MAANDAG 9 SEPTEMBER 1963 1STJAARGANGNO.11
Deze scheepskrant wordt uitgegeven onder verantwoording van: Berts, R.H. Geleynse, J.A. Gringhuis, A. en Pleysier, H. De copy dient iedere donderdag ten 12.00uur in het bezit te zijn van de redactie. Het honorarium bedraagt NA fl. 1,- per gepubliceerde bladzijde. Plaatsing van ingezonden copy betekent niet dat de redactie de zelfde mening is toegedaan als de inzender. De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden copy niet te publiceren. De abonnementsprijs bedraagt NA fl. 0,05 per maand per opvarende. Per 4 man wordt 1 krant verstrekt. Advertenties: NA fl. 1,- per regel. |
MEVROUW RIJDT…………
“Ziezo liefje, fijn, dat ik nou even achterover kan zakken. Het is heerlijk als je allebei kunt rijden en dat je elkaar op de lange trajecten kunt aflossen. Je hebt van die mensen die zeggen: je moet een vrouw nooit in het buitenland laten rijden, maar dat vind ik onzin. Een auto is een auto en de derde versnelling zit in Frankrijk op precies de zelfde plaats als in Utrecht, wat jij? Ja Rijdt maar! Wel een beetje opletten hoor, want dat type verkeer hier is toch een beetje anders als bij ons in Nederland. De mensen hebben een andere stijl van rijden, zie je – kijk, die vrachtauto haalt ineens uit naar links, bij ons zou die even wuiven met zijn pijl of met zijn arm, hoewel, het is niet direkt verplicht, fout is ’t niet – nee, dat had ik nou niet gedaan, zo meteen erachteraan! Stel je eens voor, dat hij nog net voor een tegenligger langs kan snijden, dan zit je er bovenop. Nee, ik weet wel, dat er geen tegenligger was, maar stel nu eens dat – ja allicht, LINKS overzie je de weg beter dan rechts, maar ik maak me toch sterk – zou je niet terugschakelen kindje, laat hem maar toeren maken hoor, anders overbelast je hem en we moeten nog 1200 km rijden naar Nice – oei, wat laat jij die koppeling hard opkomen, dat geeft een mep in de overbengingsorganen, altijd heel soepel op laten komen en de snelheid van de motor aanpassen aan die van de wagen. Pas op, schat, zo’n dorp, je kunt nooit weten, zie je nou wel die boerenwagen rijdt zomaar de weg op, de hufter – o nee, hij stopt, ook een wonder! Als ik langs een school rijdt druk ik voor alle zekerheid altijd maar even op de claxon; het is zo gek hier, als je toetert komt er een flic (Rotterdams voor agent) en die geeft je op je vermaak omdat je toetert, maar als je niet toetert en je krijgt een aanrijding dan vragen ze direkt waarom heeft U niet getoeterd? – Au, zachtjes, zachtjes! Nooit zo jagen over die hobbelkeien, denk toch aan de schokbrekers, de hele zaak rammelt uit elkaar, daar is geen wagen tegen bestand. Zou je niet wat meer rechts houden? Ja maar als ik niet rechts houdt dan doe ik dat omdat de weg zo bol is, maar hier – nou ja zeker, ook bol, maar toch niet zóbol, ik zou toch maar een beetje meer – hé hé zie je wegwijzers nou niet, hoe kan ik daar nou op kijken als jij ze voorbijjaagt, nou zitten we natuurlijk op de verkeerde route, kijk eens even naar het nummer, zie je nou wel, helemaal geen paaltjes met nummers meer, dat kan nooit goed zijn, zo’n grote route is altijd flink bebakend en nou zien we helemaal geen nummers meer! Kijk jij links ook eens uit, of nee kijk ook maar niet, het is toch mis. Draai maar om, of nee, rijdt maar even door tot een zijweg dan draaien we gemakkelijker – kijk uit een paaltje! Route 296, hé we zijn toch goed, dat had ik nooit gedacht, meer geluk dan wijsheid. Hier kun je nu wel wat harder