DEZE FOTO KOMT NIET UIT 1963 MAAR UIT 1965 ( MAG DE PET NIET DRUKKEN TOCH )
MET DE LANDINGSDIVISIE IN SURINAME.
Nadat wij ons op dinsdagmorgen 14 juni, onder de bij ons allen zo geliefde klanken van de reveille, uit onze kooien hadden laten rollen, kleedden wij ons in het nog onwennig zittend gevechtspak, teneinde in de close-cooperation met de Landmacht, de binnenlanden van Suriname te gaan verkennen. We konden zo van boord in de voor ons gereedstaande trucks stappen, die samen met enkele bussen vol excursiegangers koers zetten naar Affobakka om een (naar later bleek) vluchtige blik op het befaamde Brokopondo-project te werpen. Diep onder de indruk van de stuwdam de landmacht-hap en de gratis familiefles bier, verlieten wij dit land van rust en dynamiet-explosies. Na enkele tientallen kilometers verlieten we het konvooi, weemoedig nagewuifd door gehele état-major van de Dubois, die, naar hun gezichten te oordelen, minstens gedacht moeten hebben, dat het een afscheid voor altijd was. En toen begon de narigheid pas; we kwamen namelijk na 10 minuten op een zandweg terecht, die ons gedurende 2 uur aan een shocproof onderwierp: sommige stukken werden varend afgelegd, omdat de chauffeur persé zijn wagen vrij wilde maken van het overschot van roodgetinte wegdek van de Affokaka-weg. Doch eindelijk arriveerden wij dan in het indianendorp Matta. Na de dagsluiting van de pelotonscommandant kregen we de gelegenheid ons te “verfrissen” in een iets verderop gelegen kreek, die deze naam echter in de verste verte niet verdiende, zodat het grootste deel van de woudlopers-in-spé nog met het kleurenschema van de “Rode weg” rondliep. Daarna werden we in de gelegenheid gesteld om uit de cantinewagen een schep nassi, enkele sneden brood, een sinaasappel en een flesje soft weg te kapen. Na de copieuze maaltijd, die we broederlijk deelden met loslopend ongedierte, vergaste een landmachtkapitein ons op een onroerende toespraak over de zeden en gewoonten van de autochtone bevolking van Matta. Onder de invloed van deze rede begaven wij ons in gevechtstenue (bij gebrek aan beter), doch zonder bepakking, naar het dorpje, waarby wy slechts één man wachtsvolk achterlieten om op de wapens te letten; iets, wat de bemanning van het specifieke “wachtschip” wel erg weinig moet lijken. In het dorp aangekomen bemerkten wij dat het feest al aan de gang was. Het grootste deel van het peloton schaarde zich instinctief om een paar opgevulde boombladeren, waarin zich, zoals later bleek, u raadt het al, de drank bevond, CASIRI genaamd. Na een hartelijke begroeting door de bastiaan (wethouder) begon het indiaans kamerorkest werken van beroemde indiaanse componisten te spelen. Met het dansen ging het niet al te vlot, omdat ons de dansen onbekend waren, maar toen de landmachtkapitein en meneer Wierema de dans geopend hadden ( zij hebben die “dans” waarschijnlijk al op hun instructie geleerd) volgde de rest vanzelf. Onder het drinken van de casiri kwamen ook de tongen los, zodat de bemanning zich steeds meer indiaans begon te voelen. Tegen het middernachtelijk uur hield de bastiaan een toespraak, maar hij kon zo slecht uit zijn woorden komen, dat de BAC-schutter van geweergroep 2, Piet van Pelt het raadzaam achte een driewerf hoera uit maakte hij zich ook nog verdienstelijk als zanger (De zingende verfmixer), door het alom bekende stukje Hollandse folklore ten gehore te brengen, zoals “Geef mij maar Amsterdam”; op de maat van deze muziek dansten vele aanwezigen de polonaise, langzamerhand werd het steeds stiller omdat wij druppelsgewijs onze hangmatten begonnen op te zoeken, en tegen drie uur lag alle hens op enkele uitzonderingen na, te genieten van een welverdiende nachtrust. Toen wij om half zeven de volgende morgen werden gepord stapten wij kloek en monter uit onze hangmatten: het was een heerlijke belevenis te ontwaken zonder loeiende fans, barse gezichten en schelle bootsmanfluitjes.
J.T.
