN, commander naval station Key West en Captain Wicks USN, commander fleet training group Key West.
In de loop van de volgende dagen werden de tegenbezoeken gebracht: voorts werd nog een opwachtingsbezoek afgelegd bij Captain Lemon USN, commander destroyer division 601, hetwelk daarna eveneens werd beantwoord. In verband met de rouwperiode werden geen officiële ontvangsten of feesten gehouden, doch werd van beide zijden volstaan met enkele informele cocktails. Na overleg met admiraal Kirn werd echter op 30 november door Hr.Ms.Dubois wel van top gevlagd in verband met de viering van het 150-jarig bestaan van het Koningrijk, waarbij admiraal Kirn telegrafisch zijn gelukwensen aanbood.
Aangezien het vaar- en oefenschema van de Amerikaanse onderzeeboten zodanig uitviel, dat tijdens de tweede week geen onderzeeboten beschikbaar konden worden gesteld, was het programma omgedraaid, dat wil zeggen, dat de eerste week werd besteed aan zeegaande oefeningen. Op 2, 3 en 4 november werd geoefend met USS John R. Perry, de eerste twee dagen in samenwerking met de onderzeeboot USS Marlin, de derde dag met USS Barracuda. Voor die oefeningen verlieten de schepen te ongeveer 08.00 uur de haven om in de loop van de platvoet weer naar hun ligplaatsen terug te keren. Voor 5 december was een nachtelijke oefening in het programma opgenomen, waarbij Hr.Ms. Dubois zou samenwerken met een bezoekende jager, USS Forrest Sherman, en een onderzeeboot USS Picuda. Aangezien het tijdstip van die dag was bepaald te 14.00 uur, werd besloten op de voormiddag gebruik te maken van de gemeten mijl. Het bleek echter, dat één der bakens was verdwenen, zodat daar niets van is gekomen. Later op de dag werd rendez-vous gemaakt met de Amerikaanse eenheden in het oefenterrein.
De oefeningen werden tot middernacht voorgezet en op vrijdag 6 december bij dag worden weer hervat. Te 13.40 uur meerde Hr.Ms.Dubois weer in de naval station annex,
Waarmee een eind was gekomen aan de zeegaande oefenweek. De daarop volgende week werd op de sonar school een intensief lesprogramma in hoog tempo afgewerkt.
Op het gebied van ontspanning kon enkele malen gebruik worden gemaakt van het visjacht Buccaneer, dat onderdeel uitmaakt van de Amerikaanse ontspanningsfaciliteiten.
Ook op het gebied van tennis, volleybal, en zwemmen behoefde niemand te kort te komen: velen maakten van de gelegenheid gebruik om een bezoek te brengen aan Miami. Hoewel het weer tijdens het gehele bezoek redelijk kon worden genoemd, maakten velen dankbaar gebruik van de verleende toestemming om in Europees tenue te passagieren. Tot slot van het verblijf in Key West werd op de avond van 13 november een informele afscheidscocktail aan boord gehouden voor alle autoriteiten en officieren, die hadden meegeholpen het bezoek tot een succes te maken. Ook admiraal Kirn woonde een gedeelte van de ontvangst bij. Op zaterdag 14 december werd te 08.30 uur ontmeerd en via het Main Ship Channel naar buiten gestoomd. Bij de uiterton van dat kanaal werd de vlag weer geheel voorgehesen, om eerst bij Puerto Ponce wederom halfstok te worden gevoerd. Bij de oversteek van de Florida Strait ondervond men wederom een oostgaande stroom van 2½ mijl. Aan het begin van de achtermiddag van 14 december werd Caij Sal verkend, aan de ingang van het Nicolas Channel, waarna op zichtpeilingen van de wal van Cuba door het Nicolas Channel en het Old Bahama Channel werd gestoomd.
Op de dagwacht van 15 december werd ter hoogte van de Punta Matermillas de koers verlegd naar Great Inaqua Island, dat op de eerste wacht werd verkend, waarna de koers werd verlegd op Punta Borinquen, Puerto Rico. Op 16 december werd de gehele dag benoorden Hispaniola gestoomd. Het gebergte is blijkbaar niet voldoende geografisch vastgelegd, daar zichtpeilingen bleven “rammelen” hoewel afstandbepalingen door hoogtemeting redelijke plaatsen produceerden. Na op de dagwacht Punta Borinquen te hebben verkend, werd koers gezet door de Mona Passage en werd langs de zuidkust van Puerto Rico opgestoomd naar de Bahia de Puerto Ponce. Op 17 december te 13.30 uur werd door het goed bebakende kanaal naar de haven van Ponce gekoerst. Vlak voor de haven werd de loods geëmbarkeerd, waarbij bleek, dat het schip over bakboord aan de buitenzijde van de Muello de Ponce moest meren. De steiger heeft een strekking van 036 graden, zodat, in verband met de krachtige dwars inkomende wind, stuurboords anker werd gepresenteerd, waarna het schip bij tegenwerkende schroeven langzaam op de ketting kon worden afgevierd. Hoewel de steiger een onooglijk voorkomen bood, gezien de grote loods, die het schip geheel aan het oog onttrok, alsook vanwege de hoog opgetaste pijpleidingen, die noopten tot een klimpartij bij het van boord gaan en aan boord komen, was het toch de meest gunstige ligplaats. De overige ligplaatsen bevonden zich namelijk benedenwinds van de vismeelfabriek, hetgeen voorwaar geen aromatisch genoegen bleek te zijn.
Zodra het schip was gemeerd, kwam de vice-consul, de heer Jaime Salicrup Annexy, aan boord, vergezeld van een liaisonofficier van het nabije Amerikaanse radiostation Fort Allen. Door dat radiostation werden transportfaciliteiten beschikbaar gesteld voor het vervoer van passagiers naar de stad en terug.
Tevens waren enige excursies georganiseerd. De avond van aankomst waren de vice-consul en zijn echtgenote en nog twee genodigden de gasten van het schip bij een informeel dinertje. Op 18 december legde de commandant, vergezeld van de vice-consul, beleefdheidsbezoeken af bij de bisschop van Ponce, de burgemeester van de stad en de commandant van Fort Allen. Tegenbezoeken werden niet gebracht. De burgemeester bood aan commandant en drie officieren een lunch aan. Op de avond van woensdag 18 december werd in de longroom een eenvoudige ontvangst gehouden, waarbij slechts een gering aantal officiële gasten aanwezig was in verband met de rouwperiode en de gasten van de Amerikaanse marine in burgerkleding verschenen.
