SCHEEPSKRANT HR. MS. “DUBOIS”
1STE JAARGANG NR. 12
1STE JAARGANG NR. 12
Deel 2. Wekelijks feuilleton door
I N J O
“ T E R R E U R O V E R R O T T E R D A M”
Toen werd het angstig stil. De regen viel in stromen neer en ik voelde nu pas hoe koud en nat ik was. Langzaam stak ik m’n hoofd om de hoek van de schoorsteen en keek naar de plaats waar het laatste schot vandaan was gekomen. Ik bedacht dat hij wel langs de brandladder ontsnapt zou zijn en liep naar de rand van het dak. Ik keek naar beneden en m’n aandacht werd getrokken door een zwarte Mercedes, die met open portieren op iets wachtte. Het duurde niet lang want ze werden gesloten, alleen: er was niemand ingestapt!!
De wagen gaf gas en reed met grote snelheid onder mij langs. Plotseling zag ik uit één van de portierraampjes de loop van een vuurwapen tevoorschijn komen. Als een blok liet ik mij achterovervallen en belande zodoende in een plas die me aan een openluchtzwembad in de winter deed denken. Ik liep naar de brandladder terug en zakte weer af naar het raam van m’n appartement.
Henk Bos kwam tegelijkertijd de deur van m’n kantoor binnen. En daar stond ik, het water droop uit m’n kleding en met m’n bebloede handen waarin ik m’n revolver nog hield moest ik wel een zeer indrukwekkende gedachte bij hem opgewekt.
Kitty had als eerst haar positieven bij elkaar en schonk een whiskey voor me in. Toen hielp ze me ontdoen van m’n natte kleren en op dat ogenblik wenste ik dat Henk vijf minuten later was gekomen. Ze haalde mijn kamerjas en stak een sigaret voor me aan. Toen vond ze blijkbaar dat ze genoeg voor me had gedaan, want ik moest zelf een stoel pakken om te kunnen zitten. Eindelijk had Henk de uitmuntende gedachte dat hij hier niet voor niets was gekomen en hij vroeg: “En wat ga je nu weer voor mooi verhaaltje vertellen? Wou je soms beweren dat je de moordenaar zag en hem hebt achtervolgd”? “Je bent verd…….. dicht bij de waarheid, Henk. Maar laten we eerst even vaststellen dat ik de moordenaar of wie het ook geweest mag zijn, niet heb gezien, alleen maar gehoord! Maar laten we bij het begin beginnen. Vanmorgen belde Kitty me op en…………”
--------
Glimlachend keek ik naar de afdeling Moordzaken die als een zwerm bijen m’n kantoor was komen binnenvallen. Ik kon me nog steeds niet voorstellen dat de politie een moordzaak op kon lossen met stukken krijt en meetlinten. Ik voelde me dan ook al gauw overbodig worden en begon me langzaam naar de deuropening terug te trekken. Ik vroeg me af waarom ik de mensen op straat stil zag staan en lachend naar me kijken. Toen keek ik naar beneden en zag m’n naakte benen onder de kamerjas uitkomen, ik moest wel een belachelijke indruk maken. Als een raket dook ik in mijn wagen en reed weg. Thuis gekomen nam ik een afwisselende hete en koude douche en toen ik me weer tien jaar jonger voelde zocht ik tussen de kranten naar een bepaald artikel. Ik vond wat ik zocht en snel las ik het artikel door. Toen had ik wat ik weten wilde, professor Reumer had een villa even buiten Rotterdam aan de Groene Kruisweg. Ik voelde er veel voor daar eens een kijkje te gaan nemen. Zorgvuldig haalde ik m’n revolver schoon en herlade hem. Ik trok een schoon pak aan en begaf me op weg. Het had zowaar opgehouden met regenen en zelfs de zon probeerde door te komen. Met snelle pas kwam er een knappe jongedame op me toe lopen en vroeg: “Pardon heeft U misschien een vuurtje voor me”? Ik begon naar mijn aansteker te zoeken met een ijver die ik speciaal voor zulke gelegenheden in reserve houd. Opeens zei ze: “Rijd dadelijk gewoon weg maar niet langer dan drie minuten want in uw wagen ligt een tijdbom. Vlug geef me vuur, we worden bespied”. Met open mond voorzag ik haar van het gevraagde en voordat ik wat had kunnen zeggen was ze weggetrippeld.
Drie minuten, schoot het door mijn hoofd en snel stapte ik in mijn wagen. Ik reed zo vlog mogelijk een zijstraat in en opende de motorkap. Daar zag ik het ding liggen en stelde het buiten werking. Zorgvuldig borg ik het op, misschien kwam me dat ding nog eens te pas.
Bij de villa aangekomen, reed ik achter langs, want ik wilde niet dat men vanaf de weg kon zien dat het huis een bezoeker had. De villa was geheel wit geschilderd en de tuin ervoor was keurig onderhouden. De gordijnen waren overal voor de ramen geschoven. Ik liep op de achterdeur toe en bekeek het zegel door de politie aangebracht. Het was verbroken!
Ik was op mijn hoede, het kon natuurlijk al eerder gebeurd zijn, maar evengoed net voor mij. Voorzichtig doen was niet nodig want als iemand zich in het huis bevond had hij toch mijn wagen al gehoord. Met een ruk trok ik de deur open en sprong terzijde. Toen er niets gebeurde sprong ik naar binnen en keek vliegensvlug in het rond. Ik bevond mij in de hal en behalve een paraplubak en een levensgrote plant, waarvan de bladeren tot de zoldering reikten, was het vertrek leeg. Voorzichtig liep ik op een deur tegenover mij toe en gaf er een trap tegen. Eén blik was voldoende om te zien dat de gordijnen tegen de wand aan de andere kant van de kamer zachtjes bewogen en een kleine lichtspleet veroorzaakten. Als een blok liet ik me in elkaar zakken, maar m’n reactie was niet snel genoeg om een brandende pijn in m’n borst te voorkomen. Ik probeerde m’n revolver te pakken, die uit mijn vingers was gegleden maar slaagde daar niet in. Elk ogenblik verwachtte ik het genadeschot te zullen horen, toen kwam het, maar niet ik, maar m’n tegenstander uitte een kreet van pijn. Het was vlakbij me en weer zag ik niemand!! Er klonken snelle voetstappen, de gordijnen weken vaneen en er was geluid van brekend glas. Toen zonk ik weg in een inktzwarte duisternis
(wordt vervolgd)
I N J O
“ T E R R E U R O V E R R O T T E R D A M”
Toen werd het angstig stil. De regen viel in stromen neer en ik voelde nu pas hoe koud en nat ik was. Langzaam stak ik m’n hoofd om de hoek van de schoorsteen en keek naar de plaats waar het laatste schot vandaan was gekomen. Ik bedacht dat hij wel langs de brandladder ontsnapt zou zijn en liep naar de rand van het dak. Ik keek naar beneden en m’n aandacht werd getrokken door een zwarte Mercedes, die met open portieren op iets wachtte. Het duurde niet lang want ze werden gesloten, alleen: er was niemand ingestapt!!
De wagen gaf gas en reed met grote snelheid onder mij langs. Plotseling zag ik uit één van de portierraampjes de loop van een vuurwapen tevoorschijn komen. Als een blok liet ik mij achterovervallen en belande zodoende in een plas die me aan een openluchtzwembad in de winter deed denken. Ik liep naar de brandladder terug en zakte weer af naar het raam van m’n appartement.
Henk Bos kwam tegelijkertijd de deur van m’n kantoor binnen. En daar stond ik, het water droop uit m’n kleding en met m’n bebloede handen waarin ik m’n revolver nog hield moest ik wel een zeer indrukwekkende gedachte bij hem opgewekt.