Nadat wij ons op dinsdagmorgen 14 juni, onder de bij ons allen zo geliefde klanken van de reveille, uit onze kooien hadden laten rollen, kleedden wij ons in het nog onwennig zittend gevechtspak, teneinde in de close-cooperation met de Landmacht, de binnenlanden van Suriname te gaan verkennen. We konden zo van boord in de voor ons gereedstaande trucks stappen, die samen met enkele bussen vol excursiegangers koers zetten naar Affobakka om een (naar later bleek) vluchtige blik op het befaamde Brokopondo-project te werpen. Diep onder de indruk van de stuwdam de landmacht-hap en de gratis familiefles bier, verlieten wij dit land van rust en dynamiet-explosies. Na enkele tientallen kilometers verlieten we het konvooi, weemoedig nagewuifd door gehele état-major van de Dubois, die, naar hun gezichten te oordelen, minstens gedacht moeten hebben, dat het een afscheid voor altijd was. En toen begon de narigheid pas; we kwamen namelijk na 10 minuten op een zandweg terecht, die ons gedurende 2 uur aan een shocproof onderwierp: sommige stukken werden varend afgelegd, omdat de chauffeur persé zijn wagen vrij wilde maken van het overschot van roodgetinte wegdek van de Affokaka-weg. Doch eindelijk arriveerden wij dan in het indianendorp Matta. Na de dagsluiting van de pelotonscommandant kregen we de gelegenheid ons te “verfrissen” in een iets verderop gelegen kreek, die deze naam echter in de verste verte niet verdiende, zodat het grootste deel van de woudlopers-in-spé nog met het kleurenschema van de “Rode weg” rondliep. Daarna werden we in de gelegenheid gesteld om uit de cantinewagen een schep nassi, enkele sneden brood, een sinaasappel en een flesje soft weg te kapen. Na de copieuze maaltijd, die we broederlijk deelden met loslopend ongedierte, vergaste een landmachtkapitein ons op een onroerende toespraak over de zeden en gewoonten van de autochtone bevolking van Matta. Onder de invloed van deze rede begaven wij ons in gevechtstenue (bij gebrek aan beter), doch zonder bepakking, naar het dorpje, waarby wy slechts één man wachtsvolk achterlieten om op de wapens te letten; iets, wat de bemanning van het specifieke “wachtschip” wel erg weinig moet lijken. In het dorp aangekomen bemerkten wij dat het feest al aan de gang was. Het grootste deel van het peloton schaarde zich instinctief om een paar opgevulde boombladeren, waarin zich, zoals later bleek, u raadt het al, de drank bevond, CASIRI genaamd. Na een hartelijke begroeting door de bastiaan (wethouder) begon het indiaans kamerorkest werken van beroemde indiaanse componisten te spelen. Met het dansen ging het niet al te vlot, omdat ons de dansen onbekend waren, maar toen de landmachtkapitein en meneer Wierema de dans geopend hadden ( zij hebben die “dans” waarschijnlijk al op hun instructie geleerd) volgde de rest vanzelf. Onder het drinken van de casiri kwamen ook de tongen los, zodat de bemanning zich steeds meer indiaans begon te voelen. Tegen het middernachtelijk uur hield de bastiaan een toespraak, maar hij kon zo slecht uit zijn woorden komen, dat de BAC-schutter van geweergroep 2, Piet van Pelt het raadzaam achte een driewerf hoera uit maakte hij zich ook nog verdienstelijk als zanger (De zingende verfmixer), door het alom bekende stukje Hollandse folklore ten gehore te brengen, zoals “Geef mij maar Amsterdam”; op de maat van deze muziek dansten vele aanwezigen de polonaise, langzamerhand werd het steeds stiller omdat wij druppelsgewijs onze hangmatten begonnen op te zoeken, en tegen drie uur lag alle hens op enkele uitzonderingen na, te genieten van een welverdiende nachtrust. Toen wij om half zeven de volgende morgen werden gepord stapten wij kloek en monter uit onze hangmatten: het was een heerlijke belevenis te ontwaken zonder loeiende fans, barse gezichten en schelle bootsmanfluitjes.
J.T.
ERVARINGEN VAN EEN AUTOMOBILIST.
M. had een rijbewijs en zou ons de eerste les geven. We huurden met zijn vieren een Chevrolet die er nog goed uitzag als je de modderlaag buiten beschouwing liet. M. reed de wagen naar een betrekkelijk stille weg bij het vliegveld. Als eerste kroop R. achter het stuur en die bracht het er in het begin al vrij behoorlijk af. R. scheen niet bang te zijn, want hij trapte al gelijk vrij stevig op zijn gaspedaal; soms al te stevig want toen hij van M. achteruit moest rijden reed hij bijna tegen een hek. Maar al met al ging het toch wel goed, want R. had de vorige dag ook al een uur les gehad in een Morris. Toen was B. aan de beurt, die voor de eerste keer er nog niet veel van terecht bracht, want af en toe leek het er op of de wagen een “pot” teveel ophad en ook werd herhaaldelijk de opmerking “recht houden” gelanceerd. Mij durfden ze daar blijkbaar helemaal niet te laten rijden, want toen ik aan de beurt was, werd het voorstel gedaan een nog stillere weg op te zoeken. We gingen een eindje voorbij C & A op een weg, waar geen kip te zien was. Het enige wat we zagen waren 2 honden. Hier lieten ze mij rijden. De wagen scheen nu helemaal een stuk in zijn kraag te hebben en het rechts houden betekende voor mij de rechterhelft van de linkerkant. Toen ik moest stoppen deed ik dat met blijkbaar te veel animo, want M. kon zich nog net behoeden voor een formidabele duik door de voorruit. Toen R. weer aan de beurt was werd ook het traject in een recordtempo afgelegd en met B. ging het al stukken beter. Zelfs ik begon het een beetje door te krijgen en reed al een stuk beter, hoewel ik bij d draaiing aan het eind van de weg mijn gas te vroeg losliet, zodat ik midden in een bocht tot stilstand kwam. Een vrachtwagen, die net aan kwam rijden, werd totaal belemmerd, maar door