De volgende dag werden commandant, enige officieren en enkele schepelingen in de gelegenheid gesteld met een fraai particulier jacht hun geluk te beproeven op vissen met de sleeplijn. Het basketbalteam van het schip leed een eervolle nederlaag tegen de waterreuzen van Fort Allen. Des avonds waren commandant en officieren gat ten huize van de vice-consul op een groots tuinfeest. In de morgen van de 20e december koos het schip weer zee, ditmaal met bestemming Willemstad. Op de dagwacht van 21 december werd de noordkust van Bonaire verkend en te 13.00 uur werd gemeerd langzij Hr.Ms. van Ewijck aan de Rimasteiger van de marinebasis in Willemstad.
Vervolg van dit reisverslag is opgetekend door Dirk Frelink en met zijn toestemming overgenomen uit zijn in eigen beheer uitgegeven boek : "Mijn leven bij de Konkinklijke Marine" , destijds was hij bemanningslid als Mach. 1 o/m -koelmonteur en - machinist. '
Op iedere wacht werd geschoten met het 7,6 cm geschut en de 40 mm mitrailleurs, ook 's nachts. Bij directe onderzeebootbestrijdingsaanvallen werden bij wijze van oefening eveneens dieptebommen geworpen. Op 2 mei werd de Noorderkeerkring gepasseerd en vele baroes meenden ter plaatse een duidelijke verkleuring van het water te zien, hoewel de zwaar bewolkte lucht hun nu niet direct de indruk gaf zich in de echte tropen te bevinden. Om niemand langer dan normaal op post te laten staan, werd, in afwijking van het gebruikelijke systeem, op 3 mei aan het einde van de hondenwacht de klok 4 uur ineens achteruit gezet. Een voorgenomen ontmoeting met Hr.Ms. Rotterdam, welk schip uit de Nederlandse Antillen op thuisreis naar Nederland was, kon geen doorgang vinden aangezien dat schip een vrij noordelijke route volgde en een brandstofvoorraad van Hr.Ms.Dubois tot vaartbeperking dwong. Op 4 mei werden zij herdacht, die in de uitoefening van hun plicht voor het vaderland het leven lieten.
San Juan
In de ochtend van 7 mei werd San Juan op Puerto Rico binnengelopen om brandstof en water te laden. De commandant bracht een bezoek aan de chef van de Amerikaanse basis aldaar. Op de achtermiddag werd de reis naar Curaçao voortgezet.
Willemstad
Door de Mona Passage bereikte Hr.Ms.Dubois de Caraïbische zee, waarna op de eerste wacht van 8 mei het eiland Bonaire werd aangelopen om vervolgens met westelijke koers op Willemstad aan te houden. Nabij de monding van de Sint Annabaai kwamen op 9 mei te 08.00 uur plaatselijke tijd de loods en een officier van piket tijdens een tropische regenbui aan boord. Bij het passeren van het gouvernementshuis, waar een gewapende wacht van het korps mariniers stond opgesteld, werden de voorgeschreven eerbewijzen gebracht en speelde een muziekkapel het Wilhelmus. Nadat het schip was afgemeerd langs de Rima-steiger van de marinebasis Parera, volgde een inspectie van schip en bemanning door de commandant der zeemacht in de Nederlandse Antillen, commandeur H.J.Baaij.
Een voorspoedige reis onder buitengewoon gunstige weersomstandigheden was hiermede ten einde gekomen.
4-18 juni 1963
Willemstad – Paramaribo – Port of Spain – Willemstad
Hr.Ms. Dubois vertrok op 4 juni uit Willemstad naar zee met bestemming Paramaribo. Gedurende de eerste twee dagen werden met Hr.Ms. van Ewijck gecombineerde oefeningen gehouden, maar op de achtermiddag van 5 juni werd het verband verbroken en zette Hr.Ms. Dubois koers naar het dichtst bij de evenaar gelegen rijksdeel. De reis werd meegemaakt door een aantal verlofgangers van de Koninklijke marine, die op deze wijze weer wat meer van de wereld, in het bijzonder van de West, te zien kregen.
Paramaribo
Op de hondenwacht van 7 juni werd het lichtschip Suriname verkend, waarna in de ochtend op loodsaanwijzing de Suriname-rivier kon worden opgestoomd.
Voor het fort Zeelandia werden saluutschoten aan de Nederlandse vlag en de vlag van de gouverneur van Suriname. Door de luchtdruk sneuvelden er op de wal enige ruiten en antieke wandbordjes, doch het is nimmer geheel vast te komen staan of het te wijten was aan de geringe afstand tot het fort, dan wel aan het feit, dat de saluutmunitie van eigen fabrikaat was.
Op de O.G.E.M.-steiger, waarlangs werd gemeerd, blies een landmachtkapel vrolijke marsmuziek. Na het meren maakte de commandant zijn opwachting bij de gouverneur van Suriname, de vice-ministerpresident, de districtscommissaris van Paramaribo en de commandant van de troepenmacht in Suriname, welke bezoeken werden beantwoord.
Gedurende het verblijf in Paramaribo werd de gehele bemanning een programma aangeboden, dat klonk als een klok. Excursies, onder andere naar het Brokopondo-project te Afobaki, dansavonden, filmvoorstellingen, shows, diners, en sportwedstrijden volgden elkaar in hoog tempo op. Van de gouverneur, de regering, de troepenmacht in Suriname en de bevolking werd een hartelijkheid en gastvrijheid ondervonden, die hartverscheurend was. De landingsdivisie hield een junglemars met een nachtbivak in het indianendorp Mata. Dinsdagavond 11 juni werd aan boord een receptie gegeven voor meer dan 160 gasten. De volgende morgen te 09.00 uur ontmeerde Hr.Ms. Dubois, uitgeleide gedaan door een grote menigte, waarna koers werd gezet naar Trinidad, om een niet-officieel bezoek te brengen aan Port of Spain.
Port of Spain
Te Port of Spain werd op 14 juni gemeerd langs de King’s Wharf. De commandant wisselde beleefdheidsbezoeken uit met Harer Majesteits ambassadeur in Trinidad en Tobago, de vice-minister president en de burgemeester van Port of Spain. Het programma ter gelegenheid van het bezoek omvatte een receptie ten huize van de ambassadeur, een ontvangst aan boord voor autoriteiten en leden van de Nederlandse kolonie, enkele bustochten, voetbalwedstrijden, en dansavonden in de marinersclub.
Voorzien van de instrumenten voor een volledige steelband, ontmeerde Hr.Ms. Dubois op 17 juni voor de terugreis naar Curaçao.
Na een nachtelijke ontmoetingsoefening met Hr.Ms. Van Ewijck werd op de platvoet van 18 juni wederom gemeerd langzij de Rima-steiger van de thuishaven Willemstad.