Kitty had als eerst haar positieven bij elkaar en schonk een whiskey voor me in. Toen hielp ze me ontdoen van m’n natte kleren en op dat ogenblik wenste ik dat Henk vijf minuten later was gekomen. Ze haalde mijn kamerjas en stak een sigaret voor me aan. Toen vond ze blijkbaar dat ze genoeg voor me had gedaan, want ik moest zelf een stoel pakken om te kunnen zitten. Eindelijk had Henk de uitmuntende gedachte dat hij hier niet voor niets was gekomen en hij vroeg: “En wat ga je nu weer voor mooi verhaaltje vertellen? Wou je soms beweren dat je de moordenaar zag en hem hebt achtervolgd”? “Je bent verd…….. dicht bij de waarheid, Henk. Maar laten we eerst even vaststellen dat ik de moordenaar of wie het ook geweest mag zijn, niet heb gezien, alleen maar gehoord! Maar laten we bij het begin beginnen. Vanmorgen belde Kitty me op en…………”
--------
Glimlachend keek ik naar de afdeling Moordzaken die als een zwerm bijen m’n kantoor was komen binnenvallen. Ik kon me nog steeds niet voorstellen dat de politie een moordzaak op kon lossen met stukken krijt en meetlinten. Ik voelde me dan ook al gauw overbodig worden en begon me langzaam naar de deuropening terug te trekken. Ik vroeg me af waarom ik de mensen op straat stil zag staan en lachend naar me kijken. Toen keek ik naar beneden en zag m’n naakte benen onder de kamerjas uitkomen, ik moest wel een belachelijke indruk maken. Als een raket dook ik in mijn wagen en reed weg. Thuis gekomen nam ik een afwisselende hete en koude douche en toen ik me weer tien jaar jonger voelde zocht ik tussen de kranten naar een bepaald artikel. Ik vond wat ik zocht en snel las ik het artikel door. Toen had ik wat ik weten wilde, professor Reumer had een villa even buiten Rotterdam aan de Groene Kruisweg. Ik voelde er veel voor daar eens een kijkje te gaan nemen. Zorgvuldig haalde ik m’n revolver schoon en herlade hem. Ik trok een schoon pak aan en begaf me op weg. Het had zowaar opgehouden met regenen en zelfs de zon probeerde door te komen. Met snelle pas kwam er een knappe jongedame op me toe lopen en vroeg: “Pardon heeft U misschien een vuurtje voor me”? Ik begon naar mijn aansteker te zoeken met een ijver die ik speciaal voor zulke gelegenheden in reserve houd. Opeens zei ze: “Rijd dadelijk gewoon weg maar niet langer dan drie minuten want in uw wagen ligt een tijdbom. Vlug geef me vuur, we worden bespied”. Met open mond voorzag ik haar van het gevraagde en voordat ik wat had kunnen zeggen was ze weggetrippeld.
Drie minuten, schoot het door mijn hoofd en snel stapte ik in mijn wagen. Ik reed zo vlog mogelijk een zijstraat in en opende de motorkap. Daar zag ik het ding liggen en stelde het buiten werking. Zorgvuldig borg ik het op, misschien kwam me dat ding nog eens te pas.
Bij de villa aangekomen, reed ik achter langs, want ik wilde niet dat men vanaf de weg kon zien dat het huis een bezoeker had. De villa was geheel wit geschilderd en de tuin ervoor was keurig onderhouden. De gordijnen waren overal voor de ramen geschoven. Ik liep op de achterdeur toe en bekeek het zegel door de politie aangebracht. Het was verbroken!
Ik was op mijn hoede, het kon natuurlijk al eerder gebeurd zijn, maar evengoed net voor mij. Voorzichtig doen was niet nodig want als iemand zich in het huis bevond had hij toch mijn wagen al gehoord. Met een ruk trok ik de deur open en sprong terzijde. Toen er niets gebeurde sprong ik naar binnen en keek vliegensvlug in het rond. Ik bevond mij in de hal en behalve een paraplubak en een levensgrote plant, waarvan de bladeren tot de zoldering reikten, was het vertrek leeg. Voorzichtig liep ik op een deur tegenover mij toe en gaf er een trap tegen. Eén blik was voldoende om te zien dat de gordijnen tegen de wand aan de andere kant van de kamer zachtjes bewogen en een kleine lichtspleet veroorzaakten. Als een blok liet ik me in elkaar zakken, maar m’n reactie was niet snel genoeg om een brandende pijn in m’n borst te voorkomen. Ik probeerde m’n revolver te pakken, die uit mijn vingers was gegleden maar slaagde daar niet in. Elk ogenblik verwachtte ik het genadeschot te zullen horen, toen kwam het, maar niet ik, maar m’n tegenstander uitte een kreet van pijn. Het was vlakbij me en weer zag ik niemand!! Er klonken snelle voetstappen, de gordijnen weken vaneen en er was geluid van brekend glas. Toen zonk ik weg in een inktzwarte duisternis
(wordt vervolgd)
ADAM EN EVA
Heel in het begin der aard toen was Heer Adam nog alleen hij luierde alle dagen wed dikker naar het scheen toen adam dan te slapen lag te snurken in het gras kwam onze lieve heer tot hem of ’t afgesproken was hij nam een rib uit adam’s borst zo is het heus gegaan dat dat ding nu z’n vrouwtje werd kwamen ze later pas mee aan toen adam later wakker werd stond eva naast hem klaar dat wat naast hem stond z’n vrouwtje was werd hij later pas gewaar |
och adam toch, heer adam toch
wat leefde je toen slecht je leefde voor je zelf alleen er kwam niets van terecht op zekere dat was ‘t mooi geweest liep eva van je weg …….. je kreeg wel spijt, maar veel te laat en kroop toen achter een heg je zocht en zocht toen overal tot je haar gevonden had je vond haar eenzaam en alleen naakt in een heel groot bad heer adam toch, och adam toch dat je in haar appel beet vergeet de hele wereld niet en brengt nu nog veel leed. |
1e aflevering Een “REAL WESTERN” special
(film en auteursrechten voor U vertelt door HARI.
Voorbehouden)
DE AVONTUREN VAN MOLDET SHOOTMIS
IN
E L P A S O
Zaterdagavond 13 juli 1852. El Paso lag vredig verscholen tussen de Mexicaanse heuvels, zo te zien een oase van rust en netheid. Niet overal was dat echter zo. Daar had je de saloon van Blue Bill (vrij vertaald Blauwe Bil) waar de grootste oplichters en gangsters uit het gehele Zuiden en Westen bijeen kwamen. Ook vanavond was dit het geval. Het was echter drukker dan anders, omdat er een belangrijke gast verwacht werd, één wiens faam van Chicago tot hier verbreid was, n.l. Moldet Shootmiss de hoofdpersoon van dit verhaal. Het wachten was op hem, de Superman van de Far West. Wat Abe Lenstra is voor de voetballiefhebbers, was Moldet voor de, ook toentertijd al zorgbarende, teeners, trens en al wat daar weer boven lag. Moldet was een fenomeen, zowel met de revolver, als in het aardappelen jassen. Door het eerste had hij zich de bewondering en afgunst van de mannen, door het tweede de hartstochtelijke liefde van de vrouwen op de hals gehaald. Om nu te zeggen dat Moldet een schoonheid was, nee, zou ik niet durven beweren, hij had een stekelige bod rood haar, een enigszins scheef gezicht, dat onopvallend genoemd zou kunnen worden, als er niet een schoonheidspukkel tussen neus en mond geplaatst was. De neus alleen was ook al merkwaardig, want die had de vorm als de gevouwen blauwdrukken van een wolkenkrabber. Wat zijn figuur betreft, dat kwam aardig overeen met dat van een drachtige merrie, zijn buik immers was kogelrond en van achteren bezien miste hij alleen maar de staart van voornoemd rijdier. Het geheel werd compleet gemaakt door een paar lange, magere, kromme stelten, krom door het vele rijden op zijn mustang HABAKUK.
Maar laten we terugkeren naar de bewuste zaterdagavond. De drank vloeide rijkelijk in het lokaal van Blue Bill en het geschreeuw van de gangsters was niet van de lucht. Vooral één van hen, One Eyed Mops genaamd, roerde zijn mond geducht. Hij was zeer bedreven in het spoelen van glazen en daarom een vriend van Blue Bill. Moldet en Mops hadden elkaar al eens ontmoet in de kerk van Creektown (Virginia), en daar uit was een gemeenschappelijke haat ontstaan, want Mops had geweigerd Moldet uit zijn psalmboek mee te laten zingen, zodat Shootmiss zich had moeten beperken tot het binnensmonds mee dreunen van de melodie. Logischerwijs was dit bij hem niet in goede aarde gevallen, zodat hij na afloop van de preek Mops de keuze had gegeven tussen een duel met de revolvers of een wedstrijd aardappelen jassen met dodelijke afloop, maar Mops had dit handig omzeild door Moldet een wedstrijd glazen spoelen voor te stellen, zodat beiden nu wachtten op een gelegenheid elkaar de loef af te steken.