het koelbloedig optreden van onze instructeur was ook dat euvel snel verholpen. Na nog een paar rondjes gereden te hebben werd besloten dat M. ons naar Punda zou rijden om wat te drinken. De snelheid was een beetje te groot om goed de bocht door te komen en misschien was de weg wel glad door olie of iets dergelijks. In ieder geval, toen we de bocht doorgingen zagen we de kant van de weg met een angstaanjagende snelheid op ons af komen. M. trok aan het stuur of zijn leven er van afhing, wat tot gevolg had dat we naar de andere kant van de weg zwenkten, recht op een personenauto af, die door een dame bestuurd werd. Ze kreeg de schrik van haar leven, toen ze ons deze capriolen zag maken en stond in een seconde op haar remmen. Op een afstand die de dame waarschijnlijk de doodsschrik bezorgde, zwenkten we weer naar de rechterkant van de weg en toen had M. de wagen gelukkig in zijn macht. Met open mond door de vrouw nagetuurd reden we rustig verder of er niets gebeurd was. Wijzelf hadden niet eens de tijd gehad om te schrikken, zo snel ging het allemaal en we lachten er maar een beetje om. Om half vijf reden we naar St. Michielsbaai, waar de bemanning van de Dubois zoals altijd aan het zwemmen was; we zouden “onze” wagen even laten zien. Hij werd dan ook van alle kanten bekeken en geprobeerd. “Nou wat vinden jullie van onze wagen”, vroeg R. Kok J. antwoorde: “Hier, die hebben een delegatie lopen waar je eng van wordt en dan beweren ze nog dat ze een wagen hebben gekocht”. “Ja, honderd piekies de man, sta van te kijken, hé”, zei R. als een echte Amsterdammer. Na deze raadselachtige uitlating reden we wer weg en gingen we naar het Zeemanshuis om een hap te eten. ’s Avonds gingen we naar de zelfde weg. Maar nu was het wat lastiger in verband met de duisternis. Maar algauw ging het beter en al spoedig hadden we geen moeilijkheden meer; alleen op een helling schakelde ik te langzaam, waardoor de wagen langzaam en toen steeds sneller achteruit begon te glijden; al mijn herinneringen oproepend, wat ik nu ook al weer moest doen, hoorde ik brullen! “Je handrem” ik zag die stang en trok er uit alle macht aan wat tot gevolg had, dat de wagen met een schok tot stilstand kwam. Toen hadden we er genoeg van steeds op de zelfde weg te rijden en we gingen naar Julianadorp. Nauwelijks aangekomen sloeg de motor af en wilde niet meer starten. Een behulpzame Julianadorpiaan bood zijn hulp aan om benzine te gaan halen in een fles en daarna was alles weer O.K. We werden alle vier uitgenodigd om wat te drinken bij de man thuis en zo werd een dag vol gespannen rijlessen gezellig besloten. Toen we ’s avonds bij de Dubois terugkwamen, werd er dan ook gezegd: “Dat doen we nog eens over” Ik kreeg spijt!!
Mijn zoontje Jan kwam bij mij staan En zei: “’k wou naar de speeltuin gaan”. Hij vroeg me toen direct daarna: “Krijg ik van U wat geld, papa”? Ik was niet erg in mijn humeur En had geen zin in dat gezeur. Ik zei hem daarom pertinent: “Je moet bij mij niet wezen, vent”. M’n zoontje zei toen heel beleefd: “Als U het als ’t U belieft me geeft, Dan zeg ik wat vanochtend blij de melkboer tegen mama zei”. Wat hij gezegd had liet me koud, Maar als je echt van je zoontje houdt…. Ik kreeg nu wel een beetje spijt Van mijn gebrek aan vriendelijkheid Ik gaf hem het geld en vroeg hem dan “Wat zei die melkboer toen wel, Jan”? Hij zweeg, maar hernam al gauw: “Hij zei: “ ’t is lekker weer mevrouw”! JOIN |
DE SCHRIKSECONDE BEDREIGT ELKE AUTOMOBILIST!!!
Het is een veel gebruikte term waar veel over werd geschreven, maar omdat in ons verkeer, deze (schrikseconde) een buitengewoon belangrijke factor moet heten, loont het zeker de moeite deze term eens te analyseren. Waarom spreekt men eigenlijk van een schrikseconde? Duurt de schrik wel een hele seconde? In een uitdrukking “verlamt van schrik” vinden we al een indicatie van wat er eigenlijk gebeurt als iemand schrikt; dan doet er zich een situatie voor die na verwacht en/of niet voorzien wordt, die schrik teweeg brengt en daardoor de spieractie nodig om zich tegen deze situatie teweer te stellen of er zich uit te redden, vertraagt. De genoemde seconde is dan de tijd die verloopt tussen het plotselinge schrikken en het zich weer uit die situatie kunnen redden, of liever gezegd, de tijd of het verloop tussen het waarnemen van een bepaalde situatie en de daarop volgende spieractie. Natuurlijk kost een reactie tijd: het oog neemt iets waar en geeft deze waarneming aan de hersenen door; daar wordt de waarneming geanalyseerd en het sein wordt aan de betreffende spierbundels gegeven, zich samen te trekken zodat bepaalde ledematen bepaalde bewegingen kunnen uitvoeren en daarvoor is namelijk tijd nodig; bij de een zal dit minder uitmaken dan bij de ander. Waarom zijn er verschillen? Allereerst hangen deze verschillen samen met de leeftijd en voorts in zeer sterke mate met de geoefendheid. Reeds op jeugdige leeftijd zijn er reflexen aanwezig, bv. Kinderen van zes of zeven jaar leren tegenwoordig op hun fietsjes al heel snel reageren, maar dit is niet voldoende. Men moet ook ervaring en inzicht krijgen. Dit gebeurt pas op latere leeftijd (14-26 jaar). Men kan, mits men goed fit blijft, deze snelle reacties behouden tot verrassend hoge leeftijd; pas dan zakt deze reactiesnelheid af. Dus wil men zijn reactiesnelheid (dus een “korte schrikseconde) lang behouden, dan moet men fit en getraind zijn. Dus dagelijks in het verkeer zijn en veel rijden is een vereiste. Ik sprak zojuist over een “korte schriksecond” en dat is een zeer aanvechtbare term. Beter zou men van een schriktijd kunnenspreken, want deze tijd varieert sterk: er zijn trage mensen