14 – 21 augustus 1963
Willemstad – Cartagena – Willemstad
Op woensdag 14 augustus werden ten 11.00 uur de trossen losgegooid te Willemstad en onder fraaie weersomstandigheden verliet het schip de Sint Annabaai, waarmee de reis naar Cartagena, de hoofdstad van het district Bolivia in Colombia, alwaar een niet-officieel bezoek zou worden gebracht was aangevangen. Ook ditmaal waren weer enige militairen ingescheept om als verlofganger de reis mede te maken. Even buiten de pontjesbrug werd rendez-vous gemaakt met Hr.Ms. Van Ewijck welk schip zich reeds eerder naar zee had begeven.
Het oefenprogramma ving aan met het overgeven van enige onderdelen, die bestemd waren voor laatst genoemd schip. Op de middag werden, bezuiden Curaçao, schietoefeningen gehouden, waarna koers werd gezet om de west, om ’s avonds dicht onder Aruba langs te varen. Al oefenende werd daarna koers zodanig bepaald, dat de in de Golf van Maracaibo liggende rotsen, Los Monjes, de monniken geheten, aan de zuidzijde werden gepasseerd. Het enige licht, geplaatst op de zuidelijkste rots, Monjes del sur, dat de groep rotsen – die zich van noord naar zuid uitstrekt – dekt, bleek niet te branden hetgeen aan boord aanleiding was de rotsen de Monjets, aapjes, te noemen. Op radarbestek konden de rotsen evenwel worden gepasseerd, waarna verder op 20 mijl afstand de kustlijn werd gevolgd, met generale koers zuidwest.
Gedurende de ochtend van de 15e augustus werden de oefeningen met het zusterschip voortgezet. Aangezien de wind uit het noordwesten was aangewakkerd en de zee woeliger was geworden, was met name de oefening overgeven lasten met volledig tuig- waarbij op tegenkoers werd gestoomd - zeer spectaculair. Daarna werd afscheid genomen van Hr.Ms. Van Ewijck en werd de reis alleen voortgezet. De kust was in een lichte nevel gehuld, zodat, door de grote afstand van de kust, wederom goeddeels bestek werd bijgehouden op radarafstanden van de wal. Slechts de met eeuwige sneeuw bedekte Siërra Nevada de Santa Marta, bijna 6000 meter hoog, werd gedurende de dag 150 mijl afstand goed gezien. Op de hondenwacht en dagwacht van 16 augustus kon weer worden overgegaan op volledig visuele peilingen. Die ochtend werd te 08.00 uur plaatselijke tijd buiten de Boca Chica de loods geëmbarkeerd, die vergezeld was van de aan het schip toegevoegde liaisonofficier van de Colombiaanse marine.
Op loodsmanaanwijzing werd door de Boca Chica de baai van Cartagena binnen-gestoomd, waarbij bleek dat zich – althans overdag – geen bijzondere moeilijkheden voordoen. Het vaarwater is voldoende betond en de in de zeemansgids aanbevolen route is zonder meer te volgen. De loods volgde in de baai niet geheel de aanbevolen koersen, hetgeen mogelijk een geringe bekorting zou kunnen betekenen, doch het nut daarvan is zeer gering. Er is slechts één mogelijkheid van conflict denkbaar, namelijk wanneer een uitgaand en een inkomend schip elkaar in Boca Chica zouden ontmoeten.
Gezien het niet al te drukke scheepvaartverkeer op Cartagena moet die mogelijkheid gering worden geacht. De overzichtelijkheid ter plaatse doet zien, dat er voldoende ruimte is tijdig in te houden, indien zulks wenselijk wordt geacht. Er is geen seinpost ter plaatse, die het verkeer regelt. Te 09.00 uur lag het schip, met de voorsteven om de noord, gemeerd langs de nieuwe steiger van de marinebasis Bolivar, aan de zuidzijde, ligplaats A. Aangezien even ten zuiden van de steiger het water ondiep is, dient de ligplaats onder een hoek te worden aangelopen, waarna het achterschip door met de schroeven op het voorspring te draaien slaags kan worden gebracht. Op de trossen werden rattenschilden aangebracht, naar het voorbeeld van de eveneens langs de steiger gemeerd liggende schepen van de Colombiaanse marine. Hoewel op de steiger vooral ’s avonds wel ratten werden waargenomen, kan niet van een plaag worden gesproken.
De Nederlandse consul te Cartagena, de heer Augusto Tono de la Espriella, stond het schip bij binnenkomst op te wachten. Nadat de eerste secretaris van de ambassade te Bogotá, de heer P.J.F. Daniels, die voor deze gelegenheid naar Cartagena was gekomen, was afgehaald, legde de commandant bezoeken af bij de commandant der marine te Cartagena, Capitan de Navio Jaime Parra Ramitez, en vervolgens bij de gouverneur van het district Bolivar, de heer Vergara Tamara, waarbij eveneens de burgemeester van Cartagena, de heer Antonio Lequerica Martinez, aanwezig was. Later op de ochtend werden deze bezoeken beantwoord, waarbij de commandant der marine te Cartagena de gewapende wacht inspecteerde. Op de achtermiddag werden longroombezoeken uitgewisseld met de binnenliggende Colombiaanse oorlogsbodems. Des avonds hield de commandant der marine een ontvangst in de prachtige longroom van de basis, waarbij ook enkele van de in Cartagena woonachtige Nederlanders waren uitgenodigd.
Door diverse officieren werd het laatste gedeelte van de avond in de huiselijke kring van vaderlanders doorgebracht. Voor de zaterdag stond een bloemlegging bij het standbeeld van de Zuid-Amerikaanse bevrijder Simon Bolivar op het programma. De consul had voor een rechthoekig bloemstuk in de kleuren van de Nederlandse vlag gezorgd; het lint was door het schip zelf uit Willemstad meegebracht. De plechtigheid werd bijgewoond door een gewapende compagnie met muziekkapel van de Colombiaanse marine, van het schip waren aanwezig een ongewapende compagnie, deputaties officieren en onderofficieren, alsmede een gewapende wacht, opgesteld ter weerszijden van het standbeeld. Tijdens de legging van het bloemstuk door de secretaris van de Nederlandse ambassade en de commandant werden de beide nationale volksliederen gespeeld, waarbij opviel, dat het Wilhelmus op een voortreffelijke wijze ten gehore werd gebracht. Tal van burgerlijke en militaire autoriteiten woonden de plechtigheid bij, ook van de zijde van het publiek bestond grote belangstelling. Van 14.00 uur tot 16.00 uur was het schip opengesteld voor bezoek, doch het feit dat er aan de poort van de basis een rigoureuze controle werd gehouden, beperkte de stroom zich hoofdzakelijk tot familieleden van de Colombiaanse militairen. Des middags boden de Colombiaanse burgerlijke autoriteiten een lunch aan;
Des avonds werd een ontvangst gehouden door de heer Daniels in de Club de Pesca.