Plotseling dreunde een zware stem door het lokaal: “Tien uur”! Opeens verstomden de stemmen want nu was het grote moment aangebroken. En jawel hoor, in de verte hoorde men reeds de stem van Moldet Shootmiss die zijn mustang tot grotere speed aanvuurde. “Vooruit, Habakuk, denk aan je voorvaderen, nee, eerst de linkerpoot en dan de rechter, stommeling niet allebei tegelijk, schiet op aartsluiaard, zoon van een profeet”! Gehinnik weerklonk en de slepende stap van een paard, dat al meer dan 20 dienstjaren achter de rug had. “Ho, ho Habakuk, we zijn er, stop nu maar, juist, braaf beest, even liggen dan kan ik van je schonkige rug af klimmen. Merci, dadelijk een liter jenever”. Het was doodstil in het lokaal toen Moldet met een harde trap de twee klapdeurtjes van de saloon open schopte, doodstil bleef staan en met een vragende blik de aanwezige monsterde. Daar kwam Blue Bill reeds achter de tapkast vandaan, een dirigeerstok in de rechter- en een stemvork in de linker hand. Hij sloeg de stemvork tegen een fles gin, nam de toon over, telde één, twee, drie en eerst aarzelend maar allengs harder en krachtiger klonk toen uit de monden van alle aanwezigen dit ontroerende welkomstlied: (wijze: hoor wie klopt daar kinderen) hoor wie klopt daar gangsters, hoor wie tikt daar gangsters hoor wie tikt daar zachtkens tegen ’t raam.
Het is Moldet zeker, met zijn mustang zeker zie hem daar nu als een Arie staan.
Oh Mollydet, oh Mollydet, kom nu toch aan de tapkast staan en laat ons tezamen de whiskey naar binnen slaan!
“O K boys, let’s drink……….”
(wordt vervolgt)
(film en auteursrechten voor U vertelt door HARI.
Voorbehouden)
DE AVONTUREN VAN MOLDET SHOOTMIS
IN
E L P A S O
Zaterdagavond 13 juli 1852. El Paso lag vredig verscholen tussen de Mexicaanse heuvels, zo te zien een oase van rust en netheid. Niet overal was dat echter zo. Daar had je de saloon van Blue Bill (vrij vertaald Blauwe Bil) waar de grootste oplichters en gangsters uit het gehele Zuiden en Westen bijeen kwamen. Ook vanavond was dit het geval. Het was echter drukker dan anders, omdat er een belangrijke gast verwacht werd, één wiens faam van Chicago tot hier verbreid was, n.l. Moldet Shootmiss de hoofdpersoon van dit verhaal. Het wachten was op hem, de Superman van de Far West. Wat Abe Lenstra is voor de voetballiefhebbers, was Moldet voor de, ook toentertijd al zorgbarende, teeners, trens en al wat daar weer boven lag. Moldet was een fenomeen, zowel met de revolver, als in het aardappelen jassen. Door het eerste had hij zich de bewondering en afgunst van de mannen, door het tweede de hartstochtelijke liefde van de vrouwen op de hals gehaald. Om nu te zeggen dat Moldet een schoonheid was, nee, zou ik niet durven beweren, hij had een stekelige bod rood haar, een enigszins scheef gezicht, dat onopvallend genoemd zou kunnen worden, als er niet een schoonheidspukkel tussen neus en mond geplaatst was. De neus alleen was ook al merkwaardig, want die had de vorm als de gevouwen blauwdrukken van een wolkenkrabber. Wat zijn figuur betreft, dat kwam aardig overeen met dat van een drachtige merrie, zijn buik immers was kogelrond en van achteren bezien miste hij alleen maar de staart van voornoemd rijdier. Het geheel werd compleet gemaakt door een paar lange, magere, kromme stelten, krom door het vele rijden op zijn mustang HABAKUK.
Maar laten we terugkeren naar de bewuste zaterdagavond. De drank vloeide rijkelijk in het lokaal van Blue Bill en het geschreeuw van de gangsters was niet van de lucht. Vooral één van hen, One Eyed Mops genaamd, roerde zijn mond geducht. Hij was zeer bedreven in het spoelen van glazen en daarom een vriend van Blue Bill. Moldet en Mops hadden elkaar al eens ontmoet in de kerk van Creektown (Virginia), en daar uit was een gemeenschappelijke haat ontstaan, want Mops had geweigerd Moldet uit zijn psalmboek mee te laten zingen, zodat Shootmiss zich had moeten beperken tot het binnensmonds mee dreunen van de melodie. Logischerwijs was dit bij hem niet in goede aarde gevallen, zodat hij na afloop van de preek Mops de keuze had gegeven tussen een duel met de revolvers of een wedstrijd aardappelen jassen met dodelijke afloop, maar Mops had dit handig omzeild door Moldet een wedstrijd glazen spoelen voor te stellen, zodat beiden nu wachtten op een gelegenheid elkaar de loef af te steken.
Plotseling dreunde een zware stem door het lokaal: “Tien uur”! Opeens verstomden de stemmen want nu was het grote moment aangebroken. En jawel hoor, in de verte hoorde men reeds de stem van Moldet Shootmiss die zijn mustang tot grotere speed aanvuurde. “Vooruit, Habakuk, denk aan je voorvaderen, nee, eerst de linkerpoot en dan de rechter, stommeling niet allebei tegelijk, schiet op aartsluiaard, zoon van een profeet”! Gehinnik weerklonk en de slepende stap van een paard, dat al meer dan 20 dienstjaren achter de rug had. “Ho, ho Habakuk, we zijn er, stop nu maar, juist, braaf beest, even liggen dan kan ik van je schonkige rug af klimmen. Merci, dadelijk een liter jenever”. Het was doodstil in het lokaal toen Moldet met een harde trap de twee klapdeurtjes van de saloon open schopte, doodstil bleef staan en met een vragende blik de aanwezige monsterde. Daar kwam Blue Bill reeds achter de tapkast vandaan, een dirigeerstok in de rechter- en een stemvork in de linker hand. Hij sloeg de stemvork tegen een fles gin, nam de toon over, telde één, twee, drie en eerst aarzelend maar allengs harder en krachtiger klonk toen uit de monden van alle aanwezigen dit ontroerende welkomstlied: (wijze: hoor wie klopt daar kinderen) hoor wie klopt daar gangsters, hoor wie tikt daar gangsters hoor wie tikt daar zachtkens tegen ’t raam.
Het is Moldet zeker, met zijn mustang zeker zie hem daar nu als een Arie staan.
Oh Mollydet, oh Mollydet, kom nu toch aan de tapkast staan en laat ons tezamen de whiskey naar binnen slaan!
“O K boys, let’s drink……….”
(wordt vervolgt)
Een bezoek aan V & D ………..
Dit is een waar gebeurde story, doch de plaats van handeling is uiteraard fictief.
Op een donderdagavond, één van de dagen dat V & D ook des avonds voor het publiek geopend is, bevonden zich drie rasinbrekers op het buiten dit warenhuis gelegen terrein. De plannen waren om ongezien een grote slag te leveren, doch afwachten was de boodschap, aangezien er warenhuisdetektives, groot, breed en drie man sterk, op het terrein aanwezig waren.
Onder het genot van een potje bier en de luwte van de bomen rond V & D zaten de Heren Inbrekers te wachten op het tijdstip dat de detectives aftrap zouden blazen, hetgeen na eindeloos wachten dan toch gebeurde. Vanuit onze “rusthoek” konden we het gehele gebouw overzien waarbij we natuurlijk speciaal de hoofdingang, voorzien van draaideuren en AIRCO, in de gaten hielden. Daar kwamen de handhavers van de “wet” reeds netjes in de pas aanlopen. Eerst de voorhoede bestaand uit twee man, waarna een derde volgde om te kijken of er geen beruchte personen waren achtergebleven. De twee eersten hadden een jongeman tussen zich in, ook een inbreker, gemakkelijk te herkennen aan zijn onopvallend opvallend uniform. De handboeien waren hem voor alle zekerheid aangedaan. De jeep, een oud gammel geval, waarschijnlijk uit een legerdump, werd voorgereden, de heren namen plaats en ………… het terrein lag voor ons open.
Toch werd nog maar een half uurtje gewacht, maar dat hadden we in onze opleiding tot vervelends toe voorgeschoteld gekregen. Ten langen leste besloten we om dan maar naar binnen te gaan. Eén voor één betraden we de ingang waar we alras staande werden gehouden door een portier, die ons naar onze papieren vroeg om te controleren of we wel de juiste leeftijd hadden, aangezien we anders niet zonder geleide naar binnen mochten.