echt traag, bij wie werkelijk een sekonde duurt voor ze van “hun schrik bekomen zijn” en gaan reageren. Vaak is dit veel korter en met allerlei apparaten kan deze tijd gemeten worden. Bij de coureurs die uit hoofde van hun beroep goed fit moeten zijn is deze reactietijd soms maar 0,12 tot 0,20 seconde, daarop volgt een groep zeer goede rijders en sportmensen die van 0,20 tot 0,30 seconden varieren. Ook tot 0,40 of 0,50 seconde kan U nog een goed rijder zijn vooral als men na de schrik ook op de juiste wijze reageert. Er bestaan dus grote onderlinge verschillen en sommige reageren vier of zes maal zo snel als andere. Om dit te demonstreren en tevens aan te tonen hoe belangrijk het reageren voor het verkeer is diene het volge: stel dat een automobilist met een in goede staat verkerende wagen met een gangetje van 72 km p.u. over de weg rijdt; een uiterst rustig toergangetje dus. Bij die snelheid legt hij dus 72.000 in 3600 seconden af oftewel 20 meter per seconde. Als nu die wagen bij die snelheid een remweg heeft van b.v. 23 meter en de rijder heeft een lange schriksekonde van 0,7 sec dan betekent dit, dat hij in een moeilijke situatie waarin remmen geboden is, eerst 14 meter (0,7 x 20) aflegt voor hij gaat remmen zodat zijn totale remmen (van waarneming eb schrik tot stilstand) dus 14 + 23 = 37 meter bedraagt. En nu wordt het vitale belang van de snelle reactie duidelijk, want de goedgetrainde die maar 0,3 sekonde nodig heeft om te handelen heeft maar “6 schrikmeters” zodat zijn totale remweg 6 + 23 = 29 meter wordt. Hij staat dus binnen een 8 meter kortere afstand stil. Ligt daar niet het verschil tussen dodelijk ongeval ebn de alleen maar geschrokken voetganger die alleen maar vlug over wilde steken? Is daar niet door een snel reageren een mensenleven gered? En dankzij de snelle reacties worden er op die wijze elke dag duizenden levens gered. Bij hogere snelheden zijn deze “gewonnen meters” natuurlijker noch veel belangrijker. Het reduceren van de schriktijd is daarom van het grootste belang. Om dit te bereiken zijn er twee mogelijkheden; de eerste is die van de lichamelijk fitheid en de tweede is die van het comfort in de wagen. Naast de lichamelijke fitheid die sterk bevorderd wordt door niet roken, niet drinken en veel aan sport doen, moet ik de geestelijke fitheid noemen, want als men veel piekert of zware dingen nadenkt, kan men, door afgeleid te zijn, vaak een lange schriktijd hebben. Daarom moet men tijdens het rijden niet rondkijken of uitvoerig praten met de achterinzittenden. Het comfort is eveneens uiterst belangrijk, want wie niet goed achter het stuur zit, onvoldoende beensteun heeft, scheef hangt of zich aan zijn stuurwiel optrekt, rugpijn etc. krijgt, kan ook niet snel reageren en dit wreekt zich altijd in moeilijke situaties. Uw schriktijd kunt u dus verkorten door de volgende regels in acht te nemen:
Wanneer u daarbij veel aan sport doet (vooral sport waarbij snelle reacties nodig zijn, zoals tennis, badminton of boksen) kunt u uw schrikseconde zeer verkorten tot heil van uzelf en vele anderen. Neem deze punten goed door, vooral zij, die pas een nieuwe wagen aangeschaft hebben, zodat het u ook geen financiele strop zal opleveren bijv. beschadiging van portier, bumpers, spatborden e.d. |
HIJ GELOOFDE HET NIET !!!!!!!!
“Luister daar heb je het weer” zei ik.
Mijn vriend Conrad hief zijn hoofd omhoog en luisterde.
Er woede een verschrikkelijke storm om het eenzame landhuis, dat ik ruim een jaar geleden gekocht had. We hadden het licht uitgedaan en de felle bliksemschichten verlichten bij tussenpozen het donkere vertrek.
Ik vervolgde: “dit is nu al een jaar zo, telkens als het onweert hoor ik dit geluid”.
Het geluid kwam van boven en klonk als een licht stommelen. Alsof er iets of iemand voortdurend heen en weer liep.
“Waarom ga je dan niet naar boven om te kijken of er iets aan de hand is”? vroeg Conrad.
“Dat heb ik gedaan, de allereerste keer dat ik het hoorde”.
“En..”?
“Wat ik toen zag is niet na te vertellen. Over de vliering liep een monster, zijn felgele ogen keken in mijn richting en er steeg een bloeddorstig gegrom op uit zijn keel”!!
“Wat was het voor een soort beest”?
“Het was geen beest maar een mens met grote klauwen en slagtanden. Om hem heen lagen allemaal mensenbeenderen en andere overblijfselen” ik huiverde nog bij de gedachte.
“Wat gebeurde er verder”? vroeg Conrad.
“Ik gooide het luik dicht en nadien ben ik nooit meer naar boven geweest”.
“Waarom ben je niet naar de politie gegaan”?
“Ook dat heb ik gedaan, maar toen ik met mijn fantastisch verhaal aankwam, zeiden ze, dat ik maar eens met een dokter moest gaan praten. Ik probeerde het hub te bewijzen, maar als ik niet alleen was gebeurde er niets. De politie is verschillende malen boven geweest, maar heeft niets gevonden. Ze konden ook niet ontdekken waardoor het geluid werd voortgebracht, maar toch weet ik zeker dat mijn ogen me de eerste keer niet hebben bedrogen”.
Ik kon duidelijk zien dat Conrad alleen uit beleefdheid niet in lachen uitbarstte. Zoals alle anderen die ik dit verhaal heb verteld, twijfelde ook hij een beetje aan zijn verstand. Zelfs nu hij, na mij als eerste het geluid hoorde. Ik liep naar het raam en keek naar buiten: waarom was ik niet allang van dit vervloekte huis weggegaan? Het enige antwoord wat ik hierop wist te bedenken was louter nieuwsgierigheid, om te ontdekken wat het geheim van dit alles inhield, zodat ik wel genoodzaakt was om te blijven. Maar was het wel juist dat ik bleef? Ik voelde dat ik langzamerhand krankzinnig zou worden, met dat afschuwelijke beeld nog voor m’n ogen en niemand die me wilde geloven.
