Een stukje uit de memoires van Joes, naar aanleiding van het vlagincident in Paramaribo.
Ik citeer:
"Alle Hens voor de boeg"
Mijn droom om te kunnen varen was bijna geëindigd in een nachtmerrie toen ik me in 1965, (tijdens mijn term op Curaçao) aan boord van Hr.Ms. Dubois in Paramaribo bevond vanwege het koninklijk bezoek aan het toen nog Nederlandse gebiedsdeel Suriname. Ik was 21 en onbezonnen....
Het schip lag voor anker op de Surinamerivier voor het gouvernementsgebouw. Het had dagen achtereen hevig geregend en de hitte op het dek was beklemmend. Je had het gevoel constant onder de warme douche te staan. Mijn maten en ik zelf waren dan ook opgetogen toen we met de sloep aan wal konden gaan om wat vertier te zoeken, korte witte broek, T-shirt met blauwe rand en wit petkapje, kortom: tropentenue. Na een vermakelijke kroegentocht en veel op hol geslagen vrouwenharten, kwamen we tegen de avond langs een grote houten kerk in de hoofdstraat gelegen. Voor de kerk stond een hoge vlaggenmast waaraan een enorme Surinaamse vlag wapperde en dat al ver na zonsondergang. Onaanvaardbaar voor een vlaggefiel zoals ik en met de nodige ceremonie haalde ik met mijn maat de vlag naar beneden. Ik verborg de vlag onder mijn T-shirt en nam haar mee aan boord met de bedoeling de volgende dag het doek terug te brengen. Het pakte anders uit. Vanwege het koninklijke bezoek werd de vlag al snel gemist. De adjudant van de koningin zou de Cdt. H.S. Vreedenberg gemaand hebben het incident intern op te lossen en dat deed hij. Kennelijk wist hij al dat de dader aan boord moest zijn. Later kwam ik erachter dat mijn maat die eigenlijk medeplichtig was, mij verlinkt had.
De volgende morgen was het " Alle hens voor de boeg” voor het stelen van een Surinaamse vlag. Op het stelen van een vlag en zeker van een bevriende natie, staat een zeer hoge straf. De hele bemanning kreeg een passagiersverbod. De vlag (210 x 70 cm) ongemerkt terug bezorgen, was dus uitgesloten. Wat te doen? Ik hield wijselijk rekening met kastinspectie en dus verborg ik de vlag ergens in de machinekamer. En inderdaad, mijn chef Hoofd machinekamer (HMK) Van Duivendijk, gaf de opdracht mijn dek kast te inspecteren, zonder resultaat. Alles werd overhoop gehaald en helaas heeft mijn trouwe scheepsmaatje Henkie daarbij de benen genomen. Henkie, bijgenaamd Speedy, was mijn kastgenoot en wist bij de kakkerlakkenraces aan dek heel wat medailles in de wacht te slepen. De kajoe (timmerman aan boord) had speciaal voor deze races een grote bak getimmerd met vijf gaten erin. Wiens kakkerlak het eerst aan het einde van de goot was, had gewonnen. Op weg naar de eindstreep, mocht de kakkerlak drie keer gekieteld worden om de vaart erin te houden. Spijtig genoeg heb ik Henkie na de kastinspecties nooit meer terug gezien.
Toen ik na drie dagen geen mogelijkheid had gezien om de vlag terug te brengen en ik de hele bemanning al die tijd aan boord had gehouden, besloot ik met de vlag onder mijn arm naar mijn HMK te gaan. Hij beweerde dat hij allang wist dat ik hem had: "We gaan hem bij de rechtmatige eigenaar terug brengen". Dus na de vlag gewassen en gestreken te hebben ging ik begeleid door. Duivendijk, de dominee en de militaire politie, de wal op waar een jeep klaar stond om ons naar de betreffende kerk te brengen met de vlag onder mijn arm, netjes opgevouwen in een vetvrije zak,
Na enig zoeken, werden we vriendelijk onthaald door een geestelijke die zich verheugd toonde met de terugkeer van de vlag en mij vaderlijk toesprak met de woorden: "Val niet weer in verderf, mijn zoon!" Ik dacht dus er goed vanaf gekomen te zijn maar de Cdt. dacht er anders over en het vonnis van de scheepsraad luidde: tien dagen streng aan de wal. Ik mocht mijn 'zakje naai' en schrijfgerei meenemen. Tien dagen echt op water en brood en een rookverbod. Mijn HMK had mij nog aangeraden te zeggen dat ik dronken was maar toen de scheepsraad mij die vraag stelde, antwoordde ik doodnuchter: "Ik was niet dronken", niet wetende dat ik dan een lichtere straf gekregen zou hebben.
Mijn vijf -sterren hotel was een hoog hok van 2 bij 3 meter, afgesloten met een stalen deur met kijkgaatje. Het bed bestond uit vier spijlen waar een lekke klamboe aan hing. Het matras was gevuld met stro maar dat was niet het ergste, dat hadden we aan boord ook.