rijden, lieveling, mooie rechte weg, we houden dit routenummer – och wel nee, voor zo’n helling moet je niet terugschakelen, die neemt ’t ie wel in zijn vaart. Ja, nou moet je natuurlijk wel terugschakelen want nou is de vaart eruit en dan niet zo idioot veel gas geven, moet je die motor horen razen, zo tippelt er een lager uit (tippelaar) Pas op, niet boven op de helling passeren, o, wou je niet passeren, dan is het goed, je ziet niks aankomen voordat je het weet lig je in het ziekenhuis. Wat hoor ik toch een raar geluid voorin, zou dat komen omdat jij net zo’n schuif gas hebt gegeven, hij ruikt ook zo gek – kijk eens op de thermometer – 90? Allemensen en wel verdraaid, de handrem staat nog aangetrokken, dat je daar niet op gelet hebt! Waarom zou ik die moeten loszetten? Omdat ik zei: rijden maar? Omdat die handrem nu toevallig in het midden zit had het geen haar gescheeld of we waren in brand gevlogen – kijk nou toch voor je, er komt een gevaarlijke bocht op dat punt schat – die bocht valt gelukkig mee, ontspan je nu toch een poosje, je houdt het stuur zo krampachtig vast en ook je hoofd niet aldoor achterover houden anders krijg je pijn in je schouderbladen, je moet er echt gemakkelijk achter gaan zitten, maar wel scherp op letten natuurlijk, want de mensen rijden hier heel anders dan in Nederland, kijk nu wat je doet, dat is snijden, ook al is die andere wagen nog een eind weg, je kunt toch niet weten hoe hard die andere auto rijdt? Doe me een plezier en passeer alleen als de hele weg voor je vrij is, dat is de secuurste methode. Ik heb veel meer routine dus als ik het doe is het wat anders. Kijk uit het kon hier wel eens glad wezen, ik zou voor alle zekerheid – nee niet remmen dan ga je juist slippen, je moet – wat? Ik weer? Je hebt net 3 kilometer gereden…………. Omdat ik even waarschuw? Nou ik vind je overgevoelig hoor. Dan zal ik maar voor…………….. op de berm, op de berm, je pijl, denk toch aan je pijl………. Pffffff……… ik vind anders wel dat je er erg gauw genoeg van hebt, ik heb het 350 kilometer volgehouden en jij maar 3………”
EvS
“Ziezo liefje, fijn, dat ik nou even achterover kan zakken. Het is heerlijk als je allebei kunt rijden en dat je elkaar op de lange trajecten kunt aflossen. Je hebt van die mensen die zeggen: je moet een vrouw nooit in het buitenland laten rijden, maar dat vind ik onzin. Een auto is een auto en de derde versnelling zit in Frankrijk op precies de zelfde plaats als in Utrecht, wat jij? Ja Rijdt maar! Wel een beetje opletten hoor, want dat type verkeer hier is toch een beetje anders als bij ons in Nederland. De mensen hebben een andere stijl van rijden, zie je – kijk, die vrachtauto haalt ineens uit naar links, bij ons zou die even wuiven met zijn pijl of met zijn arm, hoewel, het is niet direkt verplicht, fout is ’t niet – nee, dat had ik nou niet gedaan, zo meteen erachteraan! Stel je eens voor, dat hij nog net voor een tegenligger langs kan snijden, dan zit je er bovenop. Nee, ik weet wel, dat er geen tegenligger was, maar stel nu eens dat – ja allicht, LINKS overzie je de weg beter dan rechts, maar ik maak me toch sterk – zou je niet terugschakelen kindje, laat hem maar toeren maken hoor, anders overbelast je hem en we moeten nog 1200 km rijden naar Nice – oei, wat laat jij die koppeling hard opkomen, dat geeft een mep in de overbengingsorganen, altijd heel soepel op laten komen en de snelheid van de motor aanpassen aan die van de wagen. Pas op, schat, zo’n dorp, je kunt nooit weten, zie je nou wel die