Buiten wakkerde de wind aan, de bomen begonnen diep onder de zware last die ze te verduren kregen. Ik hoorde dat Conrad opstond en een sigaret opstak. “Ik zal eerlijk zijn ik geloof je niet. Het beste lijkt me dat we met z’n tweeën gaan kijken, er moet iets zijn dat door de wind wordt bewogen”, zei hij. Weer flitste een felle bliksemschicht langs de hemel en een onderdeel van een seconde kon ik zijn gezichtstrekken waarnemen; hij was volkomen rustig, in tegenstelling tot mij, want terwijl hij deze woorden sprak voelde ik het klamme zweet langs m’n rug lopen. Het gestommel begon weer en Conrad liep naar de trap die naar de vliering leidde. Ik ging hem als een automaat achterna. Hij tilde het luik op en ik sloot m’n ogen, wachten op een gil die uit zijn keel zou ontsnappen. Maar er gebeurde niets. Ik volgde hem door het luik naar boven en keek rond; ik dacht nu werkelijk dat ik krankzinnig was geworden, want op de vliering was niets anders te zien dan een paar oude meubelen, terwijl het gestommel toch duidelijk te horen was. Was het dan toch de wind? Nee, ik had het toch duidelijk gezien……………. Het begon me te duizelen, ik kon m’n gedachten niet meer concentreren en de stem van Conrad deed me schrikken. “Haal even een lamp of een kaars, dan kunnen we zien wat er beweegt”. Als een robot ging ik naar beneden, maar nauwelijks had ik de kast bereikt, waarin ik m’n zaklantaarn bewaarde, toen ik een ijselijke gil hoorde. Ik herkende weer het bloeddorstige gegrom, hoorde de hysterische stem van Conrad.
“NEE, DAT IS NIET MOGELIJK, IN GODSNAAM, CHRIS, HELP ME”!!!
Dan volgde het gereutel van een stervende en als gehypnotiseerd liep ik naar de deur en stapte de donkere nacht in, de richting van het dorp uit.
Ik had maar één doel, ik zou de politie gaan inlichten, alleen…………………………………………
ZOU IEMAND MIJ GELOVEN??!!
“Luister daar heb je het weer” zei ik.
Mijn vriend Conrad hief zijn hoofd omhoog en luisterde.
Er woede een verschrikkelijke storm om het eenzame landhuis, dat ik ruim een jaar geleden gekocht had. We hadden het licht uitgedaan en de felle bliksemschichten verlichten bij tussenpozen het donkere vertrek.
Ik vervolgde: “dit is nu al een jaar zo, telkens als het onweert hoor ik dit geluid”.
Het geluid kwam van boven en klonk als een licht stommelen. Alsof er iets of iemand voortdurend heen en weer liep.
“Waarom ga je dan niet naar boven om te kijken of er iets aan de hand is”? vroeg Conrad.
“Dat heb ik gedaan, de allereerste keer dat ik het hoorde”.
“En..”?
“Wat ik toen zag is niet na te vertellen. Over de vliering liep een monster, zijn felgele ogen keken in mijn richting en er steeg een bloeddorstig gegrom op uit zijn keel”!!
“Wat was het voor een soort beest”?
“Het was geen beest maar een mens met grote klauwen en slagtanden. Om hem heen lagen allemaal mensenbeenderen en andere overblijfselen” ik huiverde nog bij de gedachte.
“Wat gebeurde er verder”? vroeg Conrad.
“Ik gooide het luik dicht en nadien ben ik nooit meer naar boven geweest”.
“Waarom ben je niet naar de politie gegaan”?
“Ook dat heb ik gedaan, maar toen ik met mijn fantastisch verhaal aankwam, zeiden ze, dat ik maar eens met een dokter moest gaan praten. Ik probeerde het hub te bewijzen, maar als ik niet alleen was gebeurde er niets. De politie is verschillende malen boven geweest, maar heeft niets gevonden. Ze konden ook niet ontdekken waardoor het geluid werd voortgebracht, maar toch weet ik zeker dat mijn ogen me de eerste keer niet hebben bedrogen”.
Ik kon duidelijk zien dat Conrad alleen uit beleefdheid niet in lachen uitbarstte. Zoals alle anderen die ik dit verhaal heb verteld, twijfelde ook hij een beetje aan zijn verstand. Zelfs nu hij, na mij als eerste het geluid hoorde. Ik liep naar het raam en keek naar buiten: waarom was ik niet allang van dit vervloekte huis weggegaan? Het enige antwoord wat ik hierop wist te bedenken was louter nieuwsgierigheid, om te ontdekken wat het geheim van dit alles inhield, zodat ik wel genoodzaakt was om te blijven. Maar was het wel juist dat ik bleef? Ik voelde dat ik langzamerhand krankzinnig zou worden, met dat afschuwelijke beeld nog voor m’n ogen en niemand die me wilde geloven.
Buiten wakkerde de wind aan, de bomen begonnen diep onder de zware last die ze te verduren kregen. Ik hoorde dat Conrad opstond en een sigaret opstak. “Ik zal eerlijk zijn ik geloof je niet. Het beste lijkt me dat we met z’n tweeën gaan kijken, er moet iets zijn dat door de wind wordt bewogen”, zei hij. Weer flitste een felle bliksemschicht langs de hemel en een onderdeel van een seconde kon ik zijn gezichtstrekken waarnemen; hij was volkomen rustig, in tegenstelling tot mij, want terwijl hij deze woorden sprak voelde ik het klamme zweet langs m’n rug lopen. Het gestommel begon weer en Conrad liep naar de trap die naar de vliering leidde. Ik ging hem als een automaat achterna. Hij tilde het luik op en ik sloot m’n ogen, wachten op een gil die uit zijn keel zou ontsnappen. Maar er gebeurde niets. Ik volgde hem door het luik naar boven en keek rond; ik dacht nu werkelijk dat ik krankzinnig was geworden, want op de vliering was niets anders te zien dan een paar oude meubelen, terwijl het gestommel toch duidelijk te horen was. Was het dan toch de wind? Nee, ik had het toch duidelijk gezien……………. Het begon me te duizelen, ik kon m’n gedachten niet meer concentreren en de stem van Conrad deed me schrikken. “Haal even een lamp of een kaars, dan kunnen we zien wat er beweegt”. Als een robot ging ik naar beneden, maar nauwelijks had ik de kast bereikt, waarin ik m’n zaklantaarn bewaarde, toen ik een ijselijke gil hoorde. Ik herkende weer het bloeddorstige gegrom, hoorde de hysterische stem van Conrad.