Bij die ontvangst waren tevens aanwezig de bevelhebber der zeestrijdkrachten, Vice almirante Augusto Porto Herrera, die zijn hoofdkwartier in Bogota heeft, doch toevalligerwijze in Cartagena vertoefde. Ook de aartsbisschop van Cartagena, Mgr. José Ignacio Lópex, was van de partij. Op zondag 18 augustus, werd gelegenheid gegeven tot kerkgang op de marinebasis. ’s Middags werd een voetbalwedstrijd gespeeld tegen het elftal van de 20e Julio. Nadat de rust met 2-2 was ingegaan, bleek in de tweede helft, dat de watervlugge Colombianen beter bestand waren tegen de hoge tropische temperatuur, zodat Hr.Ms. Dubois tenslotte met 4-2 het onderspit moest delven. Voor de bemanning stonden voorts enige excursie op het programma, hoewel velen er de voorkeur aan gaven op eigen gelegenheid de merkwaardige citadelstad met zijn dikke ommuring en interessante forten te bekijken.
Vooral het feit, dat de stad vergeleken met vele andere Zuid-Amerikaanse steden relatief goedkoop is, wat voor velen een welkome gelegenheid zich te vertreden en souvenirs te kopen, al bleken dan smaragden boven de financiële draagkracht te gaan. Vermeldenswaard is voorts, dat een retour vliegreis naar Bogota slechts ongeveer N f.100,- kost, maar dat het aanbeveling verdient tijdig plaats te bespreken. Officieren kunnen te Bogota overnachten in het militaire hotel, maar het is vrij kostbaar. Zondagavond de laatste avond van het bezoek, hield het schip zelf een ontvangst, die voor ongeveer 120 personen werd bijgewoond en waarbij ook vice-admiraal Porto Herrera aanwezig was. Hoewel een forse tropische bui even dreigde het met vlaggen versierde tentdek ongeschikt te maken voor de feestelijkheden, bracht de stevige bries slechts verkoeling, maar de regen bleef gelukkig uit. Nadat op maandagmorgen de financiële aangelegenheden waren afgewikkeld, verliet het schip om 11.00 uur het fraaie Cartagena, om – ditmaal zonder loods – langs dezelfde route onder de meest fraaie weersomstandigheden terug te stomen naar Curaçao. Op de eerste wacht van dinsdag 20 augustus werd bij Curaçao rendez-vous gemaakt met Hr.Ms. Van Ewijck voor het uitvoeren van een kort oefenprogramma, waarna Hr.Ms. Dubois op de platvoet van 21 augustus wederom terugkeerde op de eigen marinebasis in het vertrouwde Willemstad.
14 – 24 september 1963
Willemstad – Pointe-à-Pitre – Bovenwindse eilanden – Willemstad
Onder zeer fraaie weersomstandigheden vertrok Hr.Ms. Dubois op de voormiddag van 16 september uit Willemstad om koers te zetten naar Pointe-à-Pitre op Guadeloupe. In het begin van de reis konden nog oefeningen worden gehouden met een vliegtuig van squadron 1; later werden de oefeningen individueel voortgezet. Op de eerste wacht van 17 september werd Martinique verkend, waarna achtereenvolgens de eilanden Martinique en Dominica aan de westzijde werden gepasseerd, totdat op de hondenwacht koers werd gezet tussen de Iles de Saints en Marie Galante door naar Pointe-à-Pitre. Te 07.15 uur lokale tijd op 18 september werd de loods geëmbarkeerd even buiten de toegang van de haven. Die plaats ligt ongeveer 3 mijl noordelijker dan het in de zeemansgids vermelde loodsstation. Het navigeren door de nauwe ingang tot de haven leverde geen problemen op. Het schip kreeg als ligplaats de meest westelijke ligplaats aan de kade in de strekking noord-zuid. Die kade is ongeveer 60 meter lang, doch het ligt in de bedoeling de kade aanzienlijk te verlengen. De diepte is overal ruim voldoende – 10 meter – doch de manoeuvreerruimte is zeer beperkt ten gevolge van een rif en een wrak. Dat geldt eveneens voor de hoofdkade, welke in de strekking noordoost – zuidwest – ligt.
Daar de haveningang vrij nauw is met een scherpe bocht, besluiten grote passagiers-schepen als regel buiten de haven te ankeren, ten noorden van Mouchoir Carré, waar een goede ankerplaats is. Bij een eventueel bezoek van een kruiser of vliegkampschip zal dan ook die ankerplaats aanbeveling verdienen. Plannen bestaan om de haveningang te verbreden en de bocht eruit te halen. Te 08.00 uur meerde het schip, waarna de Nederlandse consul, de heer Guy Thionville, zich onmiddellijk aan boord begaf. Ondanks het operatieve karakter van het bezoek was het programma van uitwisseling van beleefdheidsbezoeken betrekkelijk uitgebreid. Bij alle bezoeken en tegenbezoeken was de consul aanwezig. Bezoeken en tegenbezoeken werden gebracht aan en ontvangen van de volgende autoriteiten:de enige op het eiland aanwezige marineautoriteit, een marineofficier met de rang van luitenant ter zee 1e klasse, die tevens de functie van Naval Control of Shipping Officer vervult; de burgemeester van Pointe-à-Pitre en de commandant van de Gendarmerie, een legerofficier met de rang van kapitein. In de middag werd bezoek ontvangen van de regionale legerbevelhebber van de Franse eilandengroep. Die officier, een kolonel, heeft zijn standplaats in Basse Terre op 60 kilometer van Pointe-à-Pitre. Dat was aanleiding om geen tegenbezoek van de commandant in het programma op te nemen. In de vooravond werd een bezoek afgelegd bij de secretaris-generaal, de hoogste regeringsautoriteit ter plaatse. Die autoriteit bracht even later zijn tegenbezoek op het Nederlandse consulaat, alwaar hij, op verzoek van de consul, werd ontvangen met een gewapende wacht en een tamboer van het schip.