boerenwagen rijdt zomaar de weg op, de hufter – o nee, hij stopt, ook een wonder! Als ik langs een school rijdt druk ik voor alle zekerheid altijd maar even op de claxon; het is zo gek hier, als je toetert komt er een flic (Rotterdams voor agent) en die geeft je op je vermaak omdat je toetert, maar als je niet toetert en je krijgt een aanrijding dan vragen ze direkt waarom heeft U niet getoeterd? – Au, zachtjes, zachtjes! Nooit zo jagen over die hobbelkeien, denk toch aan de schokbrekers, de hele zaak rammelt uit elkaar, daar is geen wagen tegen bestand. Zou je niet wat meer rechts houden? Ja maar als ik niet rechts houdt dan doe ik dat omdat de weg zo bol is, maar hier – nou ja zeker, ook bol, maar toch niet zóbol, ik zou toch maar een beetje meer – hé hé zie je wegwijzers nou niet, hoe kan ik daar nou op kijken als jij ze voorbijjaagt, nou zitten we natuurlijk op de verkeerde route, kijk eens even naar het nummer, zie je nou wel, helemaal geen paaltjes met nummers meer, dat kan nooit goed zijn, zo’n grote route is altijd flink bebakend en nou zien we helemaal geen nummers meer! Kijk jij links ook eens uit, of nee kijk ook maar niet, het is toch mis. Draai maar om, of nee, rijdt maar even door tot een zijweg dan draaien we gemakkelijker – kijk uit een paaltje! Route 296, hé we zijn toch goed, dat had ik nooit gedacht, meer geluk dan wijsheid. Hier kun je nu wel wat harder rijden, lieveling, mooie rechte weg, we houden dit routenummer – och wel nee, voor zo’n helling moet je niet terugschakelen, die neemt ’t ie wel in zijn vaart. Ja, nou moet je natuurlijk wel terugschakelen want nou is de vaart eruit en dan niet zo idioot veel gas geven, moet je die motor horen razen, zo tippelt er een lager uit (tippelaar) Pas op, niet boven op de helling passeren, o, wou je niet passeren, dan is het goed, je ziet niks aankomen voordat je het weet lig je in het ziekenhuis. Wat hoor ik toch een raar geluid voorin, zou dat komen omdat jij net zo’n schuif gas hebt gegeven, hij ruikt ook zo gek – kijk eens op de thermometer – 90? Allemensen en wel verdraaid, de handrem staat nog aangetrokken, dat je daar niet op gelet hebt! Waarom zou ik die moeten loszetten? Omdat ik zei: rijden maar? Omdat die handrem nu toevallig in het midden zit had het geen haar gescheeld of we waren in brand gevlogen – kijk nou toch voor je, er komt een gevaarlijke bocht op dat punt schat – die bocht valt gelukkig mee, ontspan je nu toch een poosje, je houdt het stuur zo krampachtig vast en ook je hoofd niet aldoor achterover houden anders krijg je pijn in je schouderbladen, je moet er echt gemakkelijk achter gaan zitten, maar wel scherp op letten natuurlijk, want de mensen rijden hier heel anders dan in Nederland, kijk nu wat je doet, dat is snijden, ook al is die andere wagen nog een eind weg, je kunt toch niet weten hoe hard die andere auto rijdt? Doe me een plezier en passeer alleen als de hele weg voor je vrij is, dat is de secuurste methode. Ik heb veel meer routine dus als ik het doe is het wat anders. Kijk uit het kon hier wel eens glad wezen, ik zou voor alle zekerheid – nee niet remmen dan ga je juist slippen, je moet – wat? Ik weer? Je hebt net 3 kilometer gereden…………. Omdat ik even waarschuw? Nou ik vind je overgevoelig hoor. Dan zal ik maar voor…………….. op de berm, op de berm, je pijl, denk toch aan je pijl………. Pffffff……… ik vind anders wel dat je er erg gauw genoeg van hebt, ik heb het 350 kilometer volgehouden en jij maar 3………”
EvS
Technische romantiek………..