“NEE, DAT IS NIET MOGELIJK, IN GODSNAAM, CHRIS, HELP ME”!!!
Dan volgde het gereutel van een stervende en als gehypnotiseerd liep ik naar de deur en stapte de donkere nacht in, de richting van het dorp uit.
Ik had maar één doel, ik zou de politie gaan inlichten, alleen…………………………………………
ZOU IEMAND MIJ GELOVEN??!!
Vervolg: Terreur over Tokio.
“Neem alles mee naar het lab voor een onderzoek en breng mij rapport uit”.
Mike stapte in zijn wagen en rijdt naar zijn bureau terug. Daar aangekomen overdenkt hij het waanzinnige van het geval nog eens. Moord……..? het is gewoon krankzinnig om te bedenken dat de moordenaar zijn slachtoffer heeft uitgekleed, de kleding neergelegd en het naakte lijk meegenomen. Maar wat dan? Een misplaatste grap misschien? Maar waarom dan die koffer met die splinternieuwe bankbiljetten die naar het scheen net uit de National Bank vandaan kwamen? Nee , er zat meer achter dit mysterie. Mike grijpt naar het telefoontoestel en draait het nummer van Radio Tokio.
Lida Johnson steekt een sigaret op en zet de radio aan; haar handen trillen nerveus, Phil is nog niet teruggekeerd, nadat hij gisteravond wegging. Ze weet al geruime tijd van zijn smerige praktijken af en haar liefde voor hem was reeds lang verdwenen? Maar ze kon zich niet van hem laten scheiden, want Phil dreigde haar verleden bekend te maken als ze niet bij hem bleef. Lida was zangeres in een nachtclub geweest en had meerdere malen na afloop van de voorstellingen mannen meegenomen naar haar kamer en samen met hen de nacht doorgebracht. Toen Phil was gekomen was ze op slag verliefd op hem en ze dacht dat hij ook van haar hield. Maar zijn plezietjes, betaald met gestolen geld, gingen hem boven zijn vrouw. Hij wilde haar alleen als vrouw bezitten zoals hij alles voor zich alleen wilde hebben.
Haar blik richtte zich weer op de klok: tien uur ’s morgens en nog steeds niets van Phil gehoord, zou hij gegrepen zijn”?
Haar mooie gezichtje trilt van ingehouden spanning en ze steekt een nieuw sigaret op. In stilte hoop ze dat hij is gegrepen, dan zal ze eindelijk van zijn brute optreden verlost zijn. De radio onderbreekt haar programma en uit de luidsprekers klinkt: “Hier volgt een extra politie-bericht. Vanmorgen vroeg is de kleding van een onbekend persoon gevonden. Tevens een gouden polshorloge van het merk “Omega” met inscriptie: Van je liefste Lida”. De kleding ziet er als volgt uit……….
Met ingehouden adem staarde Lida naar het toestel. Wat is er in hemelsnaam gebeurd? Wankelend staat ze op en loopt naar het telefoontoestel.
………..lage zwarte schoenen maat tweeënveertig. Degenen, die inlichtingen kunnen verschaffen worden verzocht zich in verbinding te stellen met de politie onder nummer……….
Met trillende vingers vormt Lida het nummer en zij schrikt als ze de stem van de dienstdoende agent hoort.
“U spreekt met Lida Johnson, de vrouw van de persoon, wiens kleding vanmorgen gevonden is”.
“Kunt U zo snel mogelijk naar het hoofdbureau komen mevrouw”?
Zwijgend legt Lida de hoorn op, ze pakt haar mantel en gaat naar buiten……….
(wordt vervolgd)
“Neem alles mee naar het lab voor een onderzoek en breng mij rapport uit”.
Mike stapte in zijn wagen en rijdt naar zijn bureau terug. Daar aangekomen overdenkt hij het waanzinnige van het geval nog eens. Moord……..? het is gewoon krankzinnig om te bedenken dat de moordenaar zijn slachtoffer heeft uitgekleed, de kleding neergelegd en het naakte lijk meegenomen. Maar wat dan? Een misplaatste grap misschien? Maar waarom dan die koffer met die splinternieuwe bankbiljetten die naar het scheen net uit de National Bank vandaan kwamen? Nee , er zat meer achter dit mysterie. Mike grijpt naar het telefoontoestel en draait het nummer van Radio Tokio.
Lida Johnson steekt een sigaret op en zet de radio aan; haar handen trillen nerveus, Phil is nog niet teruggekeerd, nadat hij gisteravond wegging. Ze weet al geruime tijd van zijn smerige praktijken af en haar liefde voor hem was reeds lang verdwenen? Maar ze kon zich niet van hem laten scheiden, want Phil dreigde haar verleden bekend te maken als ze niet bij hem bleef. Lida was zangeres in een nachtclub geweest en had meerdere malen na afloop van de voorstellingen mannen meegenomen naar haar kamer en samen met hen de nacht doorgebracht. Toen Phil was gekomen was ze op slag verliefd op hem en ze dacht dat hij ook van haar hield. Maar zijn plezietjes, betaald met gestolen geld, gingen hem boven zijn vrouw. Hij wilde haar alleen als vrouw bezitten zoals hij alles voor zich alleen wilde hebben.