Na het tegenbezoek van de secretaris-generaal werd ten huize van de consul een receptie gehouden, waar, behalve de reeds genoemde autoriteiten, tevens enkele vooraanstaande Franse zakenlieden aanwezig waren, evenals vele leden van de Nederlandse kolonie. In de ochtend van 19 september werd aan de bemanning gelegenheid gegeven per autobus wat meer van de fraaie omgeving te zien. Het schip werd twee uren opengesteld voor het publiek. Te 18.00 uur ontmeerde het schip om ditmaal zonder de diensten van een loods open zee te kiezen. Bij daglicht werd het niet nodig geoordeeld gebruik te maken van een loods, doch in het donker zou het wel aan te bevelen zijn. De reis werd onder fraaie weeromstandigheden voortgezet met als doel het brengen van een kennismakingbezoek aan de Bovenwindse Eilanden.
In de ochtend van 20 september kwam het schip voor anker in de Groot baai van Sint Maarten. Na een bezoek aan de gezaghebber van de Bovenwindse Eilanden werd tevens een bezoek afgelegd bij de Franse regeringsvertegenwoordiger te Marigot. Tijdens een aan boord gehouden ontvangst werden de bezoekers beantwoord.
In de vroege ochtend van 23 september werd het anker gelicht en werd na enkele uren varen wederom het anker gepresenteerd bij Saba. Met de administrateur van het interessante vulkaangebied werden bezoeken uitgewisseld: de bemanning kreeg gelegenheid zich aan de wal te vertreden. In verband met de merkwaardige gedragingen van de wind die met geringe kracht van oostzuidoost naar oostnoordoost was gekrompen en op de eerste wacht was gaan liggen, werd vroeg op de hondenwacht het anker weer gelicht. Gedurende de nacht nam de wind weer enigszins in kracht toe en toen in de ochtend van 24 september bij Sint Eustatius werd gelicht, woei de wind met kracht 3 uit de oostnoordoostelijke richting. Ook daar werden bezoeken gewisseld met de administrateur. Des middags werd de bemanning in de gelegenheid gesteld het eiland ook van de vaste wal af te bewonderen. De wind was in de loop van de dag toegenomen tot windkracht 4 en geruimd naar oostzuidoost. In de middag werd bericht ontvangen, dat orkaan Edith was gesignaleerd, waarna werd besloten het bezoek voortijdig af te breken. Nadat alle passagiers weer terug waren aan boord, werd te 19.30 uur het anker gelicht en werd met de maximumvaart koers gezet om de zuidwest. Uit voorzorg werden alle tenten geborgen: alles werd zoveel mogelijk zeevast gesjord en de proppen werden uit alle sloepen verwijderd. De voorspelling van de baan van Edith was van dien aard, dat kon worden verwacht haar pad te kruisen, waarbij in ieder geval meer dan 200 mijl voor het centrum zou worden overgelopen. De snelheid van Edith bleek oorspronkelijk wat aan de hoge kant gerapporteerd zou zijn, zodat op het moment, dat haar baan werd gekruist, de afstand tot het centrum ruim 250 mijl bedroeg. Behalve een dreigend grauwe lucht, een wind met maximale kracht 5 uit een richting, die van oostzuidoost naar noordoost kromp, en een wat meer doorstaande lage deining uit oostelijke richting, werden van Edith dan ook geen andere symptomen waargenomen.
De barometerstanden gaven evenmin reden tot ongerustheid en op de voormiddag van 25 september kon de vaart alweer worden verminderd tot 14 knopen. In de morgen van 26 september werd in de Caracasbaai te Curaçao gemeerd om olie te laden.
Daarna werd koers gezet naar Willemstad, waar het schip tegen het middaguur meerde.
25 november – 21 december - 1963
Willemstad – Key West – Puerto Ponce - Willemstad
Op de voormiddag van 25 november vertrok Hr.Ms. Dubois onder zeer fraaie weersomstandigheden uit Willemstad met bestemming Key West, Florida, om aldaar gedurende 2 weken een oefen- en lesprogramma in de onderzeebootbestrijding af te werken. Na het verlaten van de Annabaai werd koers gezet naar Navassa Island, gelegen aan de zuidzijde van de Windwaarts Passage, tussen Cuba en Haïti.
Het eiland werd op de eerste wacht van 26 november verkend, waarna koers werd gezet door de Windward Passage. Op de voormiddag van 27 november werd Cabo Maijsi gerond en op de dagwacht van 28 november werd het Old Bahama Channel aangelopen.
In de Florida Strait werd een oostgaande stroom ondervonden van ongeveer 2½ mijl.
Te 08.00 uur werd het Mainship Channel naar Key West binnengestoomd: op dat moment werd de vlag halfstok gehesen in verband met de rouwperiode als gevolg van het overlijden van president Kennedy. Reeds spoedig kwam een sleepboot langszij om de liaisonofficier van de fleet sonar school, vergezeld van een onderofficier van de havendienst, aan boord af te zetten. Van 08.40 tot 09.05 uur werd geankerd in het ankergebied aan de binnenzijde van het Main Ship Channel om de uitgaande schepen, die op weg waren naar diverse oefenterreinen, de gelegenheid te geven om te passeren.
Te 09.45 uur werd tenslotte gemeerd over bakboord langs steiger C in het zuidelijke bassin van de United States naval station annex, in gebruik voor de schepen van de destroyer division 601, waarvan ook het fregat USS John R. Perry deel uitmaakte. Dat schip trad op als hostship voor Hr.Ms. Dubois. Na een eerste wederzijdse kennismaking tussen de commandanten volgde later op een morgen een uitwisseling van longroombezoeken. De commandant legde, vergezeld van een officier van de USS John R. Pery, opwachtingbezoeken af bij de Rear-Admiral L.J.Kirn USN commander Key West Force,Captain Dunlap USN, chef-staf van Admiral Kirn, Captain Dixon USN, commander naval station Key West en Captain Wicks USN, commander fleet training group Key West.
In de loop van de volgende dagen werden de tegenbezoeken gebracht: voorts werd nog een opwachtingsbezoek afgelegd bij Captain Lemon USN, commander destroyer division 601, hetwelk daarna eveneens werd beantwoord. In verband met de rouwperiode werden geen officiële ontvangsten of feesten gehouden, doch werd van beide zijden volstaan met enkele informele cocktails. Na overleg met admiraal Kirn werd echter op 30 november door Hr.Ms.Dubois wel van top gevlagd in verband met de viering van het 150-jarig bestaan van het Koningrijk, waarbij admiraal Kirn telegrafisch zijn gelukwensen aanbood.