De ellende begon pas echt toen de deur achter me dicht sloeg en er zware sloten op gingen. Ik kreeg het Spaans benauwd, een aanval van claustrofobie, terug te leiden naar mijn kinderjaren toen ik regelmatig en geheel onterecht door mijn vader enkele uren in een donkere kast werd opgesloten, Ik kreeg als oudste in het gezin altijd de schuld als mijn zussen problemen hadden.
Naast de deur hing een bel voor als ik naar de wc moest, maar daar werd niet of nauwelijks op gereageerd. Wanhopig en om mijn gedachte te verplaatsen, pakte ik mijn schrijfblok en ben gaan tekenen, alles wat er in mijn hoofd op kwam, behalve mijn cel, Het was alsof ik in een andere dimensie terecht kwam. Ik tekende ruimteschepen, mechanische constructies, technische schema's etc. Ik tekende me vrij. Ik tekende mijn toekomst, het hele bloknoot vol.
Na een bezoek van de VLOP en de VLAM (Vlootpredikant en Vlootaalmoezenier) mocht de deur van mijn cel open blijven. Nu keek ik tegen tralies aan maar ik had tenminste lucht en licht.
Inmiddels hadden de lokale media uitgebreid ruchtbaarheid gegeven aan het voorval en dat was ook de dochter van de gouverneur ter ore gekomen. Ze werd nieuwsgierig naar de 21- jarige jongeling die nu zijn straf uit moest zitten in een bedompt celletje dat al jaren leeg stond.
Achter in mijn cel zat er hoog in de muur een luchtgaatje waardoor ik, staande op de spijlen van mijn bed, op de paleistuin van de Gouverneur kon kijken. Tot twee keer toe zocht de dochter van de gouverneur contact met mij via dit luchtgaatje, de eerste keer voor een eitje wat precies door het gaatje kon, de tweede keer voor een `date`. En die kwam er!
Na tien dagen kwam ik lijkwit en verdwaasd terug aan boord. De Cdt. Vreedenberg had toch een beetje met me te doen. Ik kreeg van de "ouwe" een paar pakjes zware shag en vrij van wacht. We hadden nog een lang weekend voor de boeg voor vertrek. Onmiddellijk belde ik de dochter van de gouverneur die mij met de auto van haar vader (met of zonder standaard dat weet ik niet meer) op kwam halen voor een lang weekend. Niemand aan boord begreep hoe ik dat geflikt had. Waarschijnlijk vragen ze zich dat nog steeds af. In elk geval maakte het weekend de tien dagen dubbel en dwars goed,
Helaas heb ik haar nooit meer terug gezien en Henkie ook niet.
Ik citeer:
"Alle Hens voor de boeg"
Mijn droom om te kunnen varen was bijna geëindigd in een nachtmerrie toen ik me in 1965, (tijdens mijn term op Curaçao) aan boord van Hr.Ms. Dubois in Paramaribo bevond vanwege het koninklijk bezoek aan het toen nog Nederlandse gebiedsdeel Suriname. Ik was 21 en onbezonnen....
Het schip lag voor anker op de Surinamerivier voor het gouvernementsgebouw. Het had dagen achtereen hevig geregend en de hitte op het dek was beklemmend. Je had het gevoel constant onder de warme douche te staan. Mijn maten en ik zelf waren dan ook opgetogen toen we met de sloep aan wal konden gaan om wat vertier te zoeken, korte witte broek, T-shirt met blauwe rand en wit petkapje, kortom: tropentenue. Na een vermakelijke kroegentocht en veel op hol geslagen vrouwenharten, kwamen we tegen de avond langs een grote houten kerk in de hoofdstraat gelegen. Voor de kerk stond een hoge vlaggenmast waaraan een enorme Surinaamse vlag wapperde en dat al ver na zonsondergang. Onaanvaardbaar voor een vlaggefiel zoals ik en met de nodige ceremonie haalde ik met mijn maat de vlag naar beneden. Ik verborg de vlag onder mijn T-shirt en nam haar mee aan boord met de bedoeling de volgende dag het doek terug te brengen. Het pakte anders uit. Vanwege het koninklijke bezoek werd de vlag al snel gemist. De adjudant van de koningin zou de Cdt. H.S. Vreedenberg gemaand hebben het incident intern op te lossen en dat deed hij. Kennelijk wist hij al dat de dader aan boord moest zijn. Later kwam ik erachter dat mijn maat die eigenlijk medeplichtig was, mij verlinkt had.