Wat ons direkt al opviel was de prachtig uitgestalde koopwaar, die uitzonderlijk laag geprijsd was en er gewoon om scheen te roepen om ze in bezit te nemen. Wat ook nog even tussen neus en lippen door vermeld dient te worden is de oogverblindende schoonheid van de verkoopstertjes. We kwamen tot de slotsom dat we maar even naar de cantine moesten gaan om een verfrissing tot ons te nemen. Wie schertst echter onze verbazing toen we bemerkten dat er ook daar druk verkocht werd, sommige artikelen gingen voor een appel en een ei van de hand. We hadden eerst nog een discussie wat we nu wel precies zouden nuttigen, maar die was al gauw opgelost toen er één van de verkoopstertjes bij ons kwam zitten (mijn vriend kende haar nog van een vorig bezoek), die wel trek had in een flesje rum met de bijbehorende coca cola. Waarschijnlijk zat m’n vriend nogal op hete kolen want nog geen vijf minuten later volgde hij het meisje naar haar afdeling om iets moois uit te zoeken.
Enfin, we moesten maar een rondje maken. Toen we zo een klein halfuurtje hadden rondgekuierd en onze keus al uit die mooie spullen hadden gemaakt, liepen we een andere afdeling binnen waar we tot onze grote schrik vier detectives zagen lopen. We hadden geluk want we konden ze al op grote afstand herkennen door de sombere grijze pakken die ze dragen en de markante bolhoed die ze ophebben wanneer ze dienst doen. Zodoende konden we net wegduiken achter een toonbank. Inderdaad, ik moest toegeven dat het slimme lui waren om eerst weg te gaan en na een uurtje alsnog terug te komen. We namen het zekere maar voor het onzekere en besloten om ons operatieterrein maar te verlaten. Bij de ingang aangekomen kregen we de schrik van ons leven toen daar een detective op zijn gemak een strootje stond te roken, iedereen die in – en uitging hield hij in de gaten. Het schijnt dat ons gezicht een getrouwe weerspiegeling is van ons beroep want hij had ons meteen door. Als de bliksem zijn we teruggehold en hebben ons maar tussen de mensen verstopt. We hadden pech, want de anderen werden gewaarschuwd en dus toog de hele krijgsmacht achter ons aan. We hielden krijgsraad en besloten naar het eind van de afdeling te gaan, daar waar het nogal tamelijk donker was en we dus de minste kans liepen om gezien te worden. Mijn vriend was doodsbenauwd voor deze detectives omdat hij er al eens kennis mee gemaakt had. Hij werd door de rechter veroordeelt tot 14 dagen gevangenisstraf en daarvan moest hij een week lang elke dag een paar uur voor straf werken, als ik me goed herinner in de retirade. Enfin, of ze het ruiken konden weet ik niet, maar ze kwamen gelijk naar die kant waar wij ons verstopt hadden. Bijna brak er paniek bij ons uit, wat moesten we doen? We wilden geen risico nemen door te wachten tot ze langs ons heen komen gelopen maar trokken ons steeds meer terug totdat we met de rug tegen de muur stonden.
Steeds dichterbij kwamen ze, tot ze op een gegeven moment nog maar op een steenworp afstand van ons waren. Eén van ons kon het niet langer meer uithouden nam een sprong en dook pardoes het raam uit. We moesten toen wel volgen, dus wij ook door het raam naar buiten. Ze hadden ons gezien, want met een harde schreeuw kwamen ze naar ons en sommeerden te stoppen. Ja, dat kan je denken! We holden gelijk maar een goed eind de tuin in en verstopten ons daar, om te wachten tot ze verdwenen waren. Het leek er inderdaad veel op dat ze ons hadden opgegeven, want ze liepen weer weg. We beraadslaagden even om een kwartiertje te wachten en dan alsnog, wanneer de kust weer veilig was, naar binnen te gaan en nog iets te gappen. Stel je voor, anders zouden we de hele reis voor niets gemaakt hebben. En om met lege handen terug te komen, nee, dat stond ons niets aan. Plotseling, met veel gekraak van takken en met nog meer herrie, kwamen ze buiten het gebouw de tuin in. Ja hoor, de heren gaven het niet op en kwamen ons weer zoeken. We besloten om ons te verspreiden en ieder een andere kant op te gaan. Dat klopte echter niet helemaal want ging alleen en de andere twee tezamen. Ik waarschuwde ze nog om zich aan het: “ieder voor zich” te houden maar daaraan geven ze geen gehoor. Of de “speurneuzen” het nu op mij gemunt hadden weet ik nog steeds niet, in ieder geval kwamen ze met zijn allen achter mij aan. Ik was alleen, zoals gezeid, dus dat leek me wel iets makkelijke dan met z’n tweeën vooral omdat we nogal lichte opvallende kleding droegen. Daarom werd het me ook wel enigszins moeilijk gemaakt om me te verstoppen, want dan zouden ze me toch zien en daar voelde ik bitter weinig voor. Ik sloop dus heel voorzichtig rond het gebouw naar de andere kant, maar toch schijn ik ergens een fout gemaakt te hebben want ze zaten me dichter op de hielen dan ik vermoedde. Ik vertikte het om tevoorschijn te komen, wat me herhaaldelijk gesommeerd werd. Ten einde raad ging ik maar een openstaand raam binnen, binnen was het al donker. Al spoedig kwam ik tot de ontdekking dat ik weer in de cantine was. Op de tast ging ik verder en eindelijk had ik een deurknop te pakken, net op tijd want één van de detectives kwam ook door het raam naar binnen. Ik rukte de deur open, sprong naar buiten en werd bijna verblind door het felle licht wat overal nog scheen. Achteraf was ik blij dat ik een sprong maakte want er zat een heer voor de deur een dutje te doen, waarschijnlijk moe van de gedane inkopen. Met een run vloog ik een andere afdeling in om me te verstoppen voordat de detectives naar buiten kwamen. Ondertussen had zich een enthousiaste menigte gevormd die het drama wilden volgen waar ik bij betrokken was. Ze waren me wel sympatiek want ze staken nog geen vinger uit om de speurders te helpen. Jawel hoor, de deur vloog open en met een formidabele duik vloog mijn ijverige achtervolger over de slapende man heen op de stoep voor de cantine. Zijn bolhoed rolde een eind verder. Hij nam zijn hoed op en liep mijn kant op, dus had hij me waarschijnlijk toch wel gezien. Mijn blik viel op de hoofdingang, wat een geluk, daar stond niemand! Ik heb nog nooit zo hard gelopen, in een minimum van tijd was ik bij de poort en even later erbuiten. Er stonden een stel taxi’s waarvan de chauffeurs me aanspoorden om er vlug in te duiken want de detectives kwamen er al weer aan. Ik had jammer genoeg geen tijd meer om bij de taxi’s te komen dus dook ik onder hun jeep! Ja hoor, daar kwamen ze al aan, zoeken met grote zaklampen enz. Ondanks dat ik in een benarde positie zat moest ik toch wel even lachen. Er werd besloten dat één man in de jeep zou kruipen en de rest het warenhuis nog eens zou doorzoeken. Ze stonden zo dicht om me heen dat ik hun gesprek gemakkelijk kon volgen. Het duurde ruim drie kwartier voordat ze weer terugkwamen. Gingen ze toen nog maar weg, nee hoor, eerst in de jeep nog even een strootje roken. Ik luisterde goed en hoorde ze over mij praten. Ze vonden het jammer dat ze me niet gevonden hadden. Eén van die lui zei nog dat hij toch zijn “Petje” voor me afnam omdat ik ondanks alles toch ontsnapt was. Helaas, hij kreeg op zijn duvel van de oudste van het stel, die het ondermijnen van het gezag noemde of zoiets dergelijks, maar die termen snap ik gelukkig niet. Nu was de vraag hoe ik er onder moest komen, liever gezegd hoe ik eronder weg moest komen. Opeens sloeg de motor van de jeep aan, de chauffeur schakelde en met een hels lawaai reed het ding weg. Daar lag ik dus languit in het zand zonder dekking. Ik zat hem te knijpen als een oude dief dat ze niet achterom zouden kijken toen ik een schop tegen m’n derriere kreeg van zo’n taxichauffeur die vertelde dat ze weg waren. Ze vonden het waarschijnlijk nog leuk ook want van een van die lui kreeg ik een potje bier aangeboden dat hij achter uit de wagen haalde. Na dat ik me afgeklopt had ben ik de andere gaan zoeken die nog steeds in de tuin, of in het bos je kon er ieder geval gemakkelijk verdwalen, zaten. Ze waren er nog, heerlijk op hun gemak tussen de struiken en keken alsof er niets gebeurd was. Enfin, we zijn toen maar naar huis gegaan, de aardigheid was er voor óns af.