Aangezien het vaar- en oefenschema van de Amerikaanse onderzeeboten zodanig uitviel, dat tijdens de tweede week geen onderzeeboten beschikbaar konden worden gesteld, was het programma omgedraaid, dat wil zeggen, dat de eerste week werd besteed aan zeegaande oefeningen. Op 2, 3 en 4 november werd geoefend met USS John R. Perry, de eerste twee dagen in samenwerking met de onderzeeboot USS Marlin, de derde dag met USS Barracuda. Voor die oefeningen verlieten de schepen te ongeveer 08.00 uur de haven om in de loop van de platvoet weer naar hun ligplaatsen terug te keren. Voor 5 december was een nachtelijke oefening in het programma opgenomen, waarbij Hr.Ms. Dubois zou samenwerken met een bezoekende jager, USS Forrest Sherman, en een onderzeeboot USS Picuda. Aangezien het tijdstip van die dag was bepaald te 14.00 uur, werd besloten op de voormiddag gebruik te maken van de gemeten mijl. Het bleek echter, dat één der bakens was verdwenen, zodat daar niets van is gekomen. Later op de dag werd rendez-vous gemaakt met de Amerikaanse eenheden in het oefenterrein.
De oefeningen werden tot middernacht voorgezet en op vrijdag 6 december bij dag worden weer hervat. Te 13.40 uur meerde Hr.Ms.Dubois weer in de naval station annex,
Waarmee een eind was gekomen aan de zeegaande oefenweek. De daarop volgende week werd op de sonar school een intensief lesprogramma in hoog tempo afgewerkt.
Op het gebied van ontspanning kon enkele malen gebruik worden gemaakt van het visjacht Buccaneer, dat onderdeel uitmaakt van de Amerikaanse ontspanningsfaciliteiten.
Ook op het gebied van tennis, volleybal, en zwemmen behoefde niemand te kort te komen: velen maakten van de gelegenheid gebruik om een bezoek te brengen aan Miami. Hoewel het weer tijdens het gehele bezoek redelijk kon worden genoemd, maakten velen dankbaar gebruik van de verleende toestemming om in Europees tenue te passagieren. Tot slot van het verblijf in Key West werd op de avond van 13 november een informele afscheidscocktail aan boord gehouden voor alle autoriteiten en officieren, die hadden meegeholpen het bezoek tot een succes te maken. Ook admiraal Kirn woonde een gedeelte van de ontvangst bij. Op zaterdag 14 december werd te 08.30 uur ontmeerd en via het Main Ship Channel naar buiten gestoomd. Bij de uiterton van dat kanaal werd de vlag weer geheel voorgehesen, om eerst bij Puerto Ponce wederom halfstok te worden gevoerd. Bij de oversteek van de Florida Strait ondervond men wederom een oostgaande stroom van 2½ mijl. Aan het begin van de achtermiddag van 14 december werd Caij Sal verkend, aan de ingang van het Nicolas Channel, waarna op zichtpeilingen van de wal van Cuba door het Nicolas Channel en het Old Bahama Channel werd gestoomd.
Op de dagwacht van 15 december werd ter hoogte van de Punta Matermillas de koers verlegd naar Great Inaqua Island, dat op de eerste wacht werd verkend, waarna de koers werd verlegd op Punta Borinquen, Puerto Rico. Op 16 december werd de gehele dag benoorden Hispaniola gestoomd. Het gebergte is blijkbaar niet voldoende geografisch vastgelegd, daar zichtpeilingen bleven “rammelen” hoewel afstandbepalingen door hoogtemeting redelijke plaatsen produceerden. Na op de dagwacht Punta Borinquen te hebben verkend, werd koers gezet door de Mona Passage en werd langs de zuidkust van Puerto Rico opgestoomd naar de Bahia de Puerto Ponce. Op 17 december te 13.30 uur werd door het goed bebakende kanaal naar de haven van Ponce gekoerst. Vlak voor de haven werd de loods geëmbarkeerd, waarbij bleek, dat het schip over bakboord aan de buitenzijde van de Muello de Ponce moest meren. De steiger heeft een strekking van 036 graden, zodat, in verband met de krachtige dwars inkomende wind, stuurboords anker werd gepresenteerd, waarna het schip bij tegenwerkende schroeven langzaam op de ketting kon worden afgevierd. Hoewel de steiger een onooglijk voorkomen bood, gezien de grote loods, die het schip geheel aan het oog onttrok, alsook vanwege de hoog opgetaste pijpleidingen, die noopten tot een klimpartij bij het van boord gaan en aan boord komen, was het toch de meest gunstige ligplaats. De overige ligplaatsen bevonden zich namelijk benedenwinds van de vismeelfabriek, hetgeen voorwaar geen aromatisch genoegen bleek te zijn.
Zodra het schip was gemeerd, kwam de vice-consul, de heer Jaime Salicrup Annexy, aan boord, vergezeld van een liaisonofficier van het nabije Amerikaanse radiostation Fort Allen. Door dat radiostation werden transportfaciliteiten beschikbaar gesteld voor het vervoer van passagiers naar de stad en terug.
Tevens waren enige excursies georganiseerd. De avond van aankomst waren de vice-consul en zijn echtgenote en nog twee genodigden de gasten van het schip bij een informeel dinertje. Op 18 december legde de commandant, vergezeld van de vice-consul, beleefdheidsbezoeken af bij de bisschop van Ponce, de burgemeester van de stad en de commandant van Fort Allen. Tegenbezoeken werden niet gebracht. De burgemeester bood aan commandant en drie officieren een lunch aan. Op de avond van woensdag 18 december werd in de longroom een eenvoudige ontvangst gehouden, waarbij slechts een gering aantal officiële gasten aanwezig was in verband met de rouwperiode en de gasten van de Amerikaanse marine in burgerkleding verschenen.
De volgende dag werden commandant, enige officieren en enkele schepelingen in de gelegenheid gesteld met een fraai particulier jacht hun geluk te beproeven op vissen met de sleeplijn. Het basketbalteam van het schip leed een eervolle nederlaag tegen de waterreuzen van Fort Allen. Des avonds waren commandant en officieren gat ten huize van de vice-consul op een groots tuinfeest. In de morgen van de 20e december koos het schip weer zee, ditmaal met bestemming Willemstad. Op de dagwacht van 21 december werd de noordkust van Bonaire verkend en te 13.00 uur werd gemeerd langzij Hr.Ms. van Ewijck aan de Rimasteiger van de marinebasis in Willemstad.