Menig zeeman zal over enige tijd een vleugje van de romantiek der Griekse mythologie kunnen beleven wanneer hij de Japanse wateren bevaart. Was destijds het gezang der Sirenen zo onweerstaanbaar, dat slechts een figuur als Odysseus door uiterste zelfbeheersing de fatale schipbreuk op de klippen wist te ontlopen in hun moderne versie zullen zij alleen met vreedzame bedoelingen de zeelui toeroepen.
De Japanse kustwacht heeft namelijk het plan de lichten van de vuurtorens te vervangen door akoustische bakens, gevormd door krachtige luidsprekers die op een band geregistreerde positieaanduidingen en verdere belangrijke informatie “rondbazuinen” Bij mist zouden deze akoustische signalen een grotere reikwijdte hebben dan licht. De teksten voor deze banden zullen uitsluitend door vrouwen worden uitgesproken, omdat een vrouwenstem een grotere toonhoogte heeft dan de mannenstem, hetgeen de reikwijdte bevorderd.
Menig zeeman zal over enige tijd een vleugje van de romantiek der Griekse mythologie kunnen beleven wanneer hij de Japanse wateren bevaart. Was destijds het gezang der Sirenen zo onweerstaanbaar, dat slechts een figuur als Odysseus door uiterste zelfbeheersing de fatale schipbreuk op de klippen wist te ontlopen in hun moderne versie zullen zij alleen met vreedzame bedoelingen de zeelui toeroepen.
De Japanse kustwacht heeft namelijk het plan de lichten van de vuurtorens te vervangen door akoustische bakens, gevormd door krachtige luidsprekers die op een band geregistreerde positieaanduidingen en verdere belangrijke informatie “rondbazuinen” Bij mist zouden deze akoustische signalen een grotere reikwijdte hebben dan licht. De teksten voor deze banden zullen uitsluitend door vrouwen worden uitgesproken, omdat een vrouwenstem een grotere toonhoogte heeft dan de mannenstem, hetgeen de reikwijdte bevorderd.
Een “OSCAR” voor Philips.
Tegelijk met de uitreikeng van de “Oscar’s is door de Academie voor Fotokunsten en Wetenschappen te Hollywood aan Philips een “Academy Award” toegekend in de groep “Wetenschap en Techniek” n.l. voor belangrijk wetenschappelijk en technisch werk, verricht t.b.v. de ontwikkeling en de fabricage van een projector voor het Todd-OA film systeem. |
Iets voor onze teenagers…….
Het Eindhovens teenageridool Anneke Grünloh heeft voor de vierde maal een “Gouden plaat” verdiend. Na “Brandend Zand”, “Paradiso” en “Soerabaja” heeft ze voor de tweede keer met “Soerabaja” een gouden schijf in de wacht gesleept. |
TERREUR OVER ROTTERDAM
Deel 1
Door INJO
Ik had besloten het er die dag mijn gemak van te nemen en zet dan ook als een rentenier met neus boven op de haard in een luie stoel mijn krant te lezen. Buiten woede een naar mijn gevoel klein orkaantje en de regen striemde tegen de ramen van mijn woning. Mijn aandacht werd getrokken door een klein berichtje in de krant:
VANMORGEN OVERLEDEN: PROFESSOR H. REUMER
Vanmorgen vroeg ontdekte de politie het lijk van prof. H. Reumer.
Oorzaak werd vastgesteld op hartverlamming. De geleerde hield zich
de laatste weken bezig met een z.g. dodelijke straal, die door hem ontdekt werd.