T O E L
Dit is een waar gebeurde story, doch de plaats van handeling is uiteraard fictief.
Op een donderdagavond, één van de dagen dat V & D ook des avonds voor het publiek geopend is, bevonden zich drie rasinbrekers op het buiten dit warenhuis gelegen terrein. De plannen waren om ongezien een grote slag te leveren, doch afwachten was de boodschap, aangezien er warenhuisdetektives, groot, breed en drie man sterk, op het terrein aanwezig waren.
Onder het genot van een potje bier en de luwte van de bomen rond V & D zaten de Heren Inbrekers te wachten op het tijdstip dat de detectives aftrap zouden blazen, hetgeen na eindeloos wachten dan toch gebeurde. Vanuit onze “rusthoek” konden we het gehele gebouw overzien waarbij we natuurlijk speciaal de hoofdingang, voorzien van draaideuren en AIRCO, in de gaten hielden. Daar kwamen de handhavers van de “wet” reeds netjes in de pas aanlopen. Eerst de voorhoede bestaand uit twee man, waarna een derde volgde om te kijken of er geen beruchte personen waren achtergebleven. De twee eersten hadden een jongeman tussen zich in, ook een inbreker, gemakkelijk te herkennen aan zijn onopvallend opvallend uniform. De handboeien waren hem voor alle zekerheid aangedaan. De jeep, een oud gammel geval, waarschijnlijk uit een legerdump, werd voorgereden, de heren namen plaats en ………… het terrein lag voor ons open.
Toch werd nog maar een half uurtje gewacht, maar dat hadden we in onze opleiding tot vervelends toe voorgeschoteld gekregen. Ten langen leste besloten we om dan maar naar binnen te gaan. Eén voor één betraden we de ingang waar we alras staande werden gehouden door een portier, die ons naar onze papieren vroeg om te controleren of we wel de juiste leeftijd hadden, aangezien we anders niet zonder geleide naar binnen mochten.
Wat ons direkt al opviel was de prachtig uitgestalde koopwaar, die uitzonderlijk laag geprijsd was en er gewoon om scheen te roepen om ze in bezit te nemen. Wat ook nog even tussen neus en lippen door vermeld dient te worden is de oogverblindende schoonheid van de verkoopstertjes. We kwamen tot de slotsom dat we maar even naar de cantine moesten gaan om een verfrissing tot ons te nemen. Wie schertst echter onze verbazing toen we bemerkten dat er ook daar druk verkocht werd, sommige artikelen gingen voor een appel en een ei van de hand. We hadden eerst nog een discussie wat we nu wel precies zouden nuttigen, maar die was al gauw opgelost toen er één van de verkoopstertjes bij ons kwam zitten (mijn vriend kende haar nog van een vorig bezoek), die wel trek had in een flesje rum met de bijbehorende coca cola. Waarschijnlijk zat m’n vriend nogal op hete kolen want nog geen vijf minuten later volgde hij het meisje naar haar afdeling om iets moois uit te zoeken.
Enfin, we moesten maar een rondje maken. Toen we zo een klein halfuurtje hadden rondgekuierd en onze keus al uit die mooie spullen hadden gemaakt, liepen we een andere afdeling binnen waar we tot onze grote schrik vier detectives zagen lopen. We hadden geluk want we konden ze al op grote afstand herkennen door de sombere grijze pakken die ze dragen en de markante bolhoed die ze ophebben wanneer ze dienst doen. Zodoende konden we net wegduiken achter een toonbank. Inderdaad, ik moest toegeven dat het slimme lui waren om eerst weg te gaan en na een uurtje alsnog terug te komen. We namen het zekere maar voor het onzekere en besloten om ons operatieterrein maar te verlaten. Bij de ingang aangekomen kregen we de schrik van ons leven toen daar een detective op zijn gemak een strootje stond te roken, iedereen die in – en uitging hield hij in de gaten. Het schijnt dat ons gezicht een getrouwe weerspiegeling is van ons beroep want hij had ons meteen door. Als de bliksem zijn we teruggehold en hebben ons maar tussen de mensen verstopt. We hadden pech, want de anderen werden gewaarschuwd en dus toog de hele krijgsmacht achter ons aan. We hielden krijgsraad en besloten naar het eind van de afdeling te gaan, daar waar het nogal tamelijk donker was en we dus de minste kans liepen om gezien te worden. Mijn vriend was doodsbenauwd voor deze detectives omdat hij er al eens kennis mee gemaakt had. Hij werd door de rechter veroordeelt tot 14 dagen gevangenisstraf en daarvan moest hij een week lang elke dag een paar uur voor straf werken, als ik me goed herinner in de retirade. Enfin, of ze het ruiken konden weet ik niet, maar ze kwamen gelijk naar die kant waar wij ons verstopt hadden. Bijna brak er paniek bij ons uit, wat moesten we doen? We wilden geen risico nemen door te wachten tot ze langs ons heen komen gelopen maar trokken ons steeds meer terug totdat we met de rug tegen de muur stonden.
Steeds dichterbij kwamen ze, tot ze op een gegeven moment nog maar op een steenworp afstand van ons waren. Eén van ons kon het niet langer meer uithouden nam een sprong en dook pardoes het raam uit. We moesten toen wel volgen, dus wij ook door het raam naar buiten. Ze hadden ons gezien, want met een harde schreeuw kwamen ze naar ons en sommeerden te stoppen. Ja, dat kan je denken! We holden gelijk maar een goed eind de tuin in en verstopten ons daar, om te wachten tot ze verdwenen waren. Het leek er inderdaad veel op dat ze ons hadden opgegeven, want ze liepen weer weg. We beraadslaagden even om een kwartiertje te wachten en dan alsnog, wanneer de kust weer veilig was, naar binnen te gaan en nog iets te gappen. Stel je voor, anders zouden we de hele reis voor niets gemaakt hebben. En om met lege handen terug te komen, nee, dat stond ons niets aan. Plotseling, met veel gekraak van takken en met nog meer herrie, kwamen ze buiten het gebouw de tuin in. Ja hoor, de heren gaven het niet op en kwamen ons weer zoeken. We besloten om ons te verspreiden en ieder een andere kant op te gaan. Dat klopte echter niet helemaal want ging alleen en de andere twee tezamen. Ik waarschuwde ze nog om zich aan het: “ieder voor zich” te houden maar daaraan geven ze geen gehoor. Of de “speurneuzen” het nu op mij gemunt hadden weet ik nog steeds niet, in ieder geval kwamen ze met zijn allen achter mij aan. Ik was alleen, zoals gezeid, dus dat leek me wel iets makkelijke dan met z’n tweeën vooral omdat we nogal lichte opvallende kleding droegen. Daarom werd het me ook wel enigszins moeilijk gemaakt om me te verstoppen, want dan zouden ze me toch zien en daar voelde ik bitter weinig voor. Ik sloop dus heel voorzichtig rond het gebouw naar de andere kant, maar toch schijn ik ergens een fout gemaakt te hebben want ze zaten me dichter op de hielen dan ik vermoedde. Ik vertikte het om tevoorschijn te komen, wat me herhaaldelijk gesommeerd werd. Ten einde raad ging ik maar een openstaand raam binnen, binnen was het al donker. Al spoedig kwam ik tot de ontdekking dat ik weer in de cantine was. Op de tast ging ik verder en eindelijk had ik een deurknop te pakken, net op tijd want één van de detectives kwam ook door het raam naar binnen. Ik rukte de deur open, sprong naar buiten en werd bijna verblind door het felle licht wat overal nog scheen. Achteraf was ik blij dat ik een sprong maakte want er zat een heer voor de deur een dutje te doen, waarschijnlijk moe van de gedane inkopen. Met een run vloog ik een andere afdeling in om me te verstoppen voordat de detectives naar buiten kwamen. Ondertussen had zich een enthousiaste menigte gevormd die het drama wilden volgen waar ik bij betrokken was. Ze waren me wel sympatiek want ze staken nog geen vinger uit om de speurders te helpen. Jawel hoor, de deur vloog open en met een formidabele duik vloog mijn ijverige achtervolger over de slapende man heen op de stoep voor de cantine. Zijn bolhoed rolde een eind verder. Hij nam zijn hoed op en liep mijn kant op, dus had hij me waarschijnlijk toch wel gezien. Mijn blik viel op de hoofdingang, wat een geluk, daar stond niemand! Ik heb nog nooit zo hard gelopen, in een minimum van tijd was ik bij de poort en even later erbuiten. Er stonden een stel taxi’s waarvan de chauffeurs me aanspoorden om er vlug in te duiken want de detectives kwamen er al weer aan. Ik had jammer genoeg geen tijd meer om bij de taxi’s te komen dus dook ik onder hun jeep! Ja hoor, daar kwamen ze al aan, zoeken met grote zaklampen enz. Ondanks dat ik in een