Vervolg van dit reisverslag is opgetekend door Dirk Frelink en met zijn toestemming overgenomen uit zijn in eigen beheer uitgegeven boek : "Mijn leven bij de Konkinklijke Marine" , destijds was hij bemanningslid als Mach. 1 o/m -koelmonteur en - machinist. '
HET REISSCHEMA VAN Hr Ms DUBOlS vanaf 02 maart 1964 tot 25 oktober 1964
Over het jaar 1964 werden in bovenstaande periode de volgende havens bezocht:
2 maart - Roosevelt Roads ( Puerto Rico)
6 maart - San Juan ( Puerto Rico
27 mei - Philipsburg (St.Maarten)
28 mei - The Bottom (Saba)
28 mei - Willemstad (St. Maarten)
30 mei tot 1 juni - Port Castries (St.lucia)
2 juni - Philipsburg (St.Maarten)
15 - 16 juni - Paramaribo (Suriname)
17 juni - Nieuw Nickerie (Suriname)
7-10 augustus - Kingston (Jamaica)
7 september - 10 oktober - Willemstad - Sint Eustatius - Saba - Sint Maarten - Paramaribo -
Nieuw Nickerie - Willemstad
Willemstad - Oranjestad - Sint Maarten - Roosevelt Roads - San Juan Roosevelt Roads - Sint Maarten - Willemstad
Commandant: luitenant ter zee der eerste klasse W. J. Kramer
Op de voormiddag van maandag 2 maart vertrok Hr. Ms. Dubois uit haar thuishaven Willemstad te Curaçao om te gaan deelnemen aan de Amerikaanse oefening Springboard 1964 te San Juan op Puerto Rico.
Over het jaar 1964 werden in bovenstaande periode de volgende havens bezocht:
2 maart - Roosevelt Roads ( Puerto Rico)
6 maart - San Juan ( Puerto Rico
27 mei - Philipsburg (St.Maarten)
28 mei - The Bottom (Saba)
28 mei - Willemstad (St. Maarten)
30 mei tot 1 juni - Port Castries (St.lucia)
2 juni - Philipsburg (St.Maarten)
15 - 16 juni - Paramaribo (Suriname)
17 juni - Nieuw Nickerie (Suriname)
7-10 augustus - Kingston (Jamaica)
7 september - 10 oktober - Willemstad - Sint Eustatius - Saba - Sint Maarten - Paramaribo -
Nieuw Nickerie - Willemstad
Willemstad - Oranjestad - Sint Maarten - Roosevelt Roads - San Juan Roosevelt Roads - Sint Maarten - Willemstad
Commandant: luitenant ter zee der eerste klasse W. J. Kramer
Op de voormiddag van maandag 2 maart vertrok Hr. Ms. Dubois uit haar thuishaven Willemstad te Curaçao om te gaan deelnemen aan de Amerikaanse oefening Springboard 1964 te San Juan op Puerto Rico.
Eerst echter werd in de Caracasbaai olie geladen, waar . tevens een detachement mariniers werd geëmbarkeerd, dat voor een meerdaagse oefening de Bovenwindse Eilanden zou bezoeken. Verder bevonden zich aan boord een aantal mariniers, afkomstig van Aruba, die na hun eerste opleiding op Curaçao voltooid te hebben, thans met het schip zouden thuisvaren, om in Aruba het restant van hun diensttijd te vervullen. Voorts was een detachement grondpersoneel van vliegtuigsquadron I ingescheept, dat bestemd was om in Roosevelt Roads (Puerto Rico) te debarkeren, waar zij de zorg op zich zouden nemen voor de vliegtuigen van de marineluchtvaartdienst, die eveneens aan Springboard deelnamen.
Ook de uitrustingsstukken en reservedelen vonden terwijl in de munitiebergplaatsen ruimte was om ernstvuurwerken op te slaan.
Zo ving dan op de achtermiddag het eerste deel van de reis aan, waarbij onder gunstige omstandigheden koers werd gezet naar Oranjestad op Aruba. Onder grote belangstelling van de eilandelijke bevolking werd hier op de eerste wacht de groep Antilliaanse dienstplichtigen ontscheept. Het was de eerste maal dat Arubaanse dienstplichtigen op Aruba landden.
Ook de uitrustingsstukken en reservedelen vonden terwijl in de munitiebergplaatsen ruimte was om ernstvuurwerken op te slaan.
Zo ving dan op de achtermiddag het eerste deel van de reis aan, waarbij onder gunstige omstandigheden koers werd gezet naar Oranjestad op Aruba. Onder grote belangstelling van de eilandelijke bevolking werd hier op de eerste wacht de groep Antilliaanse dienstplichtigen ontscheept. Het was de eerste maal dat Arubaanse dienstplichtigen op Aruba landden.
Puerto Rico
Onmiddellijk hierop werd weer ontmeerd en werd koers gezet naar ◄Sint Maarten.
Op de platvoet van 4 maart werd het anker gepresenteerd in Groot Baai te Sint Maarten.▲ Hoewel de werkzaamheden aan de nieuwe steiger gestaag vorderden, kon het schip nog niet langszij afmeren, zodat de mariniers met hun volledige bepakking en voedsel voor vele dagen per ponton met behulp van een sleepboot je naar de wal werden vervoerd. Na de ontscheping werd het anker weer gelicht en werd koers gericht op de Pasaje de Vieques. Op de hondewacht van 5 maart werd langs de Virgin Islands gestoomd, waar echter weinig van te zien was. Tegen het einde van de dagwacht werd Vieques Island bereikt, en de Pasaje de Vieques ingestoomd. Nadat te 08.00 uur de meerrol op post was gekomen, stoomde het schip de Ensenada Honda binnen, om te meren aan steiger twee van het enorm uitgestrekte complex van het United States Naval Station Roosevelt Roads te ▲Puerto Rico.
Op de platvoet van 4 maart werd het anker gepresenteerd in Groot Baai te Sint Maarten.▲ Hoewel de werkzaamheden aan de nieuwe steiger gestaag vorderden, kon het schip nog niet langszij afmeren, zodat de mariniers met hun volledige bepakking en voedsel voor vele dagen per ponton met behulp van een sleepboot je naar de wal werden vervoerd. Na de ontscheping werd het anker weer gelicht en werd koers gericht op de Pasaje de Vieques. Op de hondewacht van 5 maart werd langs de Virgin Islands gestoomd, waar echter weinig van te zien was. Tegen het einde van de dagwacht werd Vieques Island bereikt, en de Pasaje de Vieques ingestoomd. Nadat te 08.00 uur de meerrol op post was gekomen, stoomde het schip de Ensenada Honda binnen, om te meren aan steiger twee van het enorm uitgestrekte complex van het United States Naval Station Roosevelt Roads te ▲Puerto Rico.