Ik strekte mijn hand uit naar de fles wiskey en schonk mezelf een borrel in; juist toen ik de zoveelste sigaret wilde opsteken, rinkelde de telefoon en met een diepe zucht hees ik me uit mijn stoel.
“John Thomas”
“Ja , John, Kitty hier, zeg, kun je op kantoor komen, er is een vrouw, die je wil spreken. Haar man is dood”.
“Dat gebeurt wel meer, lieverd”.
“Maar dat er echtgenoten vermoord worden, gebeurt niet zoveel”.
“Dacht ik het niet, ik begon net warm te worden”.
“Ach, arme jongen, kom maar gauw, ze is nogal overstuur”.
Aarzelend verwijderde ik me van mijn warmtebron, trok een jas aan en zette mijn hoed op en ging op weg. De regen striemde in mijn gezicht, toen ik over straat liep, ik huiverde en trok mijn kraag wat hoger op. Met een formidabele duik schoot ik mijn wagen in en reed naar het centrum van de stad met een snelheid, zo hoog als het verkeer van Rotterdam toeliet. Precies 20 minuten later stapte ik mijn kantoor aan de Weena binnen, waar Kitty me haar allerliefste glimlach schonk en zei: “Ik heb haar op je kantoor gelaten”.
Ik opende de deur en bleef als verstijft staan. op het eerste gezicht zou men denken dat de vrouw in de stoel voor mijn bureau zat, sliep, maar de rare stand waarmee haar hoofd opzij hing, verried dat er iets anders was met Mevr. Reumers: ze was dood. In haar rug tussen haar schouderbladen stak een dolk met een ivoren heft en zilveren lemmet.
Snel liep ik terug naar Kitty en vroeg haar: “Heb je nog iemand anders in mijn kantoor gelaten behalve mevr. Reumer?
Aan de vragende blik in haar ogen zag ik dat mijn vraag overbodig was geweest. “Bel inspecteur Bos voor me op, wil je”? Haar vingers vormden het nummer en even later zei ze: “Ja Henk, met Kitty, hier is John voor je”. ik nam de telefoon van haar over en zei! “Henk, hield je niet met dat geval van professor Reumer bezig? Nu, ik heb iets interessants voor je, zijn vrouw zit op mijn kantoor. Ze wilde me spreken, maar voor ze daar de kans voor had, zat er een dolk in haar rug”. Kun je komen met een paar mannetjes”?
Even was het stil, toen klonk het aan de andere kant van de lijn: “O.K. binnen 5 minuten zijn we bij je”.
Ik legde de hoorn op de haak en wilde Kitty net wat vragen, toen we het allebei gelijk hoorden: vanuit mijn kantoor klonk een zacht geruis alsof er een raam open geschoven werd. Ik greep met mijn hand onder mijn colbertje en voelde het koude staal van mijn automatische revolver. Ik spande mijnspieren en rende het kantoor in. Het raam stond open en vlug keek ik het vertrek door. Er was niets te zien en toch miste ik iets. Plotseling zag ik het: de dolk was verdwenen. Voorzichtig ging ik op het raam toe en keek naar buiten; naast dit raam liep een brandtrap die van het dak naar de begane grond leidde. Vlug keek ik naar beneden, maar de straat lag stil en verlaten, hij moest het dak op gegaan zijn. Ik klom naar boven en stak langzaam mijn hoofd boven de rand uit, maar met een ruk trok ik ze weer omlaag, want de kogels vlogen me opeens om de oren. Ik pakte de rand van het dak en zette mijn voeten zo hoog mogelijk op de ladder. Met een hevige ruk trok ik me aan mijnarmen op en belande met een prachtige zweefduik op het dak. Een schrijnende pijn trok door mijn handen en knieën, toen ze over het ruwe asfalt van het dak schuurden. Maar ik had geen tijd om daaraan te denken, want de kogels kwamen gevaarlijk dicht in