benarde positie zat moest ik toch wel even lachen. Er werd besloten dat één man in de jeep zou kruipen en de rest het warenhuis nog eens zou doorzoeken. Ze stonden zo dicht om me heen dat ik hun gesprek gemakkelijk kon volgen. Het duurde ruim drie kwartier voordat ze weer terugkwamen. Gingen ze toen nog maar weg, nee hoor, eerst in de jeep nog even een strootje roken. Ik luisterde goed en hoorde ze over mij praten. Ze vonden het jammer dat ze me niet gevonden hadden. Eén van die lui zei nog dat hij toch zijn “Petje” voor me afnam omdat ik ondanks alles toch ontsnapt was. Helaas, hij kreeg op zijn duvel van de oudste van het stel, die het ondermijnen van het gezag noemde of zoiets dergelijks, maar die termen snap ik gelukkig niet. Nu was de vraag hoe ik er onder moest komen, liever gezegd hoe ik eronder weg moest komen. Opeens sloeg de motor van de jeep aan, de chauffeur schakelde en met een hels lawaai reed het ding weg. Daar lag ik dus languit in het zand zonder dekking. Ik zat hem te knijpen als een oude dief dat ze niet achterom zouden kijken toen ik een schop tegen m’n derriere kreeg van zo’n taxichauffeur die vertelde dat ze weg waren. Ze vonden het waarschijnlijk nog leuk ook want van een van die lui kreeg ik een potje bier aangeboden dat hij achter uit de wagen haalde. Na dat ik me afgeklopt had ben ik de andere gaan zoeken die nog steeds in de tuin, of in het bos je kon er ieder geval gemakkelijk verdwalen, zaten. Ze waren er nog, heerlijk op hun gemak tussen de struiken en keken alsof er niets gebeurd was. Enfin, we zijn toen maar naar huis gegaan, de aardigheid was er voor óns af.
T O E L
Van de redactie.
PERSONALIA.
Tot onze grote spijt moeten wij onze lezers meedelen dat door overvloedige werkzaamheden en de vele tijd, benodigd voor het laten uitkomen van deze scheepskrant, TLG 1 B. Gringhuis zich genoodzaakt zag uit de redaktie van de “Duboribbian” te treden.
Met hem verliezen wij een gewaardeerde en ijverige medewerker.
Niettemin, zal, met inzet van al onze krachten, de “Duboribbian” normaal iedere maandag uitkomen, mits ook U bereid bent hieraan mede te werken.
Van dit laatste zijn we echt overtuigd, gezien de stapels copy, die ons iedere week bereiken. Veel verwachten we echter van die personen, die door overvloedig “griepen” op een scheepskrant die in het teken van de sport staat, schijnbaar te kennen willen geven daar zelf iets aan te willen veranderen.
Misschien zullen wij ons door de toekomstige activiteit van voornoemde personen genoodzaakt zien een tweede stencilmachine aan te schaffen!
PERSONALIA.
Tot onze grote spijt moeten wij onze lezers meedelen dat door overvloedige werkzaamheden en de vele tijd, benodigd voor het laten uitkomen van deze scheepskrant, TLG 1 B. Gringhuis zich genoodzaakt zag uit de redaktie van de “Duboribbian” te treden.
Met hem verliezen wij een gewaardeerde en ijverige medewerker.
Niettemin, zal, met inzet van al onze krachten, de “Duboribbian” normaal iedere maandag uitkomen, mits ook U bereid bent hieraan mede te werken.
Van dit laatste zijn we echt overtuigd, gezien de stapels copy, die ons iedere week bereiken. Veel verwachten we echter van die personen, die door overvloedig “griepen” op een scheepskrant die in het teken van de sport staat, schijnbaar te kennen willen geven daar zelf iets aan te willen veranderen.
Misschien zullen wij ons door de toekomstige activiteit van voornoemde personen genoodzaakt zien een tweede stencilmachine aan te schaffen!
“ZE TIKTE OP MIJN RAAMPJE ……….”
Het regende dat het goot, maar dan denk ik altijd: “Ik zit tenminste droog”, want ik ben net zo’n grote egoïst als U. zo reed ik in een gezapig gangetje door de stad naar mijn werk. De ruitenwissers zwiepten vlijtig en bedaard, twee doorzichtige segmentjes op mijn voorruit, alle verkeerslichten sprongen netjes op groen, wanneer ik aankwam en zo had ik alle tijd om na te denken over het onvoldoende proefwerk Frans van mijn oudste, die onbegrijpelijk cheque van negen gulden, die van de bankrekening was afgeschreven, (mijn vrouw noch ik kon bedenken aan wie wij zo’n cheque hadden gegeven) en over de moeilijke keuze van een vakantieverblijf in de nog verre zomer, mét de kinderen, die persé bij een zwembad in de buurt willen zitten en bij een bioscoop en/of een ijswinkel. Toen stond er een licht op rood, zodat ik automatisch op de rem drukte en netjes achter een taxi tot stilstand kwam. Op dat moment werd er rechts op het raampje van mijn auto geklopt. Ik zag een fietser van middelbare leeftijd, die gebogen naar binnen keek, met een verhit en kwaad gezicht. Het water droop van zijn vilthoed en lag in grote druppels op zijn vlezige neus. Hij riep iets, maar door het zoemen van de ruitenwissers en de motor kon ik niet verstaan wat hij bedoelde, met wilde gebaren beduidde hij me nu dat ik het raampje moest laten zakken, opdat hij aan zijn woede lucht kon geven, maar ik was mij echt van geen zonde bewust. Ook rukte hin=j aan de rechter portierkruk, maar het slot was geblokkeerd. Zijn machteloosheid maakte hem nog kwader; ondertussen was het licht op groen gesprongen en terstond begon achter mij het wilde getoeter, dat een Amerikaan eens een bord achter op zijn auto deed schroeven: “TOETER MAAR GERUST. HET UW MAAGZWEER - NIET DE MIJNE”! Doorrijden dus maar, maar deze wielrijder was een hardnekkige. Een heel end verder verscheen hij, toen ik weer door een rood licht werd opgehouden, opnieuw naast mijn aut, ditmaal de linkerzijde. Door de kier van de ruit riep hij mij toe: “Ken je wel, slome”! “Ik weet van de prins geen kwaad meneer”! antwoorde ik, want ik was in die doezelige euphorie, die soms op een geslaagd ontbijt wil volgen. “Slijmjurk”, riep hij nog gauw, want achter ons begon het getoeter en het gerinkel van fietsbellen weer. Zo reden we samen door het verkeer, twee door een geheim venijn verbondenen, want dat “slome” en “slijmjurk” begon nu door de rozige oppervlakkigheid van mijn ochtenddenkvermogen te benen in de diepere lagen van mijn brein, waar het terugbijten en krabben van onze verste voorouders zetelt. Zo verzon ik, terwijl ik hem in het spiegelbeeld achter mij aan zag spurten, steeds roder van kwaadheid en inspanning, allerlei vlijmende stekeligheden, die ik hem, bij de volgende ontmoeting in het gezicht zou smijten, zoals: “Is de borrel van gisteravond nog niet uitgewerkt”?, want zijn neus zweemde naar het lil van de Schiedammer club, of: “Ik spreek nooit met iemand die zich niet aan me heeft voorgesteld”!. Dat is wel niet zo, maar sommige mensen worden door die ijzige opmerking en het snobisme, waarmee zij is gelardeerd, enorm opgejuind. Ik had nog niet gekozen toen ik al bij de krant was. Ik overwoog nog even, heel hard door te rijden en hem het nakijken te geven, maar dan zou hij waarschijnlijk denken, dat ik bang voor hem was. Dat nóóit. Drie dingen wil niemand zich aangewreven horen: “je hebt geen gevoel voor humor, je hebt geen smaak, je bent zeker bang”! Ik stapte dus uit – en daar was hij. Erg groot, erg gespierd, dat moet ik wel toegeven. “Wat bedoelt U eigenlijk”?, vroeg ik uitermate beleefd. “Ken je wel, mij volspatten”! “Ik probeer altijd om plassen heen te rijden, maar soms moet je opeens uitwijken en dan ………” “Ik heb met smoesjes niets te maken, jij, jij…….” Toen zag ik opeens, dat zijn kin beefde en hoe nat hij was. Voor wat ik zei was hij onbereikbaar. Grommend, maar opgelucht reed hij weg, de kant op vanwaar wij waren gekomen, dus hij was nog omgereden ook. Maar pas in de lift begreep ik wat er allemaal aan zijn ergernis, zijn drift was voorafgegaan. De gordijnen gaan open, de regen streept troosteloos langs de lichtloze achtergevels aan de overkant van de kleine tuinen. De tram was afgestampt – dus toch maar de fiets. De kaas is op, en de thee is koud. Zijn dochter heeft de krant mee naar het atelier genomen en zijn vrouw blijft in bed, want ze heeft weer pijn in haar rug. Of hij maar zelf zijn brood voor 12 uur wil maken. Q, een gewone dag in november,- maar zo’n slijmjurk je dan nog tot je nek toe met modder bekladdert……… Wij in onze auto’s zijn op onze tijd allemaal slijmjurken. Maar toch is het wel jammer dat de mooiste antwoorden je dan pas te binnen schieten als de ander allang weer is doorgereden…………