Het personeel en materieel van de grond ploeg van de marineluchtvaartdienst werd hier gelost, terwijl voor de bemanning de mogelijkheid bestond tot sportbeoefening waartoe ruimschoots faciliteiten aanwezig waren. Bij dagworden op de ochtend van 6 maart werd weer ontmeerd om binnendoor koers te zetten naar San Juan. Gedurende anderhalf uur stoomde het schip door een weliswaar nauw, doch goed betond vaarwater, waarbij genoten kon worden van de fraaie aanblik die de talrijke eilandjes, baaitjes en rotspartijen boden. Te 07.40 uur werd Cabo San Juan gerond, waarna te 09.00 uur zicht verkregen werd van de stad San Juan. Het schip passeerde te 10.00 uur het fraaie fort op EI Morro Point om even later over bakboord te meren langs de commerciële steiger 5, welke zeer centraal is gelegen in het oude stadsdeel. Daar de Nederlandse consul afwezig was, werd zijn taak waargenomen door zijn broer, de heer Daniel 1. Davila, die het schip bij aankomst stond op te wachten. Door de commandant werden enkele opwachtingsbezoeken bij de Amerikaanse marineautoriteiten gebracht, waarna door de heer Davila de commandant en enkele officieren werden uitgenodigd voor een diner in het restaurant op de vijftiende verdieping van het bankgebouw waarvan de consul president-directeur is. Door de bemanning werd een dankbaar gebruik gemaakt van de faciliteiten van de Navy-exchange, terwijl zowel oud als nieuw ◄San Juan voldoende ontspanningsmogelijkheden boden. Op zaterdagmorgen, 7 maart, vond een bespreking voor de oefeningen plaats, welke van zeer algemene aard was. Daarna bestond gelegenheid voor elk schip om bepaalde oefeningen meer in detail te bespreken. De Spring board oefeningen vormen geen oefening in de zin van de bekende Nato-oefeningen, doch strekken zich uit tot het leveren van alle gewenste faciliteiten aan individuele schepen, of verbanden van schepen, zodat deze zich door een eigen oefenprogramma kunnen opwerken. Voor Hr. Ms. Dubois waren diverse antionderzeebootoefeningen, artillerie-oefeningen en een olielaadoefening op zee in een programma van twee weken opgenomen. Gedurende de oefenperiode was het depotschip USS Arcadia toegewezen als hostship, doch deed zelf niet mee aan de oefeningen.
Op maandag 9 maart ving de eerste oefenweek aan, terwijl het schip het weekeinde van 13 tot 16 maart wederom in San Juan doorbracht, ditmaal langs de Tender Pier van het Naval Station. Voor de bemanning waren bustrips georganiseerd, terwijl de Nederlandse families Janssen en Saaltink hun gastvrijheid tot het schip uitstrekten.
Ook door de consul, de heer Horrace E. Davila, die inmiddels was teruggekeerd van zijn reis, werden verschillende evenementen georganiseerd, zoals een lunch voor alle officieren. Het schip reciproceerde op zondag 14 maart door het houden van een rijststafel aan boord. Tijdens de tweede oefenweek werd op de platvoet van dinsdag 17 maart Roosevelt Roads aangelopen om het personeel en materieel van de marineluchtvaartdienst weer te embarkeren, waarna op de voormiddag van 18 maart weer koers werd gezet naar het oefenterrein om de oefeningen voort te zetten.
Na de oefeningen op donderdag 19 maart werd de haven van San Juan op de platvoet nogmaals aangelopen om een pakje af te geven aan een gereed liggende sleepboot. Na te zijn' gedraaid in de zwaaikom werd EI Morro Castie voor de laatste maal gepasseerd om op te stomen naar Sint Maarten. Op de eerste wacht werd de Virgin Passage gepasseerd, terwijl op het einde van de eerste wacht St. Thomas werd gerond. Hierna werd de reis naar Sint Maarten vervolgd met praktisch windstil weer en een volkomen vlakke zee. Op de dagwacht van vrijdag 20 maart werd
andermaal het anker gepresenteerd jn de Groot Baai van Sint Maarten, waarna een begin werd gemaakt met het aan boord nemen van de mariniers en hun uitrusting.
Nadat het middagvliegtuig gezorgd had, dat er post aan boord kwam, werd te 18.00 uur het anker gelicht en de steven gericht op punt St-Thomas Kanon op Curaçao.
Op de dagwacht van zondag 22 maart werd punt Kanon gerond en te 07.00 uur stoomde het schip de Sint Annabaai binnen. Even later werd gemeerd langszij Hr. Ms. Van Ewijck aan de Rima-steiger van de marinebasis Parera.
Op maandag 9 maart ving de eerste oefenweek aan, terwijl het schip het weekeinde van 13 tot 16 maart wederom in San Juan doorbracht, ditmaal langs de Tender Pier van het Naval Station. Voor de bemanning waren bustrips georganiseerd, terwijl de Nederlandse families Janssen en Saaltink hun gastvrijheid tot het schip uitstrekten.
Ook door de consul, de heer Horrace E. Davila, die inmiddels was teruggekeerd van zijn reis, werden verschillende evenementen georganiseerd, zoals een lunch voor alle officieren. Het schip reciproceerde op zondag 14 maart door het houden van een rijststafel aan boord. Tijdens de tweede oefenweek werd op de platvoet van dinsdag 17 maart Roosevelt Roads aangelopen om het personeel en materieel van de marineluchtvaartdienst weer te embarkeren, waarna op de voormiddag van 18 maart weer koers werd gezet naar het oefenterrein om de oefeningen voort te zetten.
Na de oefeningen op donderdag 19 maart werd de haven van San Juan op de platvoet nogmaals aangelopen om een pakje af te geven aan een gereed liggende sleepboot. Na te zijn' gedraaid in de zwaaikom werd EI Morro Castie voor de laatste maal gepasseerd om op te stomen naar Sint Maarten. Op de eerste wacht werd de Virgin Passage gepasseerd, terwijl op het einde van de eerste wacht St. Thomas werd gerond. Hierna werd de reis naar Sint Maarten vervolgd met praktisch windstil weer en een volkomen vlakke zee. Op de dagwacht van vrijdag 20 maart werd
andermaal het anker gepresenteerd jn de Groot Baai van Sint Maarten, waarna een begin werd gemaakt met het aan boord nemen van de mariniers en hun uitrusting.
Nadat het middagvliegtuig gezorgd had, dat er post aan boord kwam, werd te 18.00 uur het anker gelicht en de steven gericht op punt St-Thomas Kanon op Curaçao.
Op de dagwacht van zondag 22 maart werd punt Kanon gerond en te 07.00 uur stoomde het schip de Sint Annabaai binnen. Even later werd gemeerd langszij Hr. Ms. Van Ewijck aan de Rima-steiger van de marinebasis Parera.