mijn buurt. Ik sprong op en rende naar de dichtstbijzijnde schoorsteen om dekking te zoeken. Voorzichtig verkende ik het terrein: de trap waarover ik gekomen was, was de enigste, die tot het dak reikte, dus als ik hem in een hoek dreef, kon hij me niet ontgaan. Ik loste een schot en rende zigzaggend naar de volgende schoorsteen. Het lukte want langzaam maar zeker dreef ik hem naar de rand van het dak. Ik rustte even uit en viel me op dat er de laatste ogenblikken geen schot gelost was van de tegenparty: zou ik hem geraakt hebben of zou zijn munitie opzijn? Terwijl deze vragen mij nog kwelden, besloot ik een kans te wagen. Met mijn revolver in mijn rechterhand stormde ik naar de plaats waar ik hem het laatst had gezien, maar er klonk geen schot. Op de plaats aangekomen keek ik vlug rond, maar er was niemand te zien. Ik dacht dat ik gek werd, want ik wist zeker dat hij van deze plaats niet had kunnen ontkomen. Plotseling klonk er een schot vanuit een heel andere richting dan ik verwachtte, namelijk vanaf de plaats waar ik net zelf had gezeten. Ik zag de vuurstraal van de revolver, maar ik zag niet de persoon die de revolver bediende. De kogel sloeg de stukken cement uit de schoorsteen op twee centimeter van mijn hoofd af. Toen klonk er een stem over het dak: “Probeer ons niet tegen te houden, Mr. Thomas, daar zijn wij te machtig voor”.
(wordt vervolgd)
Deel 1
Door INJO
Ik had besloten het er die dag mijn gemak van te nemen en zet dan ook als een rentenier met neus boven op de haard in een luie stoel mijn krant te lezen. Buiten woede een naar mijn gevoel klein orkaantje en de regen striemde tegen de ramen van mijn woning. Mijn aandacht werd getrokken door een klein berichtje in de krant:
VANMORGEN OVERLEDEN: PROFESSOR H. REUMER
Vanmorgen vroeg ontdekte de politie het lijk van prof. H. Reumer.
Oorzaak werd vastgesteld op hartverlamming. De geleerde hield zich
de laatste weken bezig met een z.g. dodelijke straal, die door hem ontdekt werd.
Ik strekte mijn hand uit naar de fles wiskey en schonk mezelf een borrel in; juist toen ik de zoveelste sigaret wilde opsteken, rinkelde de telefoon en met een diepe zucht hees ik me uit mijn stoel.
“John Thomas”
“Ja , John, Kitty hier, zeg, kun je op kantoor komen, er is een vrouw, die je wil spreken. Haar man is dood”.
“Dat gebeurt wel meer, lieverd”.
“Maar dat er echtgenoten vermoord worden, gebeurt niet zoveel”.
“Dacht ik het niet, ik begon net warm te worden”.
“Ach, arme jongen, kom maar gauw, ze is nogal overstuur”.
Aarzelend verwijderde ik me van mijn warmtebron, trok een jas aan en zette mijn hoed op en ging op weg. De regen striemde in mijn gezicht, toen ik over straat liep, ik huiverde en trok mijn kraag wat hoger op. Met een formidabele duik schoot ik mijn wagen in en reed naar het centrum van de stad met een snelheid, zo hoog als het verkeer van Rotterdam toeliet. Precies 20 minuten later stapte ik mijn kantoor aan de Weena binnen, waar Kitty me haar allerliefste glimlach schonk en zei: “Ik heb haar op je kantoor gelaten”.
Ik opende de deur en bleef als verstijft staan. op het eerste gezicht zou men denken dat de vrouw in de stoel voor mijn bureau zat, sliep, maar de rare stand waarmee haar hoofd opzij hing, verried dat er iets anders was met Mevr. Reumers: ze was dood. In haar rug tussen haar schouderbladen stak een dolk met een ivoren heft en zilveren lemmet.