E. v. S.
Het regende dat het goot, maar dan denk ik altijd: “Ik zit tenminste droog”, want ik ben net zo’n grote egoïst als U. zo reed ik in een gezapig gangetje door de stad naar mijn werk. De ruitenwissers zwiepten vlijtig en bedaard, twee doorzichtige segmentjes op mijn voorruit, alle verkeerslichten sprongen netjes op groen, wanneer ik aankwam en zo had ik alle tijd om na te denken over het onvoldoende proefwerk Frans van mijn oudste, die onbegrijpelijk cheque van negen gulden, die van de bankrekening was afgeschreven, (mijn vrouw noch ik kon bedenken aan wie wij zo’n cheque hadden gegeven) en over de moeilijke keuze van een vakantieverblijf in de nog verre zomer, mét de kinderen, die persé bij een zwembad in de buurt willen zitten en bij een bioscoop en/of een ijswinkel. Toen stond er een licht op rood, zodat ik automatisch op de rem drukte en netjes achter een taxi tot stilstand kwam. Op dat moment werd er rechts op het raampje van mijn auto geklopt. Ik zag een fietser van middelbare leeftijd, die gebogen naar binnen keek, met een verhit en kwaad gezicht. Het water droop van zijn vilthoed en lag in grote druppels op zijn vlezige neus. Hij riep iets, maar door het zoemen van de ruitenwissers en de motor kon ik niet verstaan wat hij bedoelde, met wilde gebaren beduidde hij me nu dat ik het raampje moest laten zakken, opdat hij aan zijn woede lucht kon geven, maar ik was mij echt van geen zonde bewust. Ook rukte hin=j aan de rechter portierkruk, maar het slot was geblokkeerd. Zijn machteloosheid maakte hem nog kwader; ondertussen was het licht op groen gesprongen en terstond begon achter mij het wilde getoeter, dat een Amerikaan eens een bord achter op zijn auto deed schroeven: “TOETER MAAR GERUST. HET UW MAAGZWEER - NIET DE MIJNE”! Doorrijden dus maar, maar deze wielrijder was een hardnekkige. Een heel end verder verscheen hij, toen ik weer door een rood licht werd opgehouden, opnieuw naast mijn aut, ditmaal de linkerzijde. Door de kier van de ruit riep hij mij toe: “Ken je wel, slome”! “Ik weet van de prins geen kwaad meneer”! antwoorde ik, want ik was in die doezelige euphorie, die soms op een geslaagd ontbijt wil volgen. “Slijmjurk”, riep hij nog gauw, want achter ons begon het getoeter en het gerinkel van fietsbellen weer. Zo reden we samen door het verkeer, twee door een geheim venijn verbondenen, want dat “slome” en “slijmjurk” begon nu door de rozige oppervlakkigheid van mijn ochtenddenkvermogen te benen in de diepere lagen van mijn brein, waar het terugbijten en krabben van onze verste voorouders zetelt. Zo verzon ik, terwijl ik hem in het spiegelbeeld achter mij aan zag spurten, steeds roder van kwaadheid en inspanning, allerlei vlijmende stekeligheden, die ik hem, bij de volgende ontmoeting in het gezicht zou smijten, zoals: “Is de borrel van gisteravond nog niet uitgewerkt”?, want zijn neus zweemde naar het lil van de Schiedammer club, of: “Ik spreek nooit met iemand die zich niet aan me heeft voorgesteld”!. Dat is wel niet zo, maar sommige mensen worden door die ijzige opmerking en het snobisme, waarmee zij is gelardeerd, enorm opgejuind. Ik had nog niet gekozen toen ik al bij de krant was. Ik overwoog nog even, heel hard door te rijden en hem het nakijken te geven, maar dan zou hij waarschijnlijk denken, dat ik bang voor hem was. Dat nóóit. Drie dingen wil niemand zich aangewreven horen: “je hebt geen gevoel voor humor, je hebt geen smaak, je bent zeker bang”! Ik stapte dus uit – en daar was hij. Erg groot, erg gespierd, dat moet ik wel toegeven. “Wat bedoelt U eigenlijk”?, vroeg ik uitermate beleefd. “Ken je wel, mij volspatten”! “Ik probeer altijd om plassen heen te rijden, maar soms moet je opeens uitwijken en dan ………” “Ik heb met smoesjes niets te maken, jij, jij…….” Toen zag ik opeens, dat zijn kin beefde en hoe nat hij was. Voor wat ik zei was hij onbereikbaar. Grommend, maar opgelucht reed hij weg, de kant op vanwaar wij waren gekomen, dus hij was nog omgereden ook. Maar pas in de lift begreep ik wat er allemaal aan zijn ergernis, zijn drift was voorafgegaan. De gordijnen gaan open, de regen streept troosteloos langs de lichtloze achtergevels aan de overkant van de kleine tuinen. De tram was afgestampt – dus toch maar de fiets. De kaas is op, en de thee is koud. Zijn dochter heeft de krant mee naar het atelier genomen en zijn vrouw blijft in bed, want ze heeft weer pijn in haar rug. Of hij maar zelf zijn brood voor 12 uur wil maken. Q, een gewone dag in november,- maar zo’n slijmjurk je dan nog tot je nek toe met modder bekladdert……… Wij in onze auto’s zijn op onze tijd allemaal slijmjurken. Maar toch is het wel jammer dat de mooiste antwoorden je dan pas te binnen schieten als de ander allang weer is doorgereden…………
E. v. S.
Limmericks :
Er was eens een fakir in Bagdad Er was eens een juffrouw in Staphorst
die bovennatuurlijke kracht had die, als het donker was, niet van de trap dorst
driekwart van zijn bed dan riep ze: “Oh nee
daarop sliep hij wel niet ‘k ga niet naar benee
maar wie zag dat? Want er loopt steeds een geest
Die met pap morst”!
Toen Joost van de Vondel
Eens voer in zijn gondel
Verloor hij zijn tondel
Oh, wat zondel.
Er was eens een fakir in Bagdad Er was eens een juffrouw in Staphorst
die bovennatuurlijke kracht had die, als het donker was, niet van de trap dorst
driekwart van zijn bed dan riep ze: “Oh nee
daarop sliep hij wel niet ‘k ga niet naar benee
maar wie zag dat? Want er loopt steeds een geest
Die met pap morst”!
Toen Joost van de Vondel
Eens voer in zijn gondel
Verloor hij zijn tondel
Oh, wat zondel.
Een dramatische dorpsgeschiedenis
Door ………………Shakespeare!
Door Drims duinachtige dreven drentelde dartel Dominee Derkens deugdzame dochtertje Doortje.
Dit dametje deed dolgraag deugdzame daden.
Dagelijks drenkte Doortje de dorstige dieren.
Dertig donzige duifjes doorkliefden Drims dreven, doch de dartele dreumes Dirk – des dagloners Dorus Donker – dreigde driest deze donzige diertjes.