Haar blik richtte zich weer op de klok: tien uur ’s morgens en nog steeds niets van Phil gehoord, zou hij gegrepen zijn”?
Haar mooie gezichtje trilt van ingehouden spanning en ze steekt een nieuw sigaret op. In stilte hoop ze dat hij is gegrepen, dan zal ze eindelijk van zijn brute optreden verlost zijn. De radio onderbreekt haar programma en uit de luidsprekers klinkt: “Hier volgt een extra politie-bericht. Vanmorgen vroeg is de kleding van een onbekend persoon gevonden. Tevens een gouden polshorloge van het merk “Omega” met inscriptie: Van je liefste Lida”. De kleding ziet er als volgt uit……….
Met ingehouden adem staarde Lida naar het toestel. Wat is er in hemelsnaam gebeurd? Wankelend staat ze op en loopt naar het telefoontoestel.
………..lage zwarte schoenen maat tweeënveertig. Degenen, die inlichtingen kunnen verschaffen worden verzocht zich in verbinding te stellen met de politie onder nummer……….
Met trillende vingers vormt Lida het nummer en zij schrikt als ze de stem van de dienstdoende agent hoort.
“U spreekt met Lida Johnson, de vrouw van de persoon, wiens kleding vanmorgen gevonden is”.
“Kunt U zo snel mogelijk naar het hoofdbureau komen mevrouw”?
Zwijgend legt Lida de hoorn op, ze pakt haar mantel en gaat naar buiten……….
(wordt vervolgd)
EN ALS U “KOMT TE STAAN”
Meestal hebt u dan geen benzine meer. Ik kwam een te staan, terwijl mij bezinemeter nog op twintig en belde dus de garage op. De service-auto kwam, de monteur sprong eruit, ontdekte dat mijn bezinetank leeg was en mijn benzinemeter kapot. Als u dus regelmatig de getankte hoeveelheden benzine en de kilometrstanden in een boekje bijhoudt, heeft u altijd een administratieve controle op de tankinhoud bij de hand. Bij enkele automerken kan men overigens met een stok de tank peilen, voordat men (misschien nodeloos) een garage opbelt. Als u wel benzine hebt, congtroleer dan of uw benzinepomp nog werkt: u neemt de leiding los bij de carburateur en laat iemand anders op de starter drukken (versnellingshandle éérst in de vrijloop zetten), komt er dan benzine uit dan doet de pomp het nog wel, maar dan ka de carburateur vervuild zijn zodat de sproeiers verstopt geraakten. Als u daar een uurtje op oefend blijkt het demonteren van de sproeiers met een klein sleuteltje een simpele zaak te zijn. Het doorblazen van de sproeiers smaakt vies, maar het is onderweg de enigste manier. Als na montage de motor het nog vertikt, kunt u zien of de bobine nog haar plicht doet door een bougiekabel los te maken en het blanke end, of de stekker, vlak bij massa (het motorblok) te houden, als u nu iemand laat starten (denk an de vrijloop!) moet de kabel een flinke vonk trekken. Als de benzinepomp geen benzine laat spuiten uit de aanvoerleiding van de carburateur, hoewel er positief benzine in de tank zit, zijn er twee mogelijkheden: de benzinepomp is stuk of de leiding van de tank naar de benzinepomp is verstopt. Aangezien bij de meeste wagens deze leiding laag gemonteerd is, zal na het losnemen bij de pomp en nog dieper naar beneden buigen, de benzine er vrijelijk uit moeten stromen. Vermoedt u een verstopping, dan kunt u proberen die leiding door te blazen, u neemt de leiding in de mond (BAH) en u zet er alle kracht op die u kunt brengen. Voor u dat doet, draait u eerst de dop van de benzinetank open en laat iemand luisteren boven de opening of hij de lucht hoort borrelen. Als de benzineleiding niet verstopt is en de bobine een flinke vonk geeft, kunt u verder niets doen dan zo vlug mogelijk hulp zien te krijgen. Bent u wat meer deskundig, dan kunt u nog de verdeelkap van de onderbreker nemen en controleren of de puntjes nog wel lichten. Zo nee, dan kunt u dit met een schroevendraaier op de gis vaststellen tot zij even lichten, om de zaak in de eerstvolgende garage te laten afstellen met “voelertje” en controlelampje. Als u een wagen rijdt met de motor achterin, die wordt “gecommandeerd” door kabels van de pedalen naar de koppeling, choke en smoorklep, en de kabel van de koppeling breekt, start dan de auto terwijl de eerste versnelling staat ingeschakeld. Als de motor koud is , doe het dan met open choke. De motor slaat aan en u kunt langzaam naar een gerage rijden. Sommigen kunnen zelfs schakelen zonder ontkoppelen, maar dat moet u maar niet proberen als u niet zeker weet dat u die handigheid hebt. Als u moet remmen tot stilstaan: tegelijk contact afzetten. Als de kabel van de smoorklep breekt, kunt u de choke-kabel aan de smoorklep bevestigen en gas geven door met de hand aan de choke-knop te trekken. Als de choke-kabel breekt, laat u iemand met de hand de klep sluiten, terwijl u start. Neem, als u naar het buitenland gaat, waar uw merk geen gemeengoed is op alle wegen, een zogenaamd “reoaratiepakket” mee; uw garage maakt het voor u klaar en berekent u niets als u het later terugbrengt zonder iets te hebben gebruikt. De douane legt u geen moeilijkheden in de weg. De onderdeeltjes in het reparatiepaket kunnen onderweg het hele verschil uitmaken tussen een bedorven vakantie en vrolijk verder reizen. Neem ook een complete “lampenset”Compleet: dat betekent ook lampjes voor eventuele instrumentenbord-controle (oliedruk, spanningregelaar), richtingaanwijzers enz.