De volgende morgen was het " Alle hens voor de boeg” voor het stelen van een Surinaamse vlag. Op het stelen van een vlag en zeker van een bevriende natie, staat een zeer hoge straf. De hele bemanning kreeg een passagiersverbod. De vlag (210 x 70 cm) ongemerkt terug bezorgen, was dus uitgesloten. Wat te doen? Ik hield wijselijk rekening met kastinspectie en dus verborg ik de vlag ergens in de machinekamer. En inderdaad, mijn chef Hoofd machinekamer (HMK) Van Duivendijk, gaf de opdracht mijn dek kast te inspecteren, zonder resultaat. Alles werd overhoop gehaald en helaas heeft mijn trouwe scheepsmaatje Henkie daarbij de benen genomen. Henkie, bijgenaamd Speedy, was mijn kastgenoot en wist bij de kakkerlakkenraces aan dek heel wat medailles in de wacht te slepen. De kajoe (timmerman aan boord) had speciaal voor deze races een grote bak getimmerd met vijf gaten erin. Wiens kakkerlak het eerst aan het einde van de goot was, had gewonnen. Op weg naar de eindstreep, mocht de kakkerlak drie keer gekieteld worden om de vaart erin te houden. Spijtig genoeg heb ik Henkie na de kastinspecties nooit meer terug gezien.
Toen ik na drie dagen geen mogelijkheid had gezien om de vlag terug te brengen en ik de hele bemanning al die tijd aan boord had gehouden, besloot ik met de vlag onder mijn arm naar mijn HMK te gaan. Hij beweerde dat hij allang wist dat ik hem had: "We gaan hem bij de rechtmatige eigenaar terug brengen". Dus na de vlag gewassen en gestreken te hebben ging ik begeleid door. Duivendijk, de dominee en de militaire politie, de wal op waar een jeep klaar stond om ons naar de betreffende kerk te brengen met de vlag onder mijn arm, netjes opgevouwen in een vetvrije zak,
Na enig zoeken, werden we vriendelijk onthaald door een geestelijke die zich verheugd toonde met de terugkeer van de vlag en mij vaderlijk toesprak met de woorden: "Val niet weer in verderf, mijn zoon!" Ik dacht dus er goed vanaf gekomen te zijn maar de Cdt. dacht er anders over en het vonnis van de scheepsraad luidde: tien dagen streng aan de wal. Ik mocht mijn 'zakje naai' en schrijfgerei meenemen. Tien dagen echt op water en brood en een rookverbod. Mijn HMK had mij nog aangeraden te zeggen dat ik dronken was maar toen de scheepsraad mij die vraag stelde, antwoordde ik doodnuchter: "Ik was niet dronken", niet wetende dat ik dan een lichtere straf gekregen zou hebben.
Mijn vijf -sterren hotel was een hoog hok van 2 bij 3 meter, afgesloten met een stalen deur met kijkgaatje. Het bed bestond uit vier spijlen waar een lekke klamboe aan hing. Het matras was gevuld met stro maar dat was niet het ergste, dat hadden we aan boord ook.
De ellende begon pas echt toen de deur achter me dicht sloeg en er zware sloten op gingen. Ik kreeg het Spaans benauwd, een aanval van claustrofobie, terug te leiden naar mijn kinderjaren toen ik regelmatig en geheel onterecht door mijn vader enkele uren in een donkere kast werd opgesloten, Ik kreeg als oudste in het gezin altijd de schuld als mijn zussen problemen hadden.
Naast de deur hing een bel voor als ik naar de wc moest, maar daar werd niet of nauwelijks op gereageerd. Wanhopig en om mijn gedachte te verplaatsen, pakte ik mijn schrijfblok en ben gaan tekenen, alles wat er in mijn hoofd op kwam, behalve mijn cel, Het was alsof ik in een andere dimensie terecht kwam. Ik tekende ruimteschepen, mechanische constructies, technische schema's etc. Ik tekende me vrij. Ik tekende mijn toekomst, het hele bloknoot vol.
Na een bezoek van de VLOP en de VLAM (Vlootpredikant en Vlootaalmoezenier) mocht de deur van mijn cel open blijven. Nu keek ik tegen tralies aan maar ik had tenminste lucht en licht.
Inmiddels hadden de lokale media uitgebreid ruchtbaarheid gegeven aan het voorval en dat was ook de dochter van de gouverneur ter ore gekomen. Ze werd nieuwsgierig naar de 21- jarige jongeling die nu zijn straf uit moest zitten in een bedompt celletje dat al jaren leeg stond.
Achter in mijn cel zat er hoog in de muur een luchtgaatje waardoor ik, staande op de spijlen van mijn bed, op de paleistuin van de Gouverneur kon kijken. Tot twee keer toe zocht de dochter van de gouverneur contact met mij via dit luchtgaatje, de eerste keer voor een eitje wat precies door het gaatje kon, de tweede keer voor een `date`. En die kwam er!
Na tien dagen kwam ik lijkwit en verdwaasd terug aan boord. De Cdt. Vreedenberg had toch een beetje met me te doen. Ik kreeg van de "ouwe" een paar pakjes zware shag en vrij van wacht. We hadden nog een lang weekend voor de boeg voor vertrek. Onmiddellijk belde ik de dochter van de gouverneur die mij met de auto van haar vader (met of zonder standaard dat weet ik niet meer) op kwam halen voor een lang weekend. Niemand aan boord begreep hoe ik dat geflikt had. Waarschijnlijk vragen ze zich dat nog steeds af. In elk geval maakte het weekend de tien dagen dubbel en dwars goed,
Helaas heb ik haar nooit meer terug gezien en Henkie ook niet.