Dit deerde de dieren beschermende Doortje.
De dartelende deern deed daarom de drommelse dierenkweller door een deftige diender des dorps dooreenschudden, doch den doortrapte deugniet doorscheurde den donkerblauwen duffel des dienders.
Dolzinnig doorboorde de degen des driftigen diender den doodsbleke deugniet. De dorpsdiender duizelde, doorziende de deerniswaardige, doldriftige daad.
De dorpsschout dagvaarde dadelijk den doenwaardige doodslager, doch de diender deserteerde door de diligence, die Drims dorpsweg doorsneed.
Dochter der dominee Derksen doorleefde dientengevolgde droevige dagen.
Doortje doorkruiste daarna dagelijks dromerig de dennewouden, de dartelheid dervende, daar Dirk Donkers Doortje drukte.
Dinsdag de derde december doorsloop de droeve dood de deur des dominee Derksen, diens deugdzame dochter Doortje dodende.
Dat doet de deur dicht!!!!
Door ………………Shakespeare!
Door Drims duinachtige dreven drentelde dartel Dominee Derkens deugdzame dochtertje Doortje.
Dit dametje deed dolgraag deugdzame daden.
Dagelijks drenkte Doortje de dorstige dieren.
Dertig donzige duifjes doorkliefden Drims dreven, doch de dartele dreumes Dirk – des dagloners Dorus Donker – dreigde driest deze donzige diertjes.
Dit deerde de dieren beschermende Doortje.
De dartelende deern deed daarom de drommelse dierenkweller door een deftige diender des dorps dooreenschudden, doch den doortrapte deugniet doorscheurde den donkerblauwen duffel des dienders.
Dolzinnig doorboorde de degen des driftigen diender den doodsbleke deugniet. De dorpsdiender duizelde, doorziende de deerniswaardige, doldriftige daad.
De dorpsschout dagvaarde dadelijk den doenwaardige doodslager, doch de diender deserteerde door de diligence, die Drims dorpsweg doorsneed.
Dochter der dominee Derksen doorleefde dientengevolgde droevige dagen.
Doortje doorkruiste daarna dagelijks dromerig de dennewouden, de dartelheid dervende, daar Dirk Donkers Doortje drukte.
Dinsdag de derde december doorsloop de droeve dood de deur des dominee Derksen, diens deugdzame dochter Doortje dodende.
Dat doet de deur dicht!!!!
K O L D A R I A
Het kneuterboertje.
“Het is haast niet te geloven”, zei een boer in een gehucht in het hoge noorden tot zijn vrienden, maar toch is het waar van A tot Z”.
“Als je dan in Amsterdam op het station aankomt wodt je opgewacht door een meneer, die je meeneemt naar een piekfijn restaurant, waar je heerlijk eet en drinkt en wat je geen cent kost. Dan gaat hij met je naar een theater en als dat afgelopen is, ga je weer naar een deftig café om iets lekkers te eten en te drinken. Alles, zonder dat het je ook maar een cént kost. In een zalig hotel slaap je voor niets, en het mooiste is dat er ’s ochtends ook nog een tientje voor je op het nachtkastje ligt”!
De vrienden schudden ongelovig en wantrouwig de hoofden. “En heb je dat allemaal zelf meegemaakt”?, vroeg een van hen.
“Ik zelf niet, maar m’n dochter ……..”
Jong geluk ………
Twee vrienden met vakantie in Parijs zoeken daar een voor heren bestemd en door heren gezocht en gedreven nachtetablissement. Ze krijgen nogal veel blijken van belangstelling, zowel van andere bezoekers, als van het personeel. Zorgvuldig vermijden ze echter hierop te reageren. Als dit een poosje zo geduurd heeft, stuurt de gerant een kellner naar hun toe, die op hun tafeltje een kaartje deponeert met de volgende tekst: - U gedrag geeft ons aanleiding te veronderstellen dat U per vergissing in deze gelegenheid terecht bent gekomen. Wij verzoeken U daarom deze zaak te verlaten, zodra U Uw consumptie hebt gebruikt.-
De oudste van de twee vrienden schrijft iets op de achterkant van dit kaartje, waarop hij het aan de kellner teruggeeft. Nadat hij, de gérant en de barman de mededeling hebben gelezen, verandert hun houding als bij toverslag. Zij glimlachen vriendelijk, geven knipoogjes en drinken de twee vrienden toe.
-“Ik begrijp er geen steek van”, zegt de jongste, “wat heb je toch in hemelsnaam op het kaartje geschreven”?
-“Een paar woorden maar”, antwoordt de oudste, “We zijn op onze huwelijksreis”!!!!
Prestatie.
Mevrouw Breed had een drieling gekregen en reed er trots mee door de buurt. Kennissen en buren kwamen kijken bij de grote kinderwagen waarin de drie meisjes naast elkaar lagen. “Hoe bestaat het, zeldzaam”, zei mevrouw Smal bewonderend.
“Dat is het” antwoorde mevrouw Breed, “de dokters zeggen dat zoiets maar ééns op de 300.000 keer voorkomt”! “Enorm”, hernam mevrouw Smal, “Mens ik begrijp echt niet hoe je nog tijd voor je huishouden kunt vinden!!
Voorlichting.
Vader tot zijn veertienjarige zoon:
-m’n jongen, het wordt tijd dat we samen eens over het seksuele vraagstuk gaan praten.
-da’s goed vader, wat wilt U ervan weten?!!
Het kneuterboertje.
“Het is haast niet te geloven”, zei een boer in een gehucht in het hoge noorden tot zijn vrienden, maar toch is het waar van A tot Z”.
“Als je dan in Amsterdam op het station aankomt wodt je opgewacht door een meneer, die je meeneemt naar een piekfijn restaurant, waar je heerlijk eet en drinkt en wat je geen cent kost. Dan gaat hij met je naar een theater en als dat afgelopen is, ga je weer naar een deftig café om iets lekkers te eten en te drinken. Alles, zonder dat het je ook maar een cént kost. In een zalig hotel slaap je voor niets, en het mooiste is dat er ’s ochtends ook nog een tientje voor je op het nachtkastje ligt”!
De vrienden schudden ongelovig en wantrouwig de hoofden. “En heb je dat allemaal zelf meegemaakt”?, vroeg een van hen.
“Ik zelf niet, maar m’n dochter ……..”
Jong geluk ………
Twee vrienden met vakantie in Parijs zoeken daar een voor heren bestemd en door heren gezocht en gedreven nachtetablissement. Ze krijgen nogal veel blijken van belangstelling, zowel van andere bezoekers, als van het personeel. Zorgvuldig vermijden ze echter hierop te reageren. Als dit een poosje zo geduurd heeft, stuurt de gerant een kellner naar hun toe, die op hun tafeltje een kaartje deponeert met de volgende tekst: - U gedrag geeft ons aanleiding te veronderstellen dat U per vergissing in deze gelegenheid terecht bent gekomen. Wij verzoeken U daarom deze zaak te verlaten, zodra U Uw consumptie hebt gebruikt.-
De oudste van de twee vrienden schrijft iets op de achterkant van dit kaartje, waarop hij het aan de kellner teruggeeft. Nadat hij, de gérant en de barman de mededeling hebben gelezen, verandert hun houding als bij toverslag. Zij glimlachen vriendelijk, geven knipoogjes en drinken de twee vrienden toe.
-“Ik begrijp er geen steek van”, zegt de jongste, “wat heb je toch in hemelsnaam op het kaartje geschreven”?
-“Een paar woorden maar”, antwoordt de oudste, “We zijn op onze huwelijksreis”!!!!
Prestatie.
Mevrouw Breed had een drieling gekregen en reed er trots mee door de buurt. Kennissen en buren kwamen kijken bij de grote kinderwagen waarin de drie meisjes naast elkaar lagen. “Hoe bestaat het, zeldzaam”, zei mevrouw Smal bewonderend.
“Dat is het” antwoorde mevrouw Breed, “de dokters zeggen dat zoiets maar ééns op de 300.000 keer voorkomt”! “Enorm”, hernam mevrouw Smal, “Mens ik begrijp echt niet hoe je nog tijd voor je huishouden kunt vinden!!
Voorlichting.
Vader tot zijn veertienjarige zoon:
-m’n jongen, het wordt tijd dat we samen eens over het seksuele vraagstuk gaan praten.
-da’s goed vader, wat wilt U ervan weten?!!