Het laatse artikel in deze serie heet
…Onderhoud…
Meestal hebt u dan geen benzine meer. Ik kwam een te staan, terwijl mij bezinemeter nog op twintig en belde dus de garage op. De service-auto kwam, de monteur sprong eruit, ontdekte dat mijn bezinetank leeg was en mijn benzinemeter kapot. Als u dus regelmatig de getankte hoeveelheden benzine en de kilometrstanden in een boekje bijhoudt, heeft u altijd een administratieve controle op de tankinhoud bij de hand. Bij enkele automerken kan men overigens met een stok de tank peilen, voordat men (misschien nodeloos) een garage opbelt. Als u wel benzine hebt, congtroleer dan of uw benzinepomp nog werkt: u neemt de leiding los bij de carburateur en laat iemand anders op de starter drukken (versnellingshandle éérst in de vrijloop zetten), komt er dan benzine uit dan doet de pomp het nog wel, maar dan ka de carburateur vervuild zijn zodat de sproeiers verstopt geraakten. Als u daar een uurtje op oefend blijkt het demonteren van de sproeiers met een klein sleuteltje een simpele zaak te zijn. Het doorblazen van de sproeiers smaakt vies, maar het is onderweg de enigste manier. Als na montage de motor het nog vertikt, kunt u zien of de bobine nog haar plicht doet door een bougiekabel los te maken en het blanke end, of de stekker, vlak bij massa (het motorblok) te houden, als u nu iemand laat starten (denk an de vrijloop!) moet de kabel een flinke vonk trekken. Als de benzinepomp geen benzine laat spuiten uit de aanvoerleiding van de carburateur, hoewel er positief benzine in de tank zit, zijn er twee mogelijkheden: de benzinepomp is stuk of de leiding van de tank naar de benzinepomp is verstopt. Aangezien bij de meeste wagens deze leiding laag gemonteerd is, zal na het losnemen bij de pomp en nog dieper naar beneden buigen, de benzine er vrijelijk uit moeten stromen. Vermoedt u een verstopping, dan kunt u proberen die leiding door te blazen, u neemt de leiding in de mond (BAH) en u zet er alle kracht op die u kunt brengen. Voor u dat doet, draait u eerst de dop van de benzinetank open en laat iemand luisteren boven de opening of hij de lucht hoort borrelen. Als de benzineleiding niet verstopt is en de bobine een flinke vonk geeft, kunt u verder niets doen dan zo vlug mogelijk hulp zien te krijgen. Bent u wat meer deskundig, dan kunt u nog de verdeelkap van de onderbreker nemen en controleren of de puntjes nog wel lichten. Zo nee, dan kunt u dit met een schroevendraaier op de gis vaststellen tot zij even lichten, om de zaak in de eerstvolgende garage te laten afstellen met “voelertje” en controlelampje. Als u een wagen rijdt met de motor achterin, die wordt “gecommandeerd” door kabels van de pedalen naar de koppeling, choke en smoorklep, en de kabel van de koppeling breekt, start dan de auto terwijl de eerste versnelling staat ingeschakeld. Als de motor koud is , doe het dan met open choke. De motor slaat aan en u kunt langzaam naar een gerage rijden. Sommigen kunnen zelfs schakelen zonder ontkoppelen, maar dat moet u maar niet proberen als u niet zeker weet dat u die handigheid hebt. Als u moet remmen tot stilstaan: tegelijk contact afzetten. Als de kabel van de smoorklep breekt, kunt u de choke-kabel aan de smoorklep bevestigen en gas geven door met de hand aan de choke-knop te trekken. Als de choke-kabel breekt, laat u iemand met de hand de klep sluiten, terwijl u start. Neem, als u naar het buitenland gaat, waar uw merk geen gemeengoed is op alle wegen, een zogenaamd “reoaratiepakket” mee; uw garage maakt het voor u klaar en berekent u niets als u het later terugbrengt zonder iets te hebben gebruikt. De douane legt u geen moeilijkheden in de weg. De onderdeeltjes in het reparatiepaket kunnen onderweg het hele verschil uitmaken tussen een bedorven vakantie en vrolijk verder reizen. Neem ook een complete “lampenset”Compleet: dat betekent ook lampjes voor eventuele instrumentenbord-controle (oliedruk, spanningregelaar), richtingaanwijzers enz.
Het laatse artikel in deze serie heet
…Onderhoud…
13 AUGUSTUS 1963 1STE JAARGANG NO.8
Deze scheepskrant wordt uitgegeven onder verantwoording van: Berts, R.H. Geleynse, J.A. Gringhuis, A. en Pleysier, H. De copy dient iedere donderdag ten 12.00uur in het bezit te zijn van de redactie. Het honorarium bedraagt NA fl. 1,- per gepubliceerde bladzijde. Plaatsing van ingezonden copy betekent niet dat de redactie de zelfde mening is toegedaan als de inzender. De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden copy niet te publiceren. De abonnementsprijs bedraagt NA fl. 0,05 per maand per opvarende. Per 4 man wordt 1 krant verstrekt. Advertenties: NA fl. 1,- per regel.
Deze scheepskrant wordt uitgegeven onder verantwoording van: Berts, R.H. Geleynse, J.A. Gringhuis, A. en Pleysier, H. De copy dient iedere donderdag ten 12.00uur in het bezit te zijn van de redactie. Het honorarium bedraagt NA fl. 1,- per gepubliceerde bladzijde. Plaatsing van ingezonden copy betekent niet dat de redactie de zelfde mening is toegedaan als de inzender. De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden copy niet te publiceren. De abonnementsprijs bedraagt NA fl. 0,05 per maand per opvarende. Per 4 man wordt 1 krant verstrekt. Advertenties: NA fl. 1,- per regel.