Snel liep ik terug naar Kitty en vroeg haar: “Heb je nog iemand anders in mijn kantoor gelaten behalve mevr. Reumer?
Aan de vragende blik in haar ogen zag ik dat mijn vraag overbodig was geweest. “Bel inspecteur Bos voor me op, wil je”? Haar vingers vormden het nummer en even later zei ze: “Ja Henk, met Kitty, hier is John voor je”. ik nam de telefoon van haar over en zei! “Henk, hield je niet met dat geval van professor Reumer bezig? Nu, ik heb iets interessants voor je, zijn vrouw zit op mijn kantoor. Ze wilde me spreken, maar voor ze daar de kans voor had, zat er een dolk in haar rug”. Kun je komen met een paar mannetjes”?
Even was het stil, toen klonk het aan de andere kant van de lijn: “O.K. binnen 5 minuten zijn we bij je”.
Ik legde de hoorn op de haak en wilde Kitty net wat vragen, toen we het allebei gelijk hoorden: vanuit mijn kantoor klonk een zacht geruis alsof er een raam open geschoven werd. Ik greep met mijn hand onder mijn colbertje en voelde het koude staal van mijn automatische revolver. Ik spande mijnspieren en rende het kantoor in. Het raam stond open en vlug keek ik het vertrek door. Er was niets te zien en toch miste ik iets. Plotseling zag ik het: de dolk was verdwenen. Voorzichtig ging ik op het raam toe en keek naar buiten; naast dit raam liep een brandtrap die van het dak naar de begane grond leidde. Vlug keek ik naar beneden, maar de straat lag stil en verlaten, hij moest het dak op gegaan zijn. Ik klom naar boven en stak langzaam mijn hoofd boven de rand uit, maar met een ruk trok ik ze weer omlaag, want de kogels vlogen me opeens om de oren. Ik pakte de rand van het dak en zette mijn voeten zo hoog mogelijk op de ladder. Met een hevige ruk trok ik me aan mijnarmen op en belande met een prachtige zweefduik op het dak. Een schrijnende pijn trok door mijn handen en knieën, toen ze over het ruwe asfalt van het dak schuurden. Maar ik had geen tijd om daaraan te denken, want de kogels kwamen gevaarlijk dicht in mijn buurt. Ik sprong op en rende naar de dichtstbijzijnde schoorsteen om dekking te zoeken. Voorzichtig verkende ik het terrein: de trap waarover ik gekomen was, was de enigste, die tot het dak reikte, dus als ik hem in een hoek dreef, kon hij me niet ontgaan. Ik loste een schot en rende zigzaggend naar de volgende schoorsteen. Het lukte want langzaam maar zeker dreef ik hem naar de rand van het dak. Ik rustte even uit en viel me op dat er de laatste ogenblikken geen schot gelost was van de tegenparty: zou ik hem geraakt hebben of zou zijn munitie opzijn? Terwijl deze vragen mij nog kwelden, besloot ik een kans te wagen. Met mijn revolver in mijn rechterhand stormde ik naar de plaats waar ik hem het laatst had gezien, maar er klonk geen schot. Op de plaats aangekomen keek ik vlug rond, maar er was niemand te zien. Ik dacht dat ik gek werd, want ik wist zeker dat hij van deze plaats niet had kunnen ontkomen. Plotseling klonk er een schot vanuit een heel andere richting dan ik verwachtte, namelijk vanaf de plaats waar ik net zelf had gezeten. Ik zag de vuurstraal van de revolver, maar ik zag niet de persoon die de revolver bediende. De kogel sloeg de stukken cement uit de schoorsteen op twee centimeter van mijn hoofd af. Toen klonk er een stem over het dak: “Probeer ons niet tegen te houden, Mr. Thomas, daar zijn wij te machtig voor”.
(